Moet je horen!(1952)–Piet Heil– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Oei, wat een brug! Oei, wat een brug! Oei, wat een brug! Kijkt, wat trekt die groenteman, hij heeft er rode konen van en pijn in zijn rug, pijn in zijn voeten, pijn in zijn handen, hoor hem eens hijgen; de wagen staat stil. Waar zal die dekselse wagen belanden als niemand de groenteman helpen wil? Loop aan de lijn van de lange, lange wagen, trek aan het touw op de hoge, hoge brug. Zal hij het halen? Je moet niets vragen, trek wat je kunt, anders rolt hij weer terug! Oei, wat een brug! Oei wat een brug! De wagen kan niet verder gaan, maar nu komen er kinderen aan en helpen hem vlug. [pagina 28] [p. 28] Twee aan de kanten, twee aan de touwen. Ja, ik geloof, dat hij even bewoog. Nu nog een vijfde om achter te douwen. Dan met zijn allen: daar rijdt hij omhoog. Loop aan de lijn van de lange, lange wagen, trek aan het touw op de hoge, hoge brug. Zal hij het halen? Je moet niets vragen, trek wat je kunt, anders rolt hij weer terug! Oei, wat een brug! Oei, wat een brug! Van een-twee-drie en zet je schrap en langzaam voorwaarts, stap voor stap, wat gaat het toch stug. Krak in de wielen, krak in de planken, op naar de top en er dan overheen. Fijn, zegt de koopman en wil gaan bedanken. Maar weg is het stel en geen mens weet waarheen. Vorige Volgende