Intellectuele zelfhaat
‘Waarom hebben de intellectuelen zich zo vaak vergist?’ Deze vraag wordt, in een interview in het Frankfurter Allgemeine Magazin van 17 juli, gesteld aan Mario Vargas Llosa, de Peruaanse schrijver (en onfortuinlijke kandidaat in de laatste presidentsverkiezingen in zijn land).
Vargas Llosa's antwoord luidt: ‘Omdat zij de middelmatigheid verwerpen, hebben de intellectuelen zich zo vaak voor een extremistische politiek sterk gemaakt. Voor het absolute en de utopie. Maar deze voeren noodzakelijkerwijs tot de catastrofe, tot de apocalyps. De intellectuelen zijn aristocratisch gebleven: zij trokken partij tegen de democratie.
‘Maar sinds de veranderingen in het Oosten hebben vele intellectuelen in het Westen hun positie overdacht, hun eigen mythologie in twijfel getrokken en het begrip vrijheid aan een nieuwe beoordeling onderworpen, hoewel er nog steeds een heimwee te bespeuren is, die ik slechts met het verlangen naar het absolute verklaren kan. Dat werd door het marxisme en de Revolutie belichaamd.
‘Het is begrijpelijk dat de intellectuelen een zekere moeite hebben met de middelmatigheid. De democratie is immers de essentie van de middelmatigheid: men moet compromissen sluiten; zich op een consensus verenigen; de meerderheid heeft gelijk, hoewel zij zich vergissen kan. De democratie zal nooit de volmaaktheid van een kunstwerk bereiken. In de politiek is de utopie gevaarlijk, in de cultuur blijft zij een primitieve voorwaarde voor het creatieve werken.’
Het is misschien niet helemaal origineel wat Vargas Llosa daar zegt - George Steiner heeft eens gezegd: ‘In de intellectueel sluimert soms een diep verlangen naar geweld. Misschien als surrogaat voor de middelmatigheid en rust van zijn bestaan’ - maar daarom niet minder waar - al zou ik liever van vele dan van de intellectuelen hebben gesproken.
Het is daarom ook dat vele intellectuelen, hoewel zelf bourgeois, de bourgeois maatschappij zo haten. Die immers streeft naar het juiste midden - le juste milieu, die het kenmerk was van de regering van de burger-koning Louis Philippe (1830-1848), die alle heroïek en grandeur van Frankrijks vroegere heersers miste.
Maar le juste milieu is niet een uitvinding van dat tijdperk zelf, waarin een staatsman de Fransen aanried zich te verrijken (‘Enrichissez-vous!’, zou Guizot hun toegeroepen hebben), maar van een van de grote denkers van het voorafgaande tijdperk der Verlichting. Het is Diderot (1713-1784) die gezegd heeft: ‘Garder en tout le juste milieu, voilà la règle du bonheur’ (altijd het juiste midden bewaren, ziedaar het recept voor geluk).
De overeenkomst tussen Diderot en de burger-koning is minder verrassend dan zij lijkt. Immers, de ideeën van de Verlichting hebben geleid tot de Franse Revolutie, die de overwinning van de burgerstand te zien gaf. Wie tegen de bourgeoisie in opstand komt, komt dus eigenlijk tegen die revolutie in opstand.
Zijn dus de intellectuelen die rebelleren tegen de middelmatigheid van de bourgeoisie, eigenlijk antirevolutionair, ja reactionair? Een nieuwe aristocratie vormen ze, volgens Vargas Llosa, in elk geval wel. Dat dit zo is, bewijst in ons land de PvdA op bijna dramatische wijze: zij heeft zich vervreemd van haar basis, de arbeiders.
Die vervreemding is in feite nog dramatischer dan op het eerste gezicht lijkt. De arbeiders zelf zijn immers intussen verburgerlijkt in smaak en levenswijze. Met hen heeft de middelmatigheid definitief gewonnen. Dus eigenlijk zou de PvdA, de partij waartoe de meeste intellectuelen zich aangetrokken voelen, zich tegen de arbeiders moeten keren.
Dat in ons land intellectuelen zelden zo onvoorwaardelijk voor het extremisme partij getrokken hebben als bijvoorbeeld in Frankrijk of Latijns Amerika - bij ons bleef het meestal bij flirten en goedpraten - is overigens het gevolg van het typisch burgerlijke karakter van de Nederlandse cultuur en samenleving: vooral geen overdrijving en fanatisme, kortom: het juiste midden.
En zo zijn we weer bij Huizinga en zijn bekende woord uit 1935 terechtgekomen: ‘Of wij hoog of laag springen, wij Nederlanders zijn allen burgerlijk, van de notaris tot de dichter en van de baron tot de proletariër.’ Wie zich daartegen verzet, verzet zich dus tegen zichzelf. Hen geldt het woord van de Amerikaanse oud-vakbondsman Arnold Beichman: ‘Geen ergere bourgeois dan de anti-bourgeois bourgeois.’ De Amsterdamse grachtengordel is er vol van.
NRC Handelsblad van 24-07-1992, pagina 7