Geïllustreerde flora van Nederland

Handleiding voor het bepalen van de naam der in Nederland in het wild groeiende en verbouwde gewassen en van een groot aantal sierplanten

[p. 672]

Vederkruidfamilie
Halorrhagidaceeën, Halorrhagidaceae.

Waterplanten met kranswijs geplaatste, enkelvoudige of samengestelde bladeren. Bloemen één- of tweeslachtig. Kelk 2- tot 4 slippig of ontbrekend, twee of vier bloemkroonblaadjes, 4 of 8 meeldraden, 1 stamper met vierhokkig, onderstandig vruchtbeginsel. Vierdeelige splitvrucht.

Bloemen in aren, doorgaans missen de onderste bloemen de meeldraden, de middelste bloemen zijn volledig, de bovenste missen de stampers. In de middelste (tweeslachtige) bloemen rijpen de meeldraden lang vóór de stampers, zoodat zelfbestuiving onmogelijk is. Windbloeiers.

Geslacht: Vederkruid, Myriophyllum.

1

a.	De blaadjes aan 't boven water uitstekende deel van den stengel lijken in vorm op de ondergedoken bladeren, ze zijn langer dan de bloemen.	2
b.	Blaadjes aan de bloeiaar zeer kort en enkelvoudig.	3

2

a.

Bladeren in kransen van 5-8, zelden minder; in 't middeldeel van de bloeiaar zijn tweeslachtige bloemen aanwezig. In slooten en plasssen, vooral in heidestreken. Juni-Aug. ♃ Kransvederkruid, M. verticillatum

[p. 673]

b.

Bladeren in kransen van vier of vijf. Bijna geen tweeslachtige bloemen. Uit Zuid-Amerika, gekweekt als aquariumplant, in de buurt van Leiden verwilderd. Fig. vorige blz. ♃ Dicht Vederkruid, M. brasiliënse (= proserpinacoïdes)

3

a.	Bloemen alle in kransen, bloeiaar rechtop. In slooten en plassen. Mei-September. ♃ Aarvederkruid, M. spicatum
b.	De bovenste (mannelijke) bloemen niet in kransen, afwisselend, aar overhangend. In slooten en plassen. Mei-Sept. z. ♃ Teer Vederkruid, M. alterniflorum