toe. Die misplaatste eigendunk miskent ook de recentheid en fragiliteit van veel “verworvenheden”, die steeds opnieuw doordacht, bevochten en geïnstitueerd zullen moeten worden.’
Ik ben het er helemaal mee eens - maar. Je kunt stellen dat ons wereldbeeld na de Tweede Wereldoorlog niet gebaseerd was op ons geloof in de Verlichting, maar juist op het wantrouwen jegens de ontspoorde Verlichting. Het fascisme en het communisme hadden redelijke mensen verleid om afschuwelijke dingen te doen, in naam van een betere wereld. Het blinde geloof in de rationele maakbaarheid van mens en wereld had intellectuelen overgehaald het uitmoorden van miljoenen mensen goed te praten. Als de twintigste eeuw de westerse mens iets duidelijk had gemaakt, was het dat hij zichzelf niet kon vertrouwen. Die wetenschap maakte angstvallig, en het is die angstvalligheid die grotendeels onze blik op de wereld van na de oorlog heeft gevormd - zowel wat de idealen van een Verenigd Europa betreft, als wat betreft het geloof in een multiculturele samenleving waarin eenieder zijn eigenheid zou kunnen behouden. Het fascisme was weliswaar verslagen, maar het zou ieder moment weer de kop op kunnen steken - in ons zelf. Discriminatie en racisme waren de erfvijanden.
Het zijn naïeve idealen gebleken, en ook weer gevaarlijk ideologisch. Je kunt zeggen dat het wantrouwen tegenover het wankelmoedige ik de westerse mens te goed van vertrouwen tegenover de ander heeft gemaakt.
De neoconservatieve irritatie over de linkse kortzichtigheid die al het eigene bij voorbaat verdacht en al het vreemde bij voorbaat heilig verklaart, is dus volkomen terecht. Maar in een poging om af te rekenen met dat tergende zelfwantrouwen, dreigen de nieuwe conservatieven het kind met het badwater weg te gooien. Dat kind heet scepsis. Het is goed wanneer een samenleving zich bewust is van haar fun-