De enige maatstaf die relevant is
‘Voor één keer scharen alle Nederlandse politici zich achter één partij. Ministers en Kamerleden bemoeien zich met de interne aangelegenheid van een bevriende natie: ze hebben vertrouwen in Bill Clinton en ze willen hem als nieuwe president van de Verenigde Staten.’
Dat is de uitslag van een rondvraag die het weekblad Elsevier onder Nederlandse politici heeft gehouden. Althans: zo staat het in de samenvattende inleiding boven het desbetreffende artikel. Uit het artikel zelf blijkt dat de zaken toch iets genuanceerder zijn.
Maar wèl blijkt het zo te zijn dat ‘alle politici die hun voorkeur kenbaar maken’ - dat is al, om te beginnen, iets anders dan ‘alle politici’, zoals in de inleiding staat - ‘kiezen voor de Democraat Clinton. Er is één uitzondering: RPF-fractievoorzitter Meindert Leerling, die Clintons liberale standpunt over abortus - de vrouw beslist - niet kan verkroppen. (Later zal blijken dat er nóg een uitzondering is.)
Hoe dit ook zij - de meeste politici die hun voorkeur kenbaar maken, zijn voor Clinton: van Ria Beckers (Groen Links) over Bolkestein (VVD) tot Schutte (GPV). Ik zal die voorkeur niet bestrijden, maar toch vind ik er iets raars aan.
Wat is namelijk het geval? Die voorkeur wordt uitgesproken op grond van overwegingen van Amerikaanse binnenlandse politiek. Kohnstamm (D66): de Verenigde Staten staan voor dezelfde zware problemen als Arkansas toen Clinton gouverneur werd. Wallage (PvdA) heeft de indruk dat Clinton echt iets aan de maatschappelijke problemen wil doen.
Maar ook bij conservatievere politici lijken Amerika's interne problemen het zwaarst te wegen. Bolkestein: ‘Bush blijkt weinig gevoel te hebben voor de interne noden van de Verenigde Staten.’ Schutte vindt dat Bush de sociale voorwaarden voor een goed gezinsleven verwaarloosd heeft. En ook Van der Vlies (SGP) zou inzake de economische politiek ‘de accenten anders leggen’ dan Bush.
Ook hier zal ik geen ruzie maken met de dames en heren. Alleen vind ik het vreemd dat geen hunner de vraag stelt: wat is beter voor de wereld, meer in het bijzonder voor Europa, en nog meer in het bijzonder voor Nederland: een overwinning van Bush of een van Clinton en daarop een antwoord geeft. Het is alsof de uitslag van de verkiezingen van 3 november Nederland helemaal niet raakt.
Ik zie daar een bewijs te meer in dat de Nederlandse politiek, ondanks alle betuigingen van het tegendeel, in wezen nog steeds niet ontgroeid is aan de neutraliteit die Nederland honderd jaar heeft gepraktizeerd. Daarmee beantwoordt zij ongetwijfeld aan een diepe behoefte van het Nederlandse volk. Nog steeds zijn wij liever toeschouwers dan medespelers op het internationale terrein.
Of zoals de historicus Colenbrander het in 1920 zei: ‘Wel placht de Nederlandse courantenlezer in zijn bladen uitvoerige correspondentiën te lezen omtrent wat er in de wereld voorviel, doch hij was eraan ontwend geraakt zich de vraag te stellen, laat staan te beantwoorden, welke invloed buitenlandse gebeurtenissen zouden kunnen hebben op lotgevallen en belangen van het eigen land.’
Welnu, de politicus van 1992 blijkt, wat dat betreft, niet veel te verschillen van de courantenlezer van 1920. Buitenlandse politiek is, als het erop aankomt, voor hem iets wat zich elders afspeelt en waar je, al dan niet met belangstelling en afwisselend goed- en afkeurend, kennis van neemt. Dat het Europese debat in Nederland nooit goed van de grond is gekomen, is aan deze houding toe te schrijven.
De toeschouwerspositie die de Nederlandse politici innemen bij het debat tussen Bush en Clinton - alsof de uitslag ervan alleen maar iets zou uitmaken voor de interne toestand in Amerika - is daar eveneens aan toe te schrijven. Dat de meesten hunner voor Clinton zijn, is niet vreemd; dat ze zich niet afvragen of Clinton ook beter voor Nederland zou zijn dan Bush, is het wèl.
In een vorig stuk heb ik betoogd dat Clinton, juist omdat Amerika's interne toestand zo beroerd is, heel wat minder aandacht zou kunnen gaan besteden aan Europa dan Bush, wiens hart sowieso veel meer uitgaat naar de buitenlandse dan naar de binnenlandse politiek. Je kunt het ook anders zeggen: de concentratie op de binnenlandse problematiek zal onder Clinton bijna zeker groter zijn dan onder Bush - ten koste van de aandacht die aan de rest van de wereld besteed kan worden.
Nu kan de stelling verdedigd worden dat, willen de Verenigde Staten nog een rol van betekenis op het wereldtoneel spelen, ze eerst orde in eigen huis - en vooral eigen economie - moeten scheppen. Akkoord, maar dàt argument heb ik geen Nederlandse politicus horen noemen ter verklaring van zijn voorkeur voor Clinton.
Er is slechts één politicus die wèl het internationale criterium hanteert bij de keuze tussen Bush en Clinton, en wiens keus, krachtens dat criterium, valt op Bush. Die politicus is - het zal menigeen verbazen - minister Pronk (die tegelijkertijd de enige minister is die bereid is een voorkeur uit te spreken).
‘Ik moet eerlijk zeggen’, aldus Pronk in Elsevier, ‘dat ik op het terrein van de buitenlandse politiek, afgezien van de Golfoorlog, een aantal keren gedacht heb: het zou, internationaal gezien, niet slecht zijn als Bush bleef. Op die ene uitzondering na heeft hij de afgelopen jaren voortdurend de juiste beslissingen genomen.
‘Zeker, ik had kritiek op zijn nieuwe wereldorde, maar dat heeft hij uiteindelijk niet gebruikt als basis voor een nieuwe Amerikaanse dominantie, waar ik bang voor was. En ik ben buitengewoon te spreken over zijn initiatieven voor het Midden-Oosten. Vanuit de internationale invalshoek ben ik voor Bush.’
Een ander zal misschien andere accenten leggen dan Pronk in zijn beoordeling van Bush' buitenlands beleid of tot een ander resultaat komen, maar daar gaat het hier niet om. Waar het om gaat, is dat Pronk als enige Nederlandse politicus de enige maatstaf hanteert die voor een niet-Amerikaan relevant is bij de beoordeling van wat er in de Verenigde Staten gaande is: wat betekent het voor de wereld en, meer in het bijzonder, voor mijn land?
Waar gaat mijn eigen voorkeur naar uit? Terwijl ik bereid ben aan te nemen dat de Verenigde Staten, in hun tegenwoordige misère, een president nodig hebben die interventionistischer is dan Bush was, geloof ik dat Europa, en ook Nederland, meer gebaat is bij een voortzetting van Bush' presidentschap. Maar veel zal het niet uitmaken, want ook Bush zal, indien herkozen, steeds meer gedwongen worden zijn energie op de toestand in eigen land te richten. Van een sterke voorkeur is dus geen sprake.
NRC Handelsblad van 27-10-1992, pagina 9