Geïllustreerde flora van Nederland

Handleiding voor het bepalen van de naam der in Nederland in het wild groeiende en verbouwde gewassen en van een groot aantal sierplanten

[p. 358]

Okeernootfamilie.
Juglandaceeën, Juglandaceae.

Alleen aangeplante boomen. Bladeren oneven gevind, zonder steunblaadjes. Mannelijke bloemen in katjes, zonder kelk of bloemkroon, wel met schubben. Meeldraden 2-40. Vrouwelijke bloemen alleenstaand, of in katjes met 3- of 4- slippig bloemdek; vrucht een steenvrucht.

Geslachtentabel.

a.	Vrouwelijke katjes kort, bij onze soorten 1- tot 6-bloemig. Mannelijke katjes veelbloemig. Vrucht groot, ongevleugeld. Bladeren welriekend. Blz. 358, Noteboom
b.	Vrouwelijke katjes lang, met veel meer dan 20 bloemen. Vrucht klein, gevleugeld. Bladeren niet welriekend. Blz. 359, Vleugelnoot

Geslacht: Noteboom, Juglans.

a.	Bladeren bestaande uit 2-6 bladparen (jukken) en een eindblad. Bladrand gaaf (soms alle blaadjes diep ingesneden). Vrucht glad, groen met witte puntjes, binnenschaal (de notedop) gerimpeld, hard, het tusschenschot binnenin dun, leerachtig. Afkomstig uit Azië (Klein-Azië-Japan). Mei. Noteboom, J. regia
b.	Bladeren met minstens zes jukken (6-11), met of

[p. 359]

zonder eindblaadje. Bladrand gezaagd, blaadjes aan de onderzijde behaard. Vrucht ruw, zwart. Binnenschaal zeer hard en dik. Afkomstig uit Noord-Amerika. Mei. Zwarte Noteboom, J. nigra

Geslacht: Vleugelnoot, Pterocarya.

Bladeren met 2-13 bladparen (jukken) en een eindblaadje. Blaadjes langwerpig met fijn gezaagden rand, aan de onderzijde met sterharen in de nervenhoeken. Vrucht tot 1 cM. dik (meestal minder) met halfcirkel vormige vleugels. Knoppen dicht met bruine sterbaren bezet, zonder knopschubben. Afkomstig uit den Kaukasus en Armenië, veel aangeplant in parken en langs wegen en straten. Mei.

Caucasische Vleugelnoot, P. fraxinfolia