Nederduytsche poemata 1616(1983)–Daniël Heinsius– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 48. Noctua ut in tumulis, super utque cadavera bubo. Ick ben een levend' lijck: nu denck ick eerst om minnen. Als ander houden op, dan gae ick eerst beginnen. De doot klopt voor de poort, Cupido woont int hert. Ick smaecke voor mijn doot die liefelicke smert. Ick ben mijn leven quijt, nu denck ick om te leven: Mijn leven dat begint alst my wilt gaen begeven. Het komt of vroech oft laet: ick vreesde voor de doot, En krijge voor mijn graf mijns alderliefsten schoot. Vorige Volgende