Niemand leert van de geschiedenis
The God that failed - zo luidt de titel van een boek dat in het begin van de jaren vijftig verscheen: een bundel opstellen waarin een aantal min of meer bekende schrijvers - onder wie Arthur Koestler, Ignazio Silone, Andre Gide en Stephen Spender - het verhaal van hun bekering tot en hun breuk met het communisme vertelden. Het communisme: de god die gefaald had.
Niemand leert ooit iets van de geschiedenis, want veertig jaar later moest een jongere generatie van Nederlandse publicisten door een zelfde soort ervaring heen, waarvan ze ook het verhaal optekenden. Het verscheen onlangs onder de titel Alles moest anders: het onvervulde verlangen van een linkse generatie (Nijgh & Van Ditmar).
Ik heb het boek nog niet gelezen, maar al uit recensies begrepen dat het een interessante bundel is. In elk geval is het de verantwoording van een dwaling waarnaar ik heb uitgekeken sinds de openbaring van de gigantische misere in Oost-Europa bewezen heeft wat de meesten onzer wel wisten: dat het marxisme-leninisme een rampzalige dwaling was.
Wat hun aandeel in die dwaling ook moge zijn geweest en wat de kwaliteit van hun verantwoording - deze vijftien Nederlandse auteurs hebben tenminste met deze afrekening een intellectuele, ja morele plicht vervuld en moeten alleen daarom al geprezen worden. Ze zijn niet, alsof er niets gebeurd was, tot de orde van de dag overgegaan.
Nu is het wachten nog op al die dominees (waarmee ik niet alleen de dienaren des goddelijken woords bedoeld) die, zonder noodzakelijkerwijs zelf communist te zijn, toch wel iets moois zagen in het ‘reeel bestaande socialisme’, vooral in het Oostduitse model.
Die moeten nu ook eens voor de draad komen. Ja, eigenlijk is dat nog meer hun plicht dan van die ex-communisten, want zij gaan rustig door met ons de les te lezen.
Intussen zijn er nog wel enkele onbekeerde communisten overgebleven, en die hebben, met hun hardnekkige trouw aan een ideaal dat rot bleek te zijn, toch iets roerends. In Vrij Nederland van 20 april wordt van een zekere Rinze Visser verteld, lid van de Vereniging van Communisten in Nederland (dat zijn degenen die niet, met de CPN, wilden opgaan in Groen Links).
Die Rinze Visser meent (en ik citeer de weergave van zijn gedachten zoals die in VN stond): ‘Het kapitalisme is bezig zich van die sociale elementen te ontdoen zonder welke het niet bestaan kan. Het graaft zijn eigen graf. Ergo: het socialisme is nooit zo nabij geweest als in deze, ogenschijnlijk verwarrende, dagen’. Zalig zijn de reinen van hart, al verwacht Visser, anders dan degenen die Christus in de Bergrede bedoelde, niet dat hij zijn god - het socialisme - bij leven nog zal zien.
Iemand anders die weigert te geloven dat de zaak van het socialisme verloren is, is een oude vriend van mij, al sinds de Russische revolutie aanhanger daarvan, niet alleen communist, maar zelfs stalinist (want met Chroesjtsjov en zijn destalinisatie was, volgens hem, de klad er al in gekomen). Onlangs stuurde hij mij de volgende geloofsverklaring: ‘De, misschien nog zo verre, toekomst is aan de een of andere equivalent van dat socialisme, omdat we van onze afkomst af daartoe verwezen zijn. Onze diersoort, die zich nu als ‘mensdom’ tracht te onderscheiden, is van het begin van haar bestaan op samenleven aangewezen, wil zij zich inderdaad uit het dierenrijk emanciperen, inderdaad de weg naar de bevrijding vinden, zich van de ketens bevrijden waarin zij zich verstrikt.
‘Met al wat op aarde leeft waren wij van den beginne gedoemd de beperkingen van de middelen van het bestaan te ervaren. Wat op aarde leeft vermenigvuldigt zich; wat de aarde voor hun onderhoud biedt is beperkt. Van den beginne heeft ook het mensdier zich schrap moeten zetten tegen schaarste en eventueel gebrek, en van den beginne af hebben we daarvoor vormen van samenwerking moeten zoeken.
‘Dat heeft de stoot gegeven tot allerlei vormen van collectivisme. Wie zich in zijn eentje probeerde te redden, deed dat in de luwte van anderer collectivisme. Zo is het nog altijd, en daarmee moeten we leven. We leven in gemeenschappen van verschillende omvang, gemeenschappen die zich in allerlei grotere verbanden hebben te schikken - altijd in gemeenschap.
‘In deze gemeenschappen, in de gemeenschap ten slotte, heeft de enkeling, het individu, met al zijn eigenmachtigheid, zijn verplichtingen, plichten. Het individu heeft welis waar ook rechten, en de gemeenschap erkent die, maar de plichten gaan, als het erop aan komt, voor.
‘De gemeenschap is een abstractie, goed. Zijzelf, de gemeenschap, is stom. Zij spreekt door de mond van het individu, dat het dan ook voor het zeggen heeft. Maar dat lijkt maar zo. De gemeenschap als geheel is altijd meer dan de som van haar onderdelen, geteld: de individuen.
‘Hoe het individu het in de gemeenschap voor het zeggen krijgt, daar proberen we op allerlei manier vorm aan te geven, en goed- of kwaadschiks werkt de gemeenschap daar zelf aan mee, aan een van de vele vormen van democratie. Maar een universele oplossing is er niet.
Het hangt allemaal af van de trap van ontwikkeling waarop de gemeenschap zich bevindt: als het erop aan komt, is het een zaak van gemeenschapszin, het besef, eigenlijk gezegd: het instinct, dat we een gemeenschap zijn.
‘Die gemeenschapszin heeft - en ook dat van den beginne af - het nog al eens tegen onze ingeboren zelfzucht afgelegd. Die zelfzucht laat zich op allerlei manieren veredelen. Zij vertoont zich in de fraaiste gedaanten, maar zolang zij niet algemeen geweken is voor de zin van ‘een voor allen, allen voor een’ van het socialisme, blijft homo homini lupus (de mens den mens een wolf) op de loer liggen.
‘Daarom mag voor mij het baken van het Communistisch Manifest nog lange jaren brandende blijven. Wat er ook in de wereld op- en ondergaan moge, een definitieve nederlaag aanvaard ik niet. Wat er ook aan vruchteloos utopisme te wijken heeft, voorshands, voor het “gezond verstand”, als heilsverwachting houde het stand, zal het zich altijd weer opnieuw laten verkondigen!’
Dat laatste geloof ik ook. De behoefte van de mens het koninkrijk der hemelen op aarde verwezenlijkt te zien is onuitputtelijk, en daarom zullen, na elke mislukte poging daartoe, steeds weer nieuwe aardse heilsverwachtingen grote delen van de mensheid in hun greep krijgen - om weer op gigantische mislukkingen en, ongetwijfeld, hecatomben uit te lopen. Niemand leert ooit iets van de geschiedenis.
NRC Handelsblad van 23-04-1991, pagina 9