De ontdekking van Amerika
Maandagochtend vroeg gaf de BBC Worldservice het nieuws over het debat tussen Bush, Clinton en Perot pas na dat over het Chinese partijcongres, de verkiezingen in Angola en Roemenië en de toestand in Somalië. Wel een teken dat zelfs in Engeland Amerika minder belangrijk gevonden wordt.
Nu had dat debat geen nieuws in de strikte zin van het woord opgeleverd (behalve Bush' aankondiging dat hij na de verkiezingen Baker tot economische opperbaas zou benoemen), maar het was toch niet zonder belang te weten wie het er, naar het oordeel van de Amerikaanse commentatoren, het beste had afgebracht. Dat vermeldde de BBC ook wel, maar - zoals gezegd - bijna aan het eind van het nieuwsbulletin.
De Atlantische oceaan is dan ook weer breder geworden. Na het einde van de Koude Oorlog heeft Europa Amerika minder nodig en omgekeerd. Het maakt navenant minder uit wie straks president van de Verenigde Staten zal worden. Althans, dat lijkt zo. In werkelijkheid is er, ook voor Europa, nog wel enig verschil tussen Bush en Clinton.
Van de laatste kan verwacht worden dat onder hem de regering zich veel meer met de - op bijna elk gebied allerbelabberdste - binnenlandse toestand zal bemoeien en er veel meer geld aan zal uitgeven dan onder Bush is gebeurd. Dat zal noodzakelijkerwijs gaan ten koste van de aandacht die de Verenigde Staten aan de buitenwereld kunnen besteden.
Het wordt wel eens vergeten dat ook Franklin Roosevelt, toen hij in 1933 - op het hoogtepunt van de economische wereldcrisis - president werd, een veel nationalistischer beleid ging voeren dan zijn voorganger, Herbert Hoover, had gedaan. Zo liet hij dat jaar de economische en monetaire wereldconferentie te Londen mislukken. Misschien verdient Bush de zich aankondigende nederlaag wel, maar dat betekent niet per se dat Europa - of de wereld - met Clinton beter af zal zijn.
Zo zou 1992 - vijfhonderd jaar na Columbus' ontdekking van Amerika - wel eens een beslissend jaar in de Europees-Amerikaanse betrekkingen kunnen worden. Wat wordt er overigens een onzin verkocht over die ontdekking en haar gevolgen! Alsof beide Amerika's beter af zouden zijn geweest als ze niet ontdekt waren!
Het laatste is, om te beginnen, een geval dat zich niet alleen niet voorgedaan heeft, maar zich ook niet voorgedaan zou kunnen hebben. Als Columbus Amerika niet had ontdekt (Leif Eriksson is hem trouwens voorgegaan), zou iemand anders dat gedaan hebben.
Zeker, de Europese ontdekkers zijn niet zachtzinnig opgetreden tegenover de autochtone bevolking. In sommige gebieden kan rustig van genocide gesproken worden (overigens meer door epidemieën dan door massamoord). Er is geen reden dat te verbloemen.
Maar waren de autochtonen menslievender tegenover elkaar? De mensenoffers van de Azteken spreken een andere taal. Het uitmoorden van andere (soms eigen) volken is een universeel verschijnsel. Pol Pot en de etnische zuiveringen in Bosnië zijn daar slechts de laatste voorbeelden van. Geen reden tot verschoning van Columbus en zijn vele navolgers, maar ook niet om hen speciaal te brandmerken.
Wat heeft, omgekeerd, de ontdekking van Amerika Europa gebracht - behalve de aardappel, de tabak en de syfilis? Gustav Seibt, die, zoals uit eerdere artikelen bleek, zijn Huizinga goed kent, ontvouwt daarover een interessante theorie in de Frankfurter Allgemeine Zeitung van 13 oktober.
‘Het is geen toeval’, schrijft Seibt, ‘dat het ontstaan van het moderne utopische denken in de eeuw na Columbus valt. Het verlies van de vanzelfsprekendheid van de eigen wereld opende de weg voor een geest die vatbaar was voor sociale en politieke constructies, voor een bewustzijn van de veranderlijkheid en maakbaarheid van samenlevingsvormen zoals het oude Europa die nog niet gekend had.
‘Recht, geloof en traditie schenen opeens ter discussie te staan. De nieuwe wereld werd zelf een proefterrein voor het utopische denken. Men richtte kunstmatige staten op, zoals de jezuïeten in Paraguay. Men verplantte hele bevolkingen, zoals de zwarte slaven die van Afrika naar Amerika verscheept werden.’
De behoedzame Huizinga zou waarschijnlijk zijn hoofd geschud hebben over de boudheid van deze theorie, en inderdaad zou je, zo doorredenerend, zelfs Hitler en het communistische experiment als erfenis van Amerika's ontdekking kunnen construeren. Seibt zal daar zeker, en terecht, tegen protesteren, want hij zegt dat het Westerse rationalisme - waartoe Hitler in elk geval niet te rekenen valt - ontstaan is uit de confrontaties en de noodzaak tot overleving in de koloniën.
In hoeverre ook dit niet een te stoutmoedige theorie is, zullen we in het midden laten. Maar zeker is wel dat, zoals Seibt zegt, ‘er geen weg terug meer is naar de werelden die door natuur en traditie beheerst werden’ en dat voor het gesprek tussen Europeanen en niet-Europeanen er ‘geen andere taal dan die van de rede’ kan zijn.
Er is geen weg terug. Daarom kan Amerika's ontdekking niet ongedaan gemaakt worden. Is het ook daarom dat, op de vijfhonderdste verjaardag van die ontdekking, in de Verenigde Staten een miljardenproject is gelanceerd om, zo mogelijk, in contact te treden met andere levende wezens in het heelal?
Dat die er zijn, in een heelal met miljoenen melkstelsels, is niet onwaarschijnlijk, maar er is geen andere reden dan nieuwsgierigheid - de nieuwsgierigheid die ook Columbus dreef - om contact met hen te zoeken. Want als we het menselijk gedrag op onze planeet als maatstaf nemen, is er geen reden aan te nemen dat marsbewoners anders op indringers zullen reageren dan wij dat gewoonlijk doen: vijandig.
Maar zelfs uit zo'n vijandigheid kan misschien iets goeds voortkomen, namelijk wereldeenheid. Immers, zo'n eenheid heeft, zoals elke eenheid, een gemeenschappelijke tegenstander als noodzakelijke, zij het niet voldoende, voorwaarde. Die vijand kan per definitie slechts extraplanetair zijn. Maar wie weet zal ons wereldbewoners, in zo'n contact, niet het lot van de ontdekkers, maar van de ontdekten van 1492 beschoren zijn.
NRC Handelsblad van 16-10-1992, pagina 9