eigen onkosten te schaffen (want anders was ik myn Heer den Avanturier zyn Alderoodtmoedigsten dienaar geweest) behalven, dat de byzonder heden van zyn leven, my, door het dagelyks verhaal, zoo wel, als hem zelven bekent waren, bragten my eyndelyk soo wyt, dat ik my, hoewel half gedwongen, aan het schryven gaf, volgende deselfde styl die hy in 't verhalen van het selve tegens my gebruikt hadt. Derhalven wil ik u, bescheiden Lezer te voren gezegt hebben, dan indien gy iets in myn schryven vindt, dat u war te vrypostig schynt, gy zulks hem, en niet my toewyten zult, dewyl hy, en ik niet, die geen is, die het u verhaalt, en dat ik slegts myn stomme pen daar toe geleent heb. Oordeelt gy dan, dat desen Avanturier eenigzins uw aandagt waardig is, soo gelieft u soo lang met dit eerste Deel van zyn verhaal te vermaken, tot ik u door het tweede den yver toon, die ik heb, om te zyn.
Waarde Leser,
Uw Dienstbereiden Vriend,
N.H.