|
behaard. Overal aangeplant langs grachten, straten en wegen, ook als hakhout in bosschen. Maart-Aril. Fig. vorige blz. Iep, U. campestris |
|
b. |
De afstand tusschen vrucht en vleugelrand is zoo lang als de vrucht zelf, de breedste helft van 't blad heeft 12-15 zijnerven, bladeren behaard. Minder algemeen aangeplant dan de vorige soort. Maart-April. Ruwe Iep, U. scabra |
|
De iepen of olmen zijn bijzonder taaie boomen, kunnen veel besnoeiing verdragen en slaan ook uit de wortels op. De bestuiving geschiedt door den wind. De vruchten zijn voor 't meerendeel loos. Het hout is zeer taai en een uitstekend timmerhout, ook voor meubelen; het spint (de buitenste houtlaag) is geelachtig wit, 't kernhout donkerbruin.
Vooral in de duinstreek komt een variëteit voor met zeer dikke kurklaag, zelfs om de jonge takken: de Kurkiep (U. campestris suberosa). Zie fig. De bladeren vertoonen vaak misvormingen, veroorzaakt door de olmenbladluizen.