Moet je horen!(1952)–Piet Heil– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] De sigaar Barend Bolle Botervlieg en Meindert Miene Mug die zagen op een Zaterdag iets vreemds, dat in het water lag. Ze riepen met een schaterlach: Dat pakken we eens vlug! Zoemend zwierden zij omlaag in 't slootje langs de weg. En Barend zei: Een rammelaar. Maar Meindert zei: Dat is niet waar, ik zie het al: 't is een sigaar, let op wat ik je zeg. [pagina 56] [p. 56] 'n Zwarte zware klapsigaar. Maar daarom niet getreurd. Ze gingen zitten op een tak tot Meindert er de brand in stak. Toen rookten zij op hun gemak gezellig om de beurt. Barend Bolle Botervlieg die werd een beetje bleek. En Meindert Miene Mug zei traag: Ik voel iets draaien in mijn maag. Wat kan dat zijn? Dat is de vraag. We zijn wel wat van streek. Weet je wat ik er van vind zei Meindert Miene Mug. Het is geen kwaliteitssigaar. Ik ken dat wel, geloof me maar. Hij is gevuld met paardenhaar. We sturen hem weer terug. Blaadje van de beukeboom, een touwtje er omheen. Dat pakje stuurden ze toen aan het paard en zeiden heel voldaan: Dat hebben we weer goed gedaan! En vlogen vrolijk heen. Vorige Volgende