De wijze kater
(1969)–Herman Heijermans– Auteursrechtelijk beschermdBoosaardig sprookje in drie bedrijven
[pagina 77]
| |
eerste toneel
Lijfarts - Tweede lakei.
Tweede lakei
(zet keurvaas met rododendrons en gouden regen in de reeds met bloemen versierde zaal):
Ja?
Lijfarts
(bedrukt):
Dag, Pierre...
Tweede lakei:
Dag, dokter. Verkeerde been uit bed gestapt?
Lijfarts:
Is Zijne Majesteit in het kabinet, Pierre?
Tweede lakei:
Nee, dokter.
Lijfarts:
In zijn slaapvertrek?
Tweede lakei:
Nee. Gaan toeren met de Prinses en met...
(Maakt gebaar van je-begrijpt-me-wel.)
Lijfarts:
En met... Ja, ja... 't Is wel ineens botertje tot de boomGa naar voetnoot1. Maar dat 't zo twee-handen-op-één-buik en zo bliksemsnel aan zou rakenGa naar voetnoot2, had geen sterveling kunnen dromen!
Tweede lakei:
Daar hoef je geen gezicht bij te trekken, dokter, of je uit begraven moet gaan: ik gun je nieuwe collega 't beste...
(Gaat over de lijfarts zitten.)
... Ik gun hem nog duizend jaren! Vannacht heb ik geslapen als een marmot - en gisternacht als een mormeldierGa naar voetnoot3 in de winter... Niet één keer wakker gevloekt! Niet één keer met een trap in mijn lenden gewekt!... Niet in de anti-
| |
[pagina 78]
| |
chambre hoeven te porren, niet onder 't bed hoeven te kruipen... Na maanden en maanden krakeel en gedonderjaag, na ontelbare slapeloze uren: eindelijk eens ongestoord maffen... Ik ken mijn weelde niet... Ik loop voor je collega door alle vuren van de hel!
Lijfarts:
Ja, ja... Maar wij leggen het loodje... Waar is Jean?
Tweede lakei:
Zit in de norGa naar voetnoot1...
Lijfarts:
In de nor?... Gestolen?
Tweede lakei:
Moord met voorbedachten rade.
Lijfarts:
Allemachtigste! Wie?
Tweede lakei:
Twee katten en een kater.
Lijfarts:
Noem jij dat moord met voorbedachten rade?
Tweede lakei:
Ik niet. De Koning. En zijn nieuwe raadsman.
Lijfarts:
Is dat...?
Tweede lakei:
Ja. Er is gistermiddag op de landsdrukkerij een proclamatie gedrukt en vanmorgen voor dag en dauw overal aangeplakt.
Lijfarts:
En?
Tweede lakei:
Nou en!
Lijfarts:
Heb je een exemplaar hier?
Tweede lakei
(naar kabinet wijzend):
Daar.
Lijfarts:
Een proclamatie... Laat eens gauw lezen...
Tweede lakei:
Dat durf ik niet.
Lijfarts:
Waarom niet?
Tweede lakei:
Omdat hij alles ruikt.
Lijfarts:
De Koning?
Tweede lakei:
Ga nou door!... Een koning is met je permissie net als een getrouwde man. Die ruikt 't trekkebekkenGa naar voetnoot2 van anderen met zijn vrouw eerst als de hele wereld de esseteeGa naar voetnoot3 al geroken heeft... Een Koning is met zijn neus altijd een eeuw ten achter...
Lijfarts
(sussend):
Tùtùtù!... Wat zijn dat voor uitvallen?
Tweede lakei:
Ik ben een boerenjongen, goddank, en ik zeg de dingen, zoals ik ze meen... Als 'r opstand broeit, en iedereen 't gesmeulGa naar voetnoot4 in de spiezen heeftGa naar voetnoot5, snuift een | |
[pagina 79]
| |
Koning de lucht pas op, als ze hem de smurrieGa naar voetnoot1 met geweld onder zijn neus duwen... Een van ons is altijd te vroeg - een van jullie is altijd te laat...
Lijfarts:
Jij schijnt te vergeten, Pierre, dat je hoflakei bent, en dat, als Zijne Majesteit ook maar 't zoveelste van je ongepaste aardigheden hoorde, je je kameraad Jean in de nor gezelschap kon gaan houden...
Tweede lakei:
Hij moest 't juist wel horen...
Lijfarts:
Zulke dingen zegt men niet, men denkt ze alleen.
Tweede lakei:
Precies. En omdat ze hier denken en niks zeggen, is de Koning, die helemaal niet denkt en alles zegt, met zijn gedachten een half dozijn eeuwen achter. Daarom is-ie Koning.
Lijfarts:
Nou verzoek ik je die aardigheden aan anderen, die er van gediend zijn, te debiteren en mij de proclamatie te laten zien.
Tweede lakei:
Haal 't ding zelf.
Lijfarts:
Dat is erg comme-il-fautGa naar voetnoot2, Pierre.
Tweede lakei:
Ik waarschuw je, dokter, de nieuwbenoemde eerste raadsman ruikt als je met je vingers ergens aan bent geweest. Die is met zijn neus een eeuw vooruit. Die heeft 't spek en de erwten geroken achter 't behang. Die ruikt 't onderscheid tussen een gebraden haas en een gebraden kat. Die ruikt of er water in de melk is gedaan. Die ruikt luchtjes op een afstand - en een luchtjes als er hier aan 't Hof zijn...
Lijfarts:
In orde. Ik waag het erop. Een proclamatie is er om gelezen te worden.
(Keert met een groot papier uit het Kabinet terug, leest.)
Aan mijn geliefde Onderdanen! Allen, die deze zullen zien en horen, saluut...
(Mompelt verder.)
... Aldus wij in 's Lands belang besloten hebben onze beminde onderdaan Jonathan Van Felis Angorensis tot eerste Raadsman en Opperste Rechter te benoemen...
(Leest mompelend verder.)
... Karolus de Negende, Rex. Dat is geweldig... Dat betekent een nieuwe richting naar de zij van buiten- en binnenland...
Tweede lakei:
Ja, ja, 't is niet voor de poes! Pas op! | |
[pagina 80]
| |
tweede toneel
De vorigen - Kater.
Lijfarts:
Excellentie...
Kater:
Waarom frommelt U een papier in Uw zak, dokter?
Kater:
Waarde heer, er steekt een prop papier in Uw rechterzak...
Lijfarts:
Ik verzeker U...
Kater:
Verzeker niks, waarde heer, ik hoor papier in Uw rechterzak schuren, terwijl U voor me nutteloos buigingen maakt, en dat papier hebt U er pas ingestoken, omdat het geluid nog zo vers is...
Lijfarts:
Uwe Excellentie heeft de prachtigste oren, die ik nog ooit heb gezien.
Kater:
Dank U wel voor het compliment, collega! Wat hebt U weggemoffeld?
Lijfarts:
Ik las de proclamatie, en omdat ik schrok, stak ik haar door een reflexbeweging in mijn zak.
Kater:
Als U alles in Uw zak steekt, wanneer U schrikt, zal U zakken tekort komen, dokter.
Lijfarts
(quasi lachendGa naar voetnoot2):
Daar ben ik ook bang voor, Excellentie. Alsjeblief.
(Haalt de proclamatie uit zijn zak.)
Kater:
Legt U haar weer neer, waar U haar zonder permissie weggehaald heeft.
(De lijfarts doet het.)
Dank U. En onthoud, dokter, dat U er wel is om Zijne Majesteit met wetenschappelijke overtuiging een bedorven maag te bezorgen, maar niet om in zijn Kabinet rond te snuffelen...
Lijfarts:
Ik heb Zijne Majesteit nooit een bedorven maag bezorgd, daar protesteer ik tegen...
Kater:
Op de tafel en op het nachtkastje van Zijne Majesteit heb ik over de honderd flesjes, potjes, doosjes en rare pulletjesGa naar voetnoot3 geteld, genoeg om al de gekroonde hoofden van de wereld en alle dynastieën om zeep te brengen. | |
[pagina 81]
| |
Lijfarts:
Ik breng niet om zeep. Ik heb een wetenschappelijke opleiding gehad. Ik cureerGa naar voetnoot1.
Kater:
Waarmee?
Lijfarts:
Met mijn recepten.
Kater:
Zo. Was de Koning ziek?
Lijfarts:
Ernstig.
Kater:
Wat voor ziekte?
Lijfarts:
Dat heeft U toch zelf kunnen observeren, een mixtumGa naar voetnoot2 van nerveuze hypercussieGa naar voetnoot3, nerveuze asthenopieGa naar voetnoot4, nerveuze cardialgieGa naar voetnoot5, spastische obstipatieGa naar voetnoot6, cerebrale neurasthenieGa naar voetnoot7 en...
Kater:
Medisch gezwam, meneer. De Koning had ratten, magere en vette, drieste en tamme. En in plaats van die ratten uit te roeien, zoals ik 't zonder recepten heb gedaan, roeide U 't laatste restant gezondheid van de Koning uit.
Lijfarts:
Had U soms gewild, dat ik ex officioGa naar voetnoot8 de ratten...?
Kater:
Dat had ik gewild, als U 't gekund had...
Lijfarts:
Ik ben geen poes.
Kater:
Dat hoeft U mij niet te zeggen, en als U 't was, zou ieder rechtschapen kat zich voor U schamen. Een zieke kat zoekt valeriaanGa naar voetnoot9 en kattekruid, stilte en 't zonnetje.
Lijfarts:
Dat is de nieuwste natuurgeneeswijze...
Kater:
Ik zou dat met minder spot beweren, meneer, de natuur geneest alles, en als de natuur het niet doet, doen het geen honderd flesjes, potjes en doosjes.
Lijfarts:
Wij helpen de natuur...
Kater:
Jawel, in het graf.
Lijfarts:
Excellentie, wij staan op afwijkende standpunten...
Kater:
In 't hele dierenrijk doet men het zónder Uw standpunt.
Lijfarts:
Wij kunnen ons niet met het dierenrijk vergelijken!
Kater:
En het dierenrijk niet met U. | |
[pagina 82]
| |
Lijfarts:
U houdt van paradoxenGa naar voetnoot1.
Kater:
Ik houd van de waarheid.
Lijfarts:
Zou U willen, dat wij ons, met ons bevoorrecht intellect, naar het eerste het beste beest richtten...? Dat zou het toppunt zijn!
Kater:
Waarde dokter, spreek niet zo aanmatigend over het eerste het beste beest. U is wel gewend om dieren te kwellen en te mishandelen, maar van die dieren weet U niets, niets. Laat me U een raad geven, een bijzonder wetenschappelijke raad: leg de zweep over een paard, dat achteruit slaat van pijn; snij een koe de hals af en leg de kop, met bloemen in de bek, in de etalage van de slager; smijt een kreeft in kokend water; brand een hengst met witgloeiende ijzers om er een trekhengst van te maken; steek een vink de ogen uit, om hem beter te laten zingen; schiet de meeuwen uit de luchten neer, om het plezier ze te raken; bind een meikever met een poot aan een draadje en lach je een ongeluk als het dier spartelt en met een poot minder wegvliegt; pijnig, moord, vernietig, maak muziek, zoals eergisterenavond op mijn darmen.
Lijfarts:
Op Uw darmen?
Kater:
Pardon, ik bedoel op kattedarmen, darmen, die je uit de ingewanden van een lam of een kat pelt, om met tranen in je ogen naar het geklaag van de snaren te luisteren; heers over het levend en kruipend gedierte, zoals er in zeker Boek geschreven staat, maar beweer niet dat je ons, - pardon, de dieren! - kent!
Lijfarts:
Excellentie, ik sta in een en al stomme verbazing... Hoeveel ratten heeft U hier sinds eergisteravond zelf niet gedood?
Kater:
Dat moest ik doen.
Lijfarts:
Waarom?
Kater:
Omdat ik tegen de natuur zou handelen, als ik het niet deed.
Lijfarts:
En wij dan?
Kater:
Jullie mishandelen en kwellen alles, vanaf de worm aan de haak tot je medemens.
Lijfarts:
Hoezo?
Kater:
Vermoorden de mussen elkaar? | |
[pagina 83]
| |
Lijfarts:
Nee.
Kater:
Doodt één diersoort dezelfde diersoort?
Lijfarts:
Bijna nooit.
Kater:
En jullie?
Lijfarts:
Jullie - dat is U toch ook?
Kater:
Laten we zeggen, dat ik ook tot jullie behoor, ik zie niet op een woord! Jullie vermoorden elkaar, met list en overleg, jullie zijn zo blind, zo laag, zo gedegenereerd, dat je elkander met stapels van kant maakt... Er is geen dier, dat zo buiten het dierenrijk en de natuur staat als jullie... Het is bij God een schande om met jullie onder dezelfde zon te leven!
Lijfarts:
Excellentie...
Kater:
Nee, zeg maar niks meer, dokter. Ik ben wat katterig van de omgeving hier geworden en misschien geef ik U een glad verkeerde les in de onvolprezen natuurlijke historie! Tot ziens, dokter, en wees zo goed het gehouden consult als confidentieelGa naar voetnoot1 te beschouwen. Onze naasten zijn zo lichtvaardig geneigd, om van een ander te getuigen, dat hij het grootmenselijke mist, en ik stel er vóór alles prijs op mens te worden!
Lijfarts:
U vindt dus, om te resumeren, dat ik Zijne Majesteit een geringer quantumGa naar voetnoot2 geneeskundige middelen moet voorschrijven?
Kater:
Schrijf Uzelf een theelepel geweten, een paplepel nadenken en een paplepel natuur voor, collega, en als U dat twaalfmaal daags gebruikt hebt, rust dan tegen de avond wat uit op de muur van 't kerkhof. Dat is mijn methode.
Lijfarts:
Op de muur van 't kerkhof?
Kater:
Ja, daar was mijn uitverkoren zitje voor ik het tot deze hoge staatsbetrekking bracht. En op die muur heb ik veel gepiekerd over dood en leven. Neem een proef, dokter. Over het leven kan verschil van opinie bestaan, over de dood niet. En het is een prettig voorrecht, dat de wetenschap die diagnose met stelligheid kan memoreren.
Lijfarts:
In ieder geval, Excellentie... Pardon, we worden gestoord... | |
[pagina 84]
| |
derde toneel
Kater - Hofprediker.
Hofprediker:
Zou U me willen voorstellen, dokter?
Lijfarts:
Zijne Excellentie Van Angorensis, eerste raadsman van Zijne Majesteit, de hofprediker van Zijne Majesteit... En ik mag me zeker wel retireren, Excellentie, ik moet nog verschillende patiënten bezoeken...
(Af.)
Hofprediker:
Excellentie, ik heb met het meeste genoegen de jongste proclamatie van Zijne Majesteit, onze geëerbiedigde Koning, gelezen, en ik haast mij mij namens de geestelijkheid van ons land aan U te komen voorstellen. U heeft, naar men mij verzekert, het leven van Zijne Majesteit gered, en ik stel het op hoge prijs, dat het mede aan Uw wereldlijke hulp te danken is, dat Zijne Majesteit zijn gemoedsrust terug kreeg...
(Hij wacht op antwoord. De kater knikt een paar maal bedachtzaamwijs.)
Wat zegt U?...
(De kater zoekt een plek, waar de zon feller binnenplast, spint behaaglijk, knikt.)
... Wat?
Kater:
Wie is U?
Hofprediker:
Wie ik ben?... De hofprediker.
Kater:
Heeft U de Koning drieëntachtig nachten onder de dekens laten bidden?
Hofprediker:
Dat zal wel. Ik begrijp U niet goed, Excellentie.
Kater:
Waarom hebt U de Koning laten bidden?
Hofprediker
(met glimlach):
Waarom? Omdat Zijne Majesteit naar hij biechtte, door de meest gepronoceerdeGa naar voetnoot1 angstgedachten aan chronische slapeloosheid leed.
Kater:
Helpt bidden in zo'n geval, meneer de hofprediker?
Hofprediker:
Bidden helpt natuurlijk altijd.
Kater:
Altijd?
Hofprediker:
Altijd!
Kater:
Ook bij ratten?
Hofprediker:
Bij ratten?...
Kater:
Helpt bidden onder de dekens, als iemand zo dwaas is, bang te zijn voor ratten?
Hofprediker:
Uwe Excellentie schijnt te willen gekscheren. Als zieleherder heb ik alleen met de ziel te maken.
Kater:
En als ratten de ziel in het gedrang brengen? | |
[pagina 85]
| |
Hofprediker:
Dat kunnen geen ratten.
Kater:
En U overlaadde Zijne Majesteit zelf met stichtelijke iectuur, preken en schietgebedjes...
Hofprediker:
U vergist zich, Excellentie. Het was de wens van Zijne Majesteit zelf, om troost en geestelijke afleiding te zoeken...
Kater:
Voor de ratten.
Hofprediker:
Wat wilt U toch met Uw ratten?
Kater:
Drieëntachtig nachten heeft de Koning onder vier dekens, een sprei en een staatsieoverdek gezweet en gebeden, om van 't geknaag verlost te worden. U liet knagen en schonk bij elk bezoek ethischeGa naar voetnoot1 raad, vertroosting, opwekking, traktaatjesGa naar voetnoot2 en hemelse zalving. U had een poes moeten meebrengen.
Hofprediker:
Dat is niet mijn taak.
Kater:
Wat is Uw taak dan?
Hofprediker:
Ik predik. En dat weet Uwe Excellentie.
Kater:
Wat?
Hofprediker:
Ach kom!
Kater:
Dat? Wat?
Hofprediker:
Uwe Excellentie houdt blijkbaar van een kleine scherts. Maar op dit gebied scherts ik nooit... Ik predik liefde.
Kater:
Sinds wanneer?
Hofprediker:
Sinds Christus' geboorte.
Kater:
Ja, ja - ik heb dikwijls zondags op 't kozijn van de kerk zitten luisteren...
Hofprediker:
Op 't kozijn?
Kater:
Een voortreffelijke plaats. Je hoort en ziet er uitstekend. En als je voldoende gesticht bent, smeer je hem zonder de dienst te storen.
Hofprediker:
Met Uw verlof, Excellentie, U spreekt als eerste raadsman van de troon op een wel zonderlinge manier. Ik acht het uitnemend dat Zijne Majesteit de democratische opvatting huldigde, om een volkskind tot opperste dignitaris van het Rijk te benoemen, maar de religie moet buiten en boven de partijen staan, het godsdienstig gevoel gaat boven alle strijd en boven alle tijd uit...
Kater:
Voor iedereen? | |
[pagina 86]
| |
Hofprediker:
Voor iedereen, onverschillig van welk geloof!
Kater:
Ook voor ons?
Hofprediker:
Ook voor U?
Kater:
Ook voor dieren?
Hofprediker:
Voor... dieren?... Ik vecht tegen het dierlijke in de mens.
Kater:
Zou het niet gewenster zijn te vechten voor het menselijke in het dier?
Hofprediker:
Ik zal U niet op deze gewrongen weg volgen, Excellentie, ik houd mij aan ons heilig Boek...
Kater:
Het testament?
Hofprediker:
Het testament.
Kater:
Ik heb dikwijls bij de schouw gelegen en liggen denken als er uit het testament werd voorgelezen, en voor zover ik door de lezing niet in slaap viel, raakte ik er nooit over uitgetobd, waarom in het Oude Testament onschuldige beesten werden geofferd, en in het Nieuwe met geen woord gerept over - over... Gelooft U, dat, om een zot voorbeeld te kiezen, een kat een ziel heeft...?
Hofprediker:
Dat zijn van die vragen, waarop ik 't antwoord schuldig moet blijven.
Kater:
Waarom blijft U het antwoord bij zo'n logische vraag schuldig?... U is toch zieleherder.
Hofprediker:
Zieleherder voor mensen.
Kater:
Ik benijd U dat niet.
Hofprediker:
Wou U soms, dat ik...?
Kater:
Waarom niet! Kijk een kat in haar ogen, kijk een hond, - ik hou er allerminst van: ik geef het als exempel! - kijk een hond in zijn ogen, kijk een muis aan, als-ie in doodsangst voor je zit, en weet dat-ie geen minuten meer te leven heeft, kijk alles wat kijkt aan, eerwaarde heer hofprediker, en zet een boom op over de ziel van de mens... Nee, ik zou niet voor Uw baantje deugen... Als de dieren één voor één eens spreken konden, één voor één klagen wat ze door de ziel van de mensen, christenen of antichristenen geleden hebben, dan dorst er geen dominee of pastoor of rabbijnGa naar voetnoot1 meer een mond open te doen... Wat meent U?
Hofprediker:
Ik meen niets.
Kater:
Dat is voor een godgeleerde niet veel. | |
[pagina 87]
| |
Hofprediker:
Ik geloof aan God. Dat lijkt me voldoende.
Kater:
Ja, ja, - God zij met ons, - dat heb ik ergens gelezen.
Hofprediker:
In de Bijbel?
Kater:
Nee, op de rand van geldstukken.
Hofprediker:
U is een vreemdsoortig democratisch minister.
Kater:
Ja, 't kan niet wenselijk zijn, dat er meer metamorfosen plaats hebben. Ezels aan het hoofd van het gouvernement - het kan. De volkeren schijnen er voorkeur voor te hebben, maar een wijsgerige kater...
Hofprediker:
U is amusant.
Kater:
Niet waar?
Hofprediker:
Maar met twijfelen komen we er niet.
Kater:
Hoe leert men niét te twijfelen?
Hofprediker:
Door 't echte en waarachtige geloof, door zich over te geven aan de leer...
Kater:
Nee, asjeblief, spreek niet!... Ik heb, en dat erken ik eerlijk, een in zekere zin verstokt gemoed... Wat zou U doen, als U een vis was, een springlevende vis, met twee springlevende ogen, en op het droge raakte...?
Hofprediker:
Excellentie, ik ben geen vis.
Kater:
Hoe zou U doen, als U een vlinder was, een springlevende vlinder, met twee springlevende ogen, en een insectenaald geregen door Uw springlevend lichaam?
Hofprediker:
Excellentie, ik ben, God zij dank, geen vlinder.
Kater:
Laat God er buiten!
Hofprediker:
Ik kan God niet buiten een gesprek laten, dat theologische onderwerpen op zulk een spottende wijze aanroert!
Kater:
Ik spot om de drommel niet! Wij hebben afzonderlijke begrippen van God - U en ik! - en zolang er sprekende mensen en zwijgende dieren zijn, eerwaarde heer, en de mensen de natuur als een goorGa naar voetnoot1 vod behandelen, dat ze bij hun hogere gratie mogen verminken, beduimelen, verscheuren en als ongoddelijk leven in een hoek trappen, praat ik liever niet over een gemeenzame God!
Hofprediker:
Hahaha! Uitmuntend! Dan zal ik zondag, tot inluiding van het nieuwe regime, van de kansel Uw protégésGa naar voetnoot2, de katten, vissen, vlinders en zo voort met | |
[pagina 88]
| |
innerlijke overtuiging toespreken. Dat wordt het Allernieuwste Testament, hahaha!
Kater:
Doe dat, Godgeleerde heer. Leer de burgerij, dat er nog een andere wereld, met ander zieleleven, ander leed en andere vreugde bestaat...
Hofprediker:
Met andere woorden een democratie zonder godsdienst!
Kater:
Integendeel, de democratie met de godsdienst, met genegenheid voor de schepping!
Hofprediker:
En dat zijn de woorden van de man, die tot aanzien raakte door honderden ratten in twee simpele nachten uit te roeien!
Kater:
Daar schaam ik mij niet voor. Al wat in het donker knaagt, moet gedood worden. Er zijn meer ratten, eerwaarde heer, dan U en ik vermoedenGa naar voetnoot1.
Hofprediker:
Ik dank U wel voor Uw heuse ontvangst, maar ik wil het niet onder stoelen of banken steken, dat Uw levensbeschouwing en de mijne lijnrecht tegenover elkaar staan, en dat wij het verderfelijk paganismeGa naar voetnoot2... | |
vierde toneel
De vorigen - Jonathan.
Jonathan:
Hans!
Kater:
Je had wel eerder kunnen binnenkomen, je stond al een poos achter de deur...
Jonathan:
Hoe weet jij dat?
Kater:
Ik hoor. Ik ruik. En allebei in de perfectie! Mag ik je voorstellen: jullie hofprediker en herder van menselijke zielen, mijn broer...
Hofprediker:
Aangenaam. Tot ziens, Excellentie!
Kater:
Tot ziens, en zondag kom ik op 't kozijn in 't zonnetje! | |
[pagina 89]
| |
vijfde toneel
Kater - Jonathan.
Jonathan:
Ruzie?
Kater:
Natuurlijk.
Jonathan:
Waarover?
Kater:
Over het MysterieGa naar voetnoot1.
Jonathan:
Over welk mysterie?
Kater:
Vraag je dat nog? Ken jij meer dan één mysterie?
Jonathan:
Hans, als je in Godsnaam...
Kater:
Laat God er buiten! Jullie staan met God op en gaan met God naar bed, en ik ken geen goddelozer uitschot dan jullie!
Jonathan:
Had je 't met de hofprediker daarover aan de stok?
Kater:
Zo'n beetje.
Jonathan:
Hoe kun je zo onhandig zijn! Je weet van die dingen geen sikkepit af en slaat door met een air...
Kater:
Datzelfde doen jullie. Alleen met méér air.
Jonathan:
Als je ons allebei in de grootste ongelegenheid wilt brengen, moet je net aan een Koninklijk Hof de godsdienst aanranden.
Kater:
Ik heb het met mijn handschoenen aan gedaan, om mijn paganistische nagels niet te laten zien!
Jonathan:
De geestelijkheid trekt altijd aan 't langste eind!
Kater:
Dan moet je dat eind korter maken.
Jonathan:
Je vergeet, dat een Koning bij de gratie Gods regeert.
Kater:
Wel bekome het jullie.
Jonathan:
De grootste macht in de staat...
Kater:
Is de domheid...
Jonathan:
Jij valt telkens in de rede en neemt je gelijk!... De mensen in het algemeen...
Kater:
Zijn bang om dood te gaan...
Jonathan:
Dat zijn jullie toch ook...
Kater:
Dat zijn we. Maar we doen 't zonder geestelijkheid!
Jonathan:
Wij hebben vanaf onze jeugd geleerd te bidden.
Kater:
Bidden moet je niet leren. Ik doe 't in de eerste de beste zonplas, jullie in donkere huizen.
Jonathan:
Vind jij dat zo'n groot verschil? | |
[pagina 90]
| |
Kater:
Dat is juist hét verschil, Hans. Je moet bidden met open ogen om de wonderen te zien, terwijl je bidt.
Jonathan:
Larie!
Kater:
Nee, nom d'un chien, om met Zijne Majesteit te spreken, geen larie, Hans! Als je met wijdopen ogen bidt, zoals wij, zie je dat er nog iets anders dan jezelf onder de wolken en tussen het groen bestaat...
Jonathan:
Allemachtig, wat stel jij je aan, sinds je minister geworden bent! Mij maak je niks wijs! Als jij met open ogen bidt, loer je gelijk op mussen en veldmuizen...
Kater:
En als jullie met gesloten ogen bidt, loer je enkel op je eigen belangen en door de spleten van je wimpers naar je buurlui in de kerk! Honderdmaal van dichtbij op gelet...
Jonathan:
Heb je op die nonsensmanier met de hofprediker gepraat?
Kater:
Als je er niets op tegen hebt, ja.
Jonathan:
Beste Hans, schei uit met 't mensenspelletje... Jij deugt niet voor mens!... En als 't jou de keel uithangt...
Kater:
Dat doet het...
Jonathan:
Verdwijn je over de dakgoot of over een tuinschutting en ik zit gepiept als oplichter. Dat vergeet je.
Kater:
Ik vergeet niks, geen syllabe! Jij, de bakkersdochter, vier kinderen - ik heb 't in de lijnen van haar hand geteld - een warme honkGa naar voetnoot1 en lengte van dagen, zoals 't in een wel-eindigend sprookje hoort, ik weer lekker bij verse bakkies melk, bij bokking of haringkoppen en bij de zaligheid van de warm gerookte schouw, en als we mekaar dan 's winters, als 't buiten stormt en sneeuwt, in de ogen zien, vertellen we mekaar van onze gekke herinneringen uit de dagen, toen ik probeerde menselijk te doen en te denken... Stil, ik hoor wat...
Jonathan:
Je vergist je.
Kater:
Ik vergis me nooit, als ik op mijn oren afga... Wat zei ik je?... Al lopen ze nog zo zacht op de tapijten! Ik hou ze in de spiezen.
(Luistert scherp.)
Dat is de Koning: die heeft een krakende knie en een keelcatarreGa naar voetnoot2 van zijn gerook en de bourgogne; en de hofmaarschalk: die heeft een overhemd aan, dik in de stijfsel;
| |
[pagina 91]
| |
en de opperhoutvester met een gerinkel van al zijn oorlogsmedailles; en de rentmeester met zijn nog niet betaalde bottines; en de lakei met zijn gouden tressen - een aardige vent, die lakei, de enige, die bij mijn karakter past... Let op, of ik me vergis... | |
zesde toneel
De vorigen - Koning - Hofmaarschalk - Opperhoutvester - Rentmeester - Tweede lakei.
Koning:
Angorensis, weet je waar we vandaan komen, na de rijtoer?
Kater:
Ik kan alleen vermoeden, Sire, van een plek, die zich gelukkig rekent, dat Uwe Majesteit haar met Uw tegenwoordigheid vereerde.
Hofmaarschalk:
Zijne Excellentie, Sire, begint zich hier al zo in te leven dat het een lust is naar zijn hoofse antwoorden te luisteren.
Koning:
Wij waren met zijn allen, je raadt nooit waar...
Kater:
Nee, Sire.
Koning:
In de kelders...
Kater:
Ach, nee...
Koning:
FormeelGa naar voetnoot1 in 't donker...
Kater:
Ach, kom...
Koning:
En ik liep door die ontzaglijke kelders, in dat ontzaglijke donker, zo volkomen gerust, alsof ik bij klaarlichte dag een erewacht inspecteerde. Hoe vind je dat? En nergens 't flauwste geritsel, niet in de kelders aan de oostzijde en niet in de kelders aan de westzijde. Ik zou er vannacht durven slapen...
Kater:
Majesteit, mag de nederigste van Uw onderdanen Uw moed bewonderen?
Koning:
En dat alles heeft het Koninklijk Huis aan jou te danken, Angorensis, ik benoem je tot commandeur in de Orde van de Heilige Olifant, Vigilando ascendimus, door waakzaamheid stijgen wij omhoog; en je broer tot ridder van mijn Huisorde, Per aspera ad astra, langs ruwe paden naar de sterren... Nee, waarde hofmaarschalk, ik hecht de ordetekenen hoogstmijzelf op de borsten der heren... | |
[pagina 92]
| |
Kater:
Sire, U overstelpt mijn broer en mij met vorstelijke eerbewijzen... Ik had het niet kunnen dromen, dat de Heilige Olifant nog eens op mijn borst zou hangen!
Jonathan:
Majesteit, ik dank U van harte...
Koning:
Ga zitten, heren. Ik voel me een halve eeuw jonger. Pierre, verversingen... Angorensis, heb je meningsverschil met mijn lijfarts en mijn hofprediker gehad?
Kater:
Een paar woorden, Sire, maar ik ben niet rancuneusGa naar voetnoot1.
Koning:
Trek gerust je handschoenen uit, we zijn onder ons.
Kater:
Pardon, Sire, ik heb last van winterhanden.
Koning:
En vertel nu eens, Angorensis, van je verre reizen. Je moet heel wat van de wereld gezien hebben.
Kater:
Dat heb ik, Sire...
Hofmaarschalk:
Ongepermitteerd...
Tweede lakei:
Meneer Van Angorensis heeft de mijne te leen gevraagd, omdat door de zijne zijn nagels heen begonnen te steken...
Koning:
Ik vraag je die bijzonderheden niet! Ik blief niet vergast te worden op rouwnagels en een collectie vuile vingers, waarmee jij baggerGa naar voetnoot3 schijnt op te diepen!
Opperhoutvester:
Schandelijk!
Rentmeester:
Hoe schaamt een lakei zich niet...
Hofmaarschalk:
Ga asjeblief eerst je handen wassen voor je in deze kring in presentie van Zijne Majesteit durft verschijnen... En trek andere handschoenen aan!
Tweede lakei:
Ik heb geen tweede stel...
Hofmaarschalk:
Silence...
Tweede lakei:
Mag ik mijn handschoenen terug, meneer Van Angorensis?...
Koning:
Wil je ophoepelen, nom d'un chien, oerkaffer?... Leer jij nooit betere manieren?... Mars!
(Lakei grommend af.)
Zeldzaam ongelukkig beest van een mens! Dat haal je achter de ploeg bij zijn boerenvader vandaan, dat hou je, omdat-ie zo vertrouwd is als een waakhond en omdat-ie zich voor je dood zou vechten, en dat blijft even ruw en lomp als op de dag toen-ie zijn entree aan het Hof maakte, herinner je 't, heren? Op zulke klompen
| |
[pagina 93]
| |
en met paarse sokken, waardoor twee blote hielen, als volle maantjes heen schenen... Hahaha!... Die onbetaalbaar komieke natuurwezens. En nou jij, Angorensis, vertel van je reizen, voor je audiëntie houdt. Ze maken al vanaf vanmorgen vroeg queue voor de publieke antichambres om de nieuwe Opperste Rechter hun wissewasjes te komen vertellen. Je zult een volkje leren kennen en een miraculeuze klachten, om gewoon niet te geloven... Misschien kom ik incognitoGa naar voetnoot1 je eerste zitting bijwonen... Dan lachen we samen wat na...
(Tot lakei.)
Heb je nog geen handschoenen aan?
Tweede lakei:
Majesteit, ik zei je al, dat ik geen tweede stel heb. Maar mijn poten heb ik met groene zeep onder de pomp gewassen. Asjeblief: je kan er op eten en drinken...
Koning
('t uitschaterend):
Ik kan op dat produkt niet boos blijven! Hij heeft zijn poten onder de pomp... Dat geboefte flapt er alles uit wat hem voor zijn stupide mond komt!... Hahaha!
Hofmaarschalk:
Als je niet mét handschoenen kan bedienen, dan bedien je niet!
Tweede lakei:
Dan bedien ik niet. Ajuus!
(Nijdig af.)
Hofmaarschalk:
Sire, ik bied U onze excuses aan voor dit geval van interne insubordinatieGa naar voetnoot2, hij wordt onmiddellijk ontslagen...
Kater:
Met Uw verlof, Sire, ik zou de man niet ontslaan. De schuldige met de handschoenen aan zit hier. Wanneer ik hem die witte dingen niet had afgenomen, zou hij geen Koninklijke schrobbering gekregen hebben. Ik bepleit clementieGa naar voetnoot3.
Koning:
Je zal je zin hebben, Angorensis - nee, beste maarschalk, laat je niet door je temperament meeslepen - Angorensis heeft gelijk. En vergeet ook niet, dat ik de man tijdens die vervloekte ratteninvasie meer dan eens in mijn nervositeit onrechtmatige trappen heb gegeven. We moeten dàt deel van het volk, dat zich lààt trappen, hoog houden, want het volk, hetwelk de punt van een vorstelijke lakschoen met dankbaarheid duldt, wordt helaas met de dag schaarser...
(Tot rentmeester,
| |
[pagina 94]
| |
die zelf de verversingen is gaan halen.)
Heel attent, rentmeester... Merci bien... A votre santé, messieurs... Nou, Angorensis!
Kater:
Nee, Sire... Ik krijg 't zuur van die rommel!
Koning:
't Zuur, hahaha, van tuttifruttiGa naar voetnoot1, plombièresGa naar voetnoot2 en vanille-ijs?
Kater:
Ik hou niet van ijs. Dat is de lamste tijd van 't jaar als de goten dichtliggen en de dakpannen enkel sneeuw zijn...
(Tot Jonathan.)
Wat moet je? Wat stoot je me aan?...
Jonathan:
Ik wou je alleen zeggen dat 't bijzonder verfrissend is...
Kater:
Ik dank je. Haal me liever een halve pint!
Koning:
En Angorensis?
Kater:
Sire, ik ben niet goed op dreef... Om te vertellen zit ik liever in mijn eentje onder de warmte van de lamp, als ze me over mijn rug strijken en ik geen vlooien heb.
Koning:
Ik heb nog nooit zo'n origineel ontmoet... Kom, laat je niet soebattenGa naar voetnoot3... Een enkel typisch avontuurtje...
Kater:
U zegt zelf, dat er zoveel mensen wachten op...
Koning:
Die kunnen wel wat langer wachten. Je moet je, als ze recht zoeken, de burgerluitjes, nooit haasten, Angorensis. Een goede rechtspraak moet over veel schijven lopenGa naar voetnoot4, jaren duren en de schuldigen of onschuldigen zo op de weegschaal balanceren, dat ze moe worden van het geschommel van de naald. Dat is recht in de voorname betekenis van het woord. Als Justitia geblinddoekt is, is dat uitsluitend, om iedereen te waarschuwen, dat het langzaam gaat. Ik heb een blindeman nog nooit zien rennen en over hindernissen springen!... Is 't beeld zuiver, heren?
Hofmaarschalk:
Schitterend, Sire!
Opperhoutvester:
Buitengewoon...
Rentmeester:
Niets tegen in te brengen!
Koning:
Nou jij, Angorensis...
Kater:
Ja, waar zal ik dan beginnen?...
Jonathan
(angstig):
Vertel van je jeugd...
Kater:
Wat moet ik daarvan vertellen?... Mijn broertjes en | |
[pagina 95]
| |
zusjes werden voor mijn moeder haar ogen in een zak verdronken...
Koning:
Nee!
Kater:
Zeg nou niet nee - Ik heb 't uit haar eigen mond...
Koning:
Waarom en door wie?
Kater:
Eerst wou mijn vader, zaliger nagedachtenis, ons te lijf...
Koning:
Waarom?
Kater:
Vraag nou niet telkens: waarom, daar schieten we niet mee op!... Mijn vader werd kwaadaardig toen-ie ons zag. Hij vloog op ons toe, maar moeder, een best wijf en zindelijk, nooit naast de bak, moeder takelde hem zo toe, dat-ie geen poot meer naar ons dorst uit te steken...
Koning:
Een vader, die zijn kinderen...
Kater:
Ja, bang voor de nieuwe generatie... Op de negende dag dee ik mijn ogen open, en toen kwam de moordenaar. Drie broers en twee zusters van me knoopte-ie in een zak...
(Tot Jonathan.)
Stoot me toch niet om de zoveel woorden aan!... In een zak, met een steen erbij... En adi... Geen kik... Geen geluid... Da's mijn eerste kennismaking met wat je mensen noemt, geweest...
Koning:
Wie die schurkenstreek uit heeft gehaald moet gevierendeeld worden...
Kater:
Zeg dat wel. Ik zou hem op 't moment nog graag de ogen uit zijn kop halen!...
Jonathan:
Vertel nou liever een avontuur...
Koning:
Juist, juist, Angorensis... Geen tragische souvenirs, arme kerel!...
Kater:
Een avontuur?... Ratten en muizen is niet interessant... Wacht, de historie met de foxhondGa naar voetnoot1 van een jachtopziener... Een jaar of wat geleden... Honden zijn geen sympathie van me, Sire... De een gaat aan de haal voor een rat...
Koning:
Schalk!... Dat slaat op mij, heren...
Kater:
De ander heeft de duvel aan een hond... Ik tenminste...
Koning:
Hoe is 't mogelijk, Angorensis! Maar dan moet je toch eens kennis maken met die goeie lobbesGa naar voetnoot2 van een | |
[pagina 96]
| |
Nero, die boven in zijn mand slaapt...
Kater:
Sire, haal me niks aan - en haal hem niks aan!
Koning:
Hahaha!... Verder... Wat was er met die fox?
Jonathan:
Sire, mag ik U opmerken?...
Koning:
Nee, nee, laat je broer uitvertellen! | |
zevende toneel
De vorigen - Arthur.
Arthur:
Majesteit...
(Bij de algemene aandachtige luistering naar het verhaal van de kater, blijft hij ongezien in de achterdeuropening toehoren.)
Kater:
Dat valse loeder, dat tegen iedereen kefte en aan alle broekspijpen hing, had aan mij, Sire, een bijzondere puistGa naar voetnoot1 gezien. Ik kon me niet wenden of keren, of hij zat me na. En als hij blafte, blaften al die andere smerige honden mee. Dat werkt zo op mijn zenuwen, dat ik er niet rustig bij blijven kan!
Koning:
Merkwaardig. Precies mijn geval...
Kater:
Honden zijn altijd 't ongeluk van mijn familie geweest. En die verdomde fox... Als ik hem zag, ging ik de hoogte in. Daar hebben ze geen vat op je, want op de lange baan leg je 't tegen de slampampersGa naar voetnoot2 af...
Koning:
Een mep met een stok of een steen naar hun bastGa naar voetnoot3, en een fox gaat er jankend vandoor!...
Kater:
Ik heb hem getracteerd. Op een dag liep-ie met een muilkorf en een belastingpenningGa naar voetnoot4 aan zijn halsband... 't Stumperig kuiken kwispelstaartte, Sire, kwispelstaartte als één van de heren hier, als Uwe Majesteit in goed of belabberd humeur binnen komt...
Koning:
Hahaha!...
(Slaat hofmaarschalk genoeglijk op zijn knie.)
Hoor je, maarschalk? Heb jij een muilkorf?
Hofmaarschalk:
In overdrachtelijke en zeer aangename betekenis: ja, Sire, hahaha!
(De anderen lachen mee.)
Kater:
Mijn gemuilkorfde fox, een uilskuiken, vergat zijn muilkorf. | |
[pagina 97]
| |
Hofmaarschalk:
Hoe is 't mogelijk!
Kater:
Zeg dat niet, hij droeg 't ding pas; als je 't lang draagt, zoals jij en anderen, maak je jezelf wijs, dat je zonder korf en zonder penning geboren bent...
Koning:
Ho! Ho! Ho!... Nou sla je door, Angorensis!
Kater:
Mijn fox vergat zijn muilkorf en kreeg zo op zijn falieGa naar voetnoot1, zo gloeiend op zijn bast, dat-ie 't open raam van de koster invluchtte, ik hem na, over stoelen en tafels, en omdat de koster juist met zijn vrouw en zijn schoonmoeder en zes kinderen zat te eten, spatte de waterige snertGa naar voetnoot2 uit de borden tot aan 't balkenplafond!... De schoonmoeder lag met stoel en al ondersteboven en de vette jas van de koster was een schilderij...
(Schaterlacht.)
Nooit meer last van 't kreng gehad!... Blafte, maar op een afstand... Dat is de enige keer, dat ik een hond op de vlakte heb aangedurfd, Sire, voor de rest van de smeerlappen snij ik uitGa naar voetnoot3, zoals U voor de brave ratjes...
Koning:
Angorensis, jij bent een snaak, een snuiter, zoals er geen tweede in de burgerlijke stand ingeschreven staat...
Arthur
(naar voren tredend):
En zoals er geen tweede ingeschreven zal worden, Sire...
Koning:
Met welk recht durft U hier binnen te dringen, Hoogheid?
Arthur:
Met 't recht, Majesteit...
Koning:
Scheer je weg, meneer! Ik sta je niet te woord!...
Arthur:
Sire, dit zijn twee bedriegers!
Koning:
Een bedrieger is de man, Prins, die alle ratten van mijn Koninkrijk tegen mij in 't harnas joeg en mij kat - kat à la Béarnaise - sauce Béarnaise...
Kater:
Sauce naturelle...
Koning:
Sauce naturelle liet slikken!... Eruit, ménéér - of ik zal U...
Arthur:
Goed, ik zal mij tijdelijk retireren, tijdelijk, Sire, want U roept mij zelf weer terug! Maar die twee zijn van 't allerlaagste en gemeenste allooi! Uw gunsteling is in het dorp, waar ik vannacht te paard heen ben gereden, onbekend, is uit de lucht komen vallen, en zijn broer, de Jonathan, die op zijn benen staat te beven, is een gevluchte dief, die een buidel geld uit de la van de | |
[pagina 98]
| |
dorpsbakker gestolen heeft en die 't halve dorp heeft opgelicht! De getuigen heb ik meegebracht!... Die wachten, Sire...
Jonathan:
Sire, hij liegt!
Kater:
Stil laten smoezenGa naar voetnoot1, de Koning weet wel beter!
Koning:
Ja, ik weet beter, Angorensis, en om die nieuwe intriges van de Prins te ontmaskeren, draag ik je hierbij op die laster- en leugenpraatjes te onderzoeken in mijn presentie!
Arthur:
Uw raadsman, Sire, is, de hemel weet hoe, langs velden en wegen komen aansluipen!
Kater:
Klopt, Sire!
Arthur:
Hij verdraagt het daglicht niet!
Kater:
Klopt, Sire!
Arthur:
Hij heeft geen hemd aan zijn lijf, Sire.
Kater:
Klopt, Sire!
Arthur:
Duizend tegen een, dat hij zijn handtekening niet kan schrijven!
Kater:
Klopt, Sire!
Arthur:
En dat U een gewetenloos roofdier in Uw paleis duldt!...
Kater:
Klopt...
Koning:
En nu is het genoeg!... Wijs de gewezen aanstaande van mijn dochter het gat van de deur, maarschalk, en als de lijfwacht hem weer laat passeren, is hij een kind des doods!... Eruit, plebejerGa naar voetnoot2 van koninklijke bloede... Eruit, hond!
Kater:
Dat is het juiste woord, Sire, een mens in hondegedaante!
Arthur
(heengeduwd door de hofhouding):
Pas op, kattekop, en pas op, dief van de bakker.
(Af.)
Kater:
Fidonc, Sire, wat zijn er een ordinaire sujettenGa naar voetnoot3 onder de vorsten...
Koning:
Trek je er niets van aan, Angorensis. Ik handhaaf je door dik en dun! Hofmaarschalk, laat de burgerluitjes en de zogenaamde getuigen van de Prins hier verschijnen!
Hofmaarschalk:
Hier, Sire?
Koning:
Ja, hier! Weet je niet wat ‘hier’ is?
Hofmaarschalk:
Ik haast me al, Sire...
(Af.)
| |
[pagina 99]
| |
Koning:
En jij, Pierre, trek je jas uit!
Tweede lakei:
Waarvoor?
Koning:
Vraag niet. Gehoorzaam!
Tweede lakei:
Eerst moet ik mijn handschoenen aan- en dan mijn jas uittrekken...
Koning:
Jij moet, wat ik moet, begrepen!
(Trekt de uniformjas van de lakei aan.)
Ziezo, Angorensis... Nou doe ik, als de Sultan uit de Duizend-en-een-Nacht, na de verhalen van SheherazadeGa naar voetnoot1, en ik begeef me op deze eerste openbare zitting van jou, mijn betrouwbare rechterhand, volkomen onherkenbaar, onder mijn volk...
Tweede lakei:
En ik?
Koning:
Jij? Neem jij mijn jas, maak de vetvlekken eruit en pers hem op...
Tweede lakei:
Ja, maar...
Koning:
Uitgerukt.
(Lakei af.)
Ga zitten, Angorensis, spreek recht in mijn naam, in het bijzijn van mijn Hofhouding, stel de bende aan de kaak, bijt van je af en laat je nagels zien!
Kater:
Als ze me nijdig maken, Sire, zal 't niet mankeren... | |
achtste toneel
Koning - Kater - Jonathan - Hofmaarschalk - Lijfarts - Hofprediker - Rentmeester - Opperhoutvester - Griffier - Bakker - Schoenlapper - Melkboer - Slager, met hond - Kruidenier - Eerste en tweede lijfwacht - Volksmenigte.
Hofmaarschalk
(met lijfwacht en hofprediker):
Majesteit...
(Verbaasd bij het zien van de lakeienuniform.)
O!...
Koning:
Stil!
Hofprediker:
Sire, U in deze vermomming!
Koning:
Wie vraagt je wat? Hou je mond!
Lijfarts:
Maar, Sire!...
Kater:
Komt hier haast stilte?
(Tot Koning.)
Zet de stoelen zó neer, Pierre, dat dat vólk op een behoorlijke afstand blijft!
Koning:
Moet ik?
Kater:
Ja, jij! Wie anders? Wou je dat ik 't dee?
(De Koning
| |
[pagina 100]
| |
maakt van de stoelen een heg.)
Dank je. Waarom heb je je handschoenen niet aan?
Koning:
Omdat...
Kater:
Omdat je niet weet hoe 't hoort! Als ik ze aan heb, kan jij ze ook aan hebben! Breng me een kop melk met een schotel! Ik kan, zo hoog en droog als ik hier zit, geen recht spreken!
Hofmaarschalk:
Zal ik?
Kater:
Nee, hij! En stoor mij niet in mijn functie!
(De Koning af. Gepraat achter de stoelen.)
Wat is dat daar? Wie doet hier een bek open vóór hem wat gevraagd wordt?
Bakker:
Daar staat-ie, de schobbejak!
Kater:
Stilte! Je bakkerssnuit houen! De zitting begint eerst, als ik begin, en ik begin pas als ik mijn melk heb gehad!
(Tot Jonathan.)
Ga zitten. Nee, naast me.
Schoenlapper:
Hij hoort op de bank van de beschuldigden!
Kater:
Als je nog één woord zegt, schoenfrik, zal ik je door de lijfwachten uit het gebouw laten verwijderen!
(Tot Koning.)
Dank je, Pierre.
Koning:
Neem me niet kwalijk, Excellentie, dat ik bij het dragen melk op het schoteltje gemorst heb, en dat er een vlieg in drijft...
Kater:
Je mag voor mij altijd op 't schoteltje morsen, Pierre, ik drink bij voorkeur van schoteltjes, en tegen vliegen in melk heb ik geen principieel bezwaar!
(Hij slurpt. Algemene aandacht en stilte.)
Zo. Dat brengt me in een beter humeur. Een rechter moet nooit achter de groene tafel plaats nemen, als hij zijn maag meer dan zijn verstand en zijn hart voelt. Aan wie de beurt?
Bakker:
Ik!
Schoenlapper:
Ik! Ik was eerder!
Melkboer:
Dat lieg je, ik!
Slager:
Wel gedorie, stond ik niet vooraan en heb je mij niet opzij gedrongen?
Kruidenier:
Excellentie, ik kan er een eed op doen...
Koning:
Wil je je snaters houen! En wil jij je pet afzetten, hè?... Weet jij niet tegenover wie jij staat?
Kruidenier:
Aan jou heb ik maling!Ga naar voetnoot1... Van een lakei wacht ik geen complimenten af! | |
[pagina 101]
| |
Koning:
Nom d'un chien!
Kater:
Hou je er buiten, Pierre!... Slager, kom dichterbij...
(Onrustig.)
Wat hou jij onder je jas?
Slager
(zijn jas losknopend en er een hond onder te voorschijn halend):
Mijn hond, Excellentie...
Kater
(blazend):
Weg met dat gedrocht!...
Slager:
Excellentie...
Kater
(met hoge rug):
Weg!... Dat is jouw hond niet!... Jij hebt een kees, die einden lat uit 't water apporteert!
Slager:
't Is één van zijn jongen, Excellentie, een bastaard, die me nagelopen is, toen ik op weg naar 't Paleis van Justitie was...
Kater:
Wij spreken geen recht in 't bijzijn van de bastaard van een kees!... Men brengt hier geen honden mee! Dat is in strijd met de waardigheid van het Gerechtshof! Weg ermee! Doe je plicht, lijfwacht!
Eerste lijfwacht
(de hond afnemend):
Hij bijt toch niet, slager?
Kater
(weer zittend):
Zo!... Nou kan ik met je praten. Jij bent de slager?
Slager:
Ja, die ben ik. Ik kan van de persoon, die naast U zit, geen centen loskrijgen. Honderd keer laat-ie je lopen! Honderd keer! En nou zoek ik 't hoger op...
Kater:
Waarvoor krijg jij centen?
Slager:
Dat was maar onsies leverworst voor en onsies leverworst na, en halve ponden magere en doorregenGa naar voetnoot1 lappiesGa naar voetnoot2...
Kater:
Beschuldigde, nee, blijf zitten, je hoeft 't je niet moeilijk te maken! At jij zoveel onsies leverworst?
Jonathan:
Ik, nee, mijn kat. Ik at de lappies.
Kater:
Hoor je dat, slager?
Slager:
Wat heb ik met zijn smerige kat te maken?...
Kater:
Met welk recht spreek jij van een smerige kat, man, en dat in een vorstelijk huis, dat pas door de opofferende diensten van een kat werd gered!
Koning:
Bravo! Uitstekend! Uit mijn hart gesproken!
Kater:
Geen tekenen van goed- of afkeuringen, nom d'un chien!... Slager, ik waarschuw je in je eigen belang me op mijn vragen naar waarheid te antwoorden!... Wist jij | |
[pagina 102]
| |
dat de onsies leverworst voor de maag van de beschuldigde, of voor de maag van zijn poes bestemd waren?
Slager:
Dat gaat me niet aan. Ik heb leverworst geleverd, maanden en nog eens maanden! Ik moet mijn centen!
Kater:
Wil jij je toon wat matigen, mannetje, of ik zal je een boete van heb-ik-jou-daar opleggen!... Wist jij, dat de poes leverworst at?
Slager:
Dat wist ik.
Kater
(tot griffier):
Noteer dat goed, griffier, hij wist het! En het was leverworst?
Slager:
Dat was 't.
Kater:
Beschuldigde, nee, houd je gemak! Heb jij die leverworst zelf geproefd?
Jonathan:
Nee, Excellentie, nooit.
Kater:
Dat is een meer dan schandelijk verzuim, jongeman!... Dus jij laat een onnozele poes zijn worst kauwen en je kauwt zelf niet mee?
Slager:
Mijn leverworst is leverworst! Ik lever die leverworst aan de notabelenGa naar voetnoot1 van het dorp, en wie ik ze lever, zegt dat mijn lever...
Kater:
Stop!... Enkel antwoorden!... Lever, om van leveren te praten, lever jij jouw leverworst, die je voor katten uitweegt, ook aan mensen?
Slager:
Dat wil zeggen...
Kater:
Dat wil zeggen dat je er twee kwaliteiten op na houdt en dat je in de katteworst dingen verwerkt, die 't licht niet verdragen! Hou je mond, aartsbedrieger!... Het was geen leverworst!... Ik heb er alles in ontdekt...
Slager:
U?
Kater:
Ik!... Als ik rechtspreek overtuig ik me persoonlijk!... Ik heb in jouw worst bedorven en nuchter vleesGa naar voetnoot2 van meer dan één diersoort aangetroffen! Ontken je dat?
Slager:
Excellentie, een kat vreet àlles...
Kater:
Noteer dat, griffier: een kat vreet alles... Antwoord! Waarom rij jij in 't holste van de nacht door 't dorp met een overdekte wagen, waaruit een lucht slaat, die iemand onpasselijk maakt?
Slager
(angstig):
Dat doe ik niet...
Kater:
Dat doe jij wel en ik kan het getuigen! Jij hebt verleden week, toen de maan in het laatste kwartier stond, | |
[pagina 103]
| |
twee lammeren vervoerd die aan miltvuur gestorven waren... Die was je wezen kopen bij een boer, die ze al begraven had... En jij koopt dooie honden en dooie ratten en dooie katten en dooie kippen en dat alles maal je in je hakmachine, jij stopt een hele diergaarde in je katte- en mensenworst. Antwoord: heb jij leverworst aan de poes van deze te goedgelovige heer geleverd?
Slager
(zeer angstig):
Nee, Excellentie...
Kater:
Waarom eis jij dan betaling voor leverworst? Waarom bleer jij de buurt bij mekaar in de woning van deze jongeling?... Maak dat je je onmiddellijk met je bastaard verwijdert en als je het de beschuldigde nog eens lastig durft te maken, zullen wij een vervolging op hoog bevel tegen je instellen!...
Koning
(is er verbluft bij gaan zitten):
Prachtig! Ik zit paf, paf! Zo scherpzinnig is er in mijn rijk nog nooit recht gesproken!
Kater:
Pierre, hou je mond en blijf erbij staan!
Koning:
Ik krijg het in mijn benen en ik luister makkelijker, terwijl ik zit.
Kater:
Dat wordt je niet gevraagd. Dat vraag je zelf ook nooit!... Stilte, kaffer!... Nou jij!
Schoenlapper:
Rechter, ik kan mijn recht niet vinden! De schout verdomt het en nou klop ik hier aan. Zijn schoenen heb ik gezoold en geachterlapt! Een nacht heb ik er voor op gezeten...
Kater:
Kniel!
Schoenlapper:
Knielen?
Kater:
Kniel! Weet jij niet wat knielen is! Wat je in de kerk doet, met een eerlijk geweten! Kniel! Wat heb ik aan mijn voeten?
Schoenlapper:
Kapotte schoenen.
Kater:
Dat voel ik zelf wel. Daar heb ik jouw voorlichting en jouw gekniel niet voor nodig! Van wie zijn die schoenen?
Schoenlapper:
Als ik me niet vergis...
Kater:
Je vergist je niet. Als goed rechter heb ik ze als bewijsmateriaal aangetrokken! Antwoord: kijk me in mijn ogen! Heb jij deze schoenen gezoold en geachterlapt?
Schoenlapper:
Stellig. Daar steek ik mijn vingers bij op!
Kater:
Noteer dat, griffier! Waarmee heb jij gezoold?
Schoenlapper:
Met 't puikste leer. | |
[pagina 104]
| |
Kater:
Wat is leer?
Schoenlapper:
Hèhèhè!... Moet ik op zo'n komieke vraag antwoorden?
Kater:
Een rechter, ezel, stelt nooit een komieke vraag!... Als jij niet met leer gezoold en geachterlapt hebt.
Schoenlapper:
Dan hoeft hij geen cent te betalen! Maar ik zweer...
Kater:
Zweer geen valse eed, schoenfrik, terwijl je nog geknield ligt!...
(Trekt een zool uit een der schoenen.)
Pierre, wat is dit? Nou, doe er geen uur over...
Koning
(terwijl Pierre met de koningsjas over zijn arm binnentreedt en meeluistert):
Hoor eens, Angorensis, daar pas ik voor!
Kater:
Waar pas jij voor?
Koning:
Dat pak ik nog niet met handschoenen aan!
Kater:
Geef jij 't slechte voorbeeld aan andere lakeien? Geen tegenspraak, oerkaffer...
Koning:
Met je permissie, dat gaat te ver...
Kater:
Silence, nom d'un chien!... Mijnheer de lijfarts: wat verscheur ik hier tussen mijn vingers?
Lijfarts
(onwillig):
Papier.
Kater:
Wat voor papier?
Lijfarts:
Bordpapier.
Kater:
Overtuig je, Pierre!... Bordpapier! Zo worden onderdanen van dit slecht bestuurd rijk door een schoenfrik bedrogen! Sta op, rakker! Blijf niet langer geknield, doe- en deugniet! Kan jij je recht niet vinden!... Is het recht, om papier in een schoen te naaien en de prijs van leer te willen afdwingen? Mag jij de nagedachtenis van welke koe ook schenden door voor de rechtbank vol te houden, dat dit de huid van een eens bezielde hoorndrager was? Is dit leer?
Schoenlapper:
Nee, Excellentie...
Kater:
Heb je nog meer schoenen op die manier gezoold en geachterlapt?
(Alle aanwezigen bekijken hun zolen. Zacht rumoer.)
Je hoort hoe ze over je denken, wetsovertreder! Vox populi, vox Dei!Ga naar voetnoot1... Verdwijn uit onze ogen en laat ons nooit meer iets van je horen!
(Schoenlapper af.)
Koning:
Ik zit paf, paf! | |
[pagina 105]
| |
Kater
(na wat melk geslurpt te hebben):
De bakker!
Bakker:
Excellentie, de slager en de schoenlapper hebben ongelijk gekregen, ik kom op voor een rechtvaardige zaak! Twintigmaal heb ik om de rekening van mijn brood gezonden, en de oplichter, die geen stuk meubel meer in huis heeft, betaalt me met getreiter en gesar, omdat mijn dochter...
Kater:
Omdat je dochter... Maar dat is een tweede zaak...
Bakker:
Hij heeft uit de la van de kast in mijn achterkamer...
Kater:
Dat is een derde zaak, en ik houd hier geen zitting om drie zaken tegelijk te behandelen! Antwoord! Wat is meel?
Bakker
(grommend):
Dat weet ik niet!
Kater:
Als jij dat niet weet, heb je in rechten niet 't recht brood te bakken! Pierre, wat is meel?
Koning:
Als je me dood slaat, Angorensis, weet ik 't niet. Dat zijn zo van die dingen, die je elke dag eet, en waarover je nooit nadenkt! Hahaha!
Kater:
Daar houdt alles bij op! Ik zal me er bij de Koning over beklagen, dat jij op de eenvoudigste vragen geen antwoord kan geven! Je moest je schamen, om de koninklijke livrei te dragen!
(Tot Pierre.)
Jij daar, wat is meel?
Tweede lakei:
Dat weet toch immers de grootste stommeling! Dat is gemalen graan...
Kater:
Goed zo. Jij bent verstandiger in je pink dan hij aan zijn hele lichaam!
Koning:
Nou moet ik je toch verzoeken...
Hofmaarschalk:
Dat is ongehoord!
Rentmeester:
Vlegelachtig!
Opperhoutvester:
Schandalig!
Lijfarts:
Ik zou dat niet dulden, Sire!
Koning:
Angorensis, je zei daar -
Kater:
Stilte! Recht is recht en recht kent geen verschil van rang en stand! Als een bakker niet weten wil wat meel is, omdat-ie dat meel met krijt, aardappelmeel en zemelen vervalst! - Ik ben aan 't woord, meelverknoeier! - als 'n bakker bij zo'n vraag listig zwijgt, neem ik hem dat niet kwalijk, want een bakker is een bakker, en 't hoort bij zijn vak, maar als een Koning niet weet wat elke boer weet, dan moet ik als rechter mijn plicht doen! Heb jij deze jongeman brood geleverd?
(De bakker knikt.)
Van
| |
[pagina 106]
| |
enkel meel?
(De bakker zwijgt.)
Je zwijgt? 't Is in orde, en ik breng deze heer naast mij hulde, dat hij mij als rechter in staat stelde een slager, een schoenlapper en een bakker in hun ware gedaante te laten zien!
Bakker:
Maar mijn dochter en mijn gestolen geld...
Kater:
Laat die dochter binnenkomen!
(Lijfwacht af.)
Koning:
Angorensis, je bent een fidele kerel, en ik heb tweemaal paf gezeten, maar je maakt 't te bont! Jij zet op die manier 't hele volk tegen me op!
Kater:
Bemoei je er niet mee, Pierre... Straks ben je weer Koning - nou tel je niet mee! | |
negende toneel
De vorigen, zonder Slager en Schoenlapper - Ans.
Eerste lijfwacht:
Vooruit! Daar heeft-ie zijn dochter, Excellentie... Vooruit dan!
Kater:
Dag, Ansje, kind. Je hoeft niet zo bleuGa naar voetnoot1 en beangst te zijn... Ken je me niet meer?
Ans:
Ja zeker, U is die heer met de scherpe nagels...
Kater:
Dat heb je fijngevoelig onthouden, Ansje! Ga zitten...
Ans:
Ik durf niet...
Kater:
Goed, blijf dan staan... Ken je die man met zijn blote voeten en zijn bakkershemd?
Ans:
Dat is mijn vader.
Kater:
Ken je die jongeheer?
Ans:
Ja, meneer...
Kater:
Ansje van de bakker, herinner je je dat wij twee voor een paar dagen over een zuiver geweten gesproken hebben?
Ans:
Ja, meneer...
Kater:
Ansje, je vader beweert dat hij
(Jonathan bedoelend)
een dikke buidel met geld...
Bakker:
uit de la van de kast...
Kater:
...gestolen heeft. Is dat zo?
Ans:
Hoe kan ik dat weten?
Bakker:
Ik was uit en de lege zak...
Kater:
...met meel in de naden...
Bakker:
Precies!... Lag bij hèm, bij die brief, op de tafel!... | |
[pagina 107]
| |
Door 't raam zag ik hem liggen... Asjeblief!... De spaarduiten van jaren zaten erin!... 's Morgens had de schobbejak geen cent in huis om mij en de melkboer te betalen, waar of niet, melkboer?...
Melkboer:
Hij zegt de waarheid!...
Bakker:
Om mij en de melkboer te betalen, en 's middags reed-ie overal rond in een open sjees van de ‘Vergulde Kat’, smeet overal met geld, kocht kleren en spullen, en toen de kruidenier bij me kwam om een papiertje te wisselen, waar of niet, kruidenier?...
Kruidenier:
Zo waarlijk helpe mij God - de waarheid moet gezegd worden!...
Bakker:
Toen de kruidenier bij me kwam om een bankie te wisselen, herkende ik 't bankie en toen ik me wou overtuigen, was de zak uit de achterkamer gevlogen!... Daar staat de dief, rechter!... Daar is de inbreker!... Met de sjees was-ie er al vandoor, en toen we door 't raam van zijn leeggehaald huis binnenkeken lag de lege zak op zijn tafel! Ik vraag mijn recht!... Ik moet mijn recht!... De slager wordt hier beduveld en de schoenlapper met een smoesje de deur uitgesmeten, omdat de flessentrekkerGa naar voetnoot1 met de hoge omes bevriend is, ik vraag niet meer om de betaling van 't brood, dat-ie opgevreten heeft, met of zonder meel, met of zonder krijt, ik vraag recht voor wat me geroofd is!
Kater:
Hoeveel is er geroofd?
Bakker:
De bruidsschat van mijn dochter, haar moeders erfdeel en wat ik voor haar gespaard had, om haar te laten trouwen!
Kater:
Dus was 't van hààr?...
Bakker:
Van haar, als ze trouwde!
Kater:
Dus als ze met hèm getrouwd was...?
Bakker:
Ze trouwt gedorie niet met hem!... Mijn dochter trouwt met geen dief! Ik vraag recht, recht! En eer ga ik hier niet vandaan!
Koning:
Angorensis, als jouw broer dat gedaan heeft, dan zeg ik...
Kater:
Stilte! Je mening wordt niet gevraagd! Ansje, heb je dat van je vader gehoord?
(Zij knikt.)
Ansje, zou jij hèm toch trouwen, als-ie 'n dief is...?
| |
[pagina 108]
| |
Ans
(angstig):
Hij is geen dief...
Kater:
Dat vraag ik je niet! Zou je hem toch...?
Ans:
Al had-ie 'n moord op zijn geweten!
Kater
(tot Jonathan):
En jij, zou jij haar trouwen, als ze 'n dievegge was...?
Jonathan:
Ze is geen dievegge!
Kater:
Maar àls ze dat was?
Jonathan:
Al was ze de grootste misdadigster: ik hou van haar!
Kater:
Dan gelast ik, bakker, in naam van Zijne Majesteit, onze geëerbiedigde Koning, en in naam van alle natuurwetten, dat die twee jonge mensen, die al lang van elkaar houen, door de hofprediker hier worden ingezegend...
Bakker:
Ik hang me nog liever op!
Koning:
Angorensis, die man heeft gelijk!
Kater:
Boerenkaffer, stoor de rechtszitting niet!
Koning:
Pierre, mijn jas! Wanneer jij je zo vergeet, Angorensis, dat je de partij van je broer kiest, dan deug jij niet voor rechter en speel ik niet langer deze komedie!
(Heeft zijn jas aangetrokken.)
Ziezo, nou ben ik weer de Koning... En let nou op je woorden!
Kater
(terwijl de menigte eerbiedig buigt):
Sire, U heeft mij alles beloofd, alles wat ik wenste, en deze jongeman heeft U de dochter van de bakker toegezegd...
Koning:
Maar toen wist ik niet van dat gestolen geld...
Kater:
Majesteit, nog een ogenblik... Ansje, mijn kind, heb je niets te getuigen?
Ans:
Ik durf niet.
Kater:
Ben je bang voor de Koning?
Ans:
Voor mijn vader.
Kater:
Ansje, 't is beter een goed geweten dan een vader te hebben... Heeft hij die zak geld...?
Ans:
Nee. Ik.
Bakker:
Dat liegt ze, Koning! Dat zegt ze alleen om de schooier, waarop ze verkikkerd is, te redden!
Ans:
Nee, vader...
Bakker:
Ze liegt, Koning!
Ans:
Ik heb het geld uit de kast genomen, omdat ik van hem hou en niet zonder hem kan...
Kater:
Hoort U dat, Sire?
Bakker
(dreigend):
Beest van een meid, dat haar eigen vader besteelt! | |
[pagina 109]
| |
Ans:
Hij wou zich van kant maken en toen bracht ik moeders erfdeel...
Kater:
Hoort U, Sire? Deze man wil zijn dochter beletten te trouwen. Hij beschuldigt iemand van diefstal en beweert dat het geld van zijn kind, zijn geld is! Zij nam haar eigendom en legde het neer in
(met gebaar naar Jonathan)
zijn woning, omdat ze wist dat hij van haar geen geld zou - zou willen ontvangen. Deug ik voor rechter, Sire, en deugt mijn uitspraak, dat de hofprediker in uw tegenwoordigheid de eerste steen moet leggen voor een huwelijk met een gezegend aantal kinderen?
Koning:
Ik geef mijn toestemming, en ik benoem jou, bakker, tot Hofleverancier...
Bakker:
Ik verdraai 't...
Koning:
Hier valt niks te verdraaien, hier heeft maar iemand te verdraaien en dat ben ik!
Hofprediker:
Dan verklaar ik het huwelijk tussen deze twee jongelieden voor gesloten.
Kater:
Amen. Het is bijzonder plechtig, al doen wij het met minder plichtpleging en zonder interventieGa naar voetnoot1 van vaders en moeders... | |
tiende toneel
De vorigen - Slager.
Slager
(verwoed):
Ik kom nog eens terug!
Kater:
Slager, gedane zaken nemen geen keer!
Slager:
Met mijn leverworst ben ik schandelijk in 't ongelijk gesteld maar ik krijg geld van de magere en doorregen lapjes! Dat valt niet af te strijen... Vlees is vlees!
Koning:
Wat moet die schreeuwende lummel...?
Slager:
Met jou heb ik niks te maken, al trek je tienmaal andere jassen aan!
Hofmaarschalk:
Impertinente vlerkGa naar voetnoot2, majesteitsschennis wordt met tuchthuis gestraft!...
Slager:
Ik krijg centen van 't vlees!
Kater:
Een ogenblik, Sire... Wilt U het jonge paar, dat door Uw hofprediker pas op zulk een voortreffelijk-voorspoedige wijze vereend werd, veroorloven te vertrekken? Niet- | |
[pagina 110]
| |
tegenstaande de bakker door Uwe Majesteit op de meest goedertierende manier tot hofleverancier benoemd werd, eet hij zijn dochter met waarlijk angstwekkende ogen op! Ik vrees voor nieuw krakeel en nieuwe juridische conflicten, wanneer Uwe Majesteit het jonge paar niet gelast onmiddellijk en alleen op reis te gaan, en liefst zo ver mogelijk weg!
Koning:
Rentmeester!
Rentmeester:
Sire...?
Koning:
Ga met Angorensis Junior en zijn bekoorlijke jonge vrouw naar mijn schatkamer, doe een royale, immers koninklijke, greep in 's Rijks schatkist, opdat zij de eerste jaren zonder zorg kunnen leven en verstrek hun een pas voor de huwelijksreis!
Jonathan:
Sire, ik weet niet hoe ik Uwe Majesteit voor zoveel goedheid kan bedanken...
Koning:
Tatata!... Daar zit de wijze rechter...
Jonathan:
Hans!...
Kater:
Smeer 'm nou!... Ik heb hier nog te doen!... De rest vertel je me later!... Goeie reis!
Slager:
Eerst mijn centen!
Koning
(tot lijfwacht):
Houd dat individu vast, nom d'un chien... Goeie reis, jongelui!
(Jonathan, begeleid door rentmeester en Ans af. Hofmaarschalk en opperhoutvester houden de ziedende bakker tegen.)
| |
Elfde toneel
Koning - Kater - Hofmaarschalk - Opperhoutvester - Hofprediker - Lijfarts - Slager - Melkboer - Bakker - Kruidenier - Eerste en tweede lijfwacht - Menigte - Griffier - Tweede lakei.
Slager:
Met de worst ben ik in 't ongelijk gesteld, maar 't vlees was niet te vervalsen!
Kater:
Laat die man los, wachters!... Wat was dat voor vlees, slager?
Slager:
Van een koe!...
Kater:
Van wie was die koe?
Slager:
Van mij!
Kater:
Weet jij dat zeker, man?... Want een tweede keer laat ik me niet beliegen! | |
[pagina 111]
| |
Slager:
Zo waarachtig als God leeft: 't was mijn koe!
Kater:
Man, je liegt!
Slager:
Zo waarlijk helpe mij God, 't was mijn koe, mijn eigen koe, die ik geslacht heb!
Kater:
Mijnheer de hofprediker: tot tweemaal toe heeft deze man God aangeroepen! Mag dat?
Hofprediker:
Als hij de waarheid en niets dan de waarheid spreekt, ja!
Kater:
Hofprediker, van wie is de zon?
Hofprediker:
Natuurlijk van niemand!
Kater:
Van wie is de regen?
Hofprediker:
Van niemand!
Kater:
Hoor je dat, slager? De zon en de regen zijn van niemand. Van wie zijn de wolken, de sterren, de wind, de maan? Van niemand!
Koning:
Jawel, maar die man komt op voor het vlees van zijn koe!
Kater:
Waarvan leeft een koe, mijnheer de lijfarts?
Lijfarts:
Van gras en van...
Kater:
Niet haasten!... De koe leeft van gras! Gras ontstaat door de zon en de regen. De zon, het gras, de regen, de wolken, de lucht zijn van niemand, hoe kan de koe van iemand zijn?
Koning:
Dus dan zou mijn land met mijn vee...
Kater:
Als de zon van niemand is en de lucht van niemand is en de regen van niemand is, kunnen het land en het vee, die zonder zon, lucht en regen en gras niet kunnen leven, niet van iemand zijn - of die iemand is een dief... Wanneer dus deze slager een koe, die van gras en lucht en licht leeft, vermoordt - en zo'n dier magere lappies uit zijn lichaam snijdt, om die magere lappies te verkopen en er een medemens om lastig te vallen, dan zeg ik met mijn beetje verstand, dat deze man een beul is, een dief en een leugenaar, en ik zeg dat met te inniger overtuiging, omdat ik en mijn familie van oudsher veel verplichting hadden aan de koe...
(Drinkt een scheut melk.)
Melkboer:
Dus ik zou niet mogen melken?
Kater:
MaggenGa naar voetnoot1, mag je. Maar of de melk, die door zon, lucht, licht en regen en door 't geduldig herkauwen van | |
[pagina 112]
| |
een der meest nobele dieren ontstond, jouw eigendom is, huisjesmelkerGa naar voetnoot1, dat is een vraag die ik niet in jouw voordeel zou oplossen, verstaan?
Slager:
Ik merk 't wel! Ieder houdt hier zijn mond!... 't Is geen justitie voor ons! Je wordt door de hond of door de kat gebeten!
Kater:
Jij lastert, man! Ik bijt niet! Ik spreek recht, zoals 't in de natuur, waarvan jij en ik niemendal afweten, gesproken móét worden! De natuur...
Hofprediker:
Sire, die man is een saterGa naar voetnoot2 en hoont God!
Koning:
Angorensis, 't spijt me machtig: je hebt mij en 't land buitengewone diensten bewezen door wat hier knaagde en knabbelde uit te roeien en te verjagen, maar op dit nieuwe gebied haal je gewoon enormiteiten uit, en praat je zo rood op de graatGa naar voetnoot3 als 't kaf van 't koren van mijn volk! Ik geef je dus, met erkenning van je uitmuntende kwaliteiten als rattenvanger het meest eervol ontslag als opperste rechter...
Kater:
Sire, de natuur...
Koning:
AmiceGa naar voetnoot4, wij hebben maling aan de natuur, want wij zijn in de eerste plaats mensen. Adieu. Ik zeg nog eens, 't spijt me machtig. Adieu.
(Af met hofmaarschalk, opperhoutvester, hofprediker, lijfarts, terwijl de lijfwachten, slager, melkboer, bakker, kruidenier en menigte verdwijnen. De griffier plakt nijdig de foliantenGa naar voetnoot5 dicht, tikt met wijsvinger tegen zijn voorhoofd, smijt de deur achter zich toe.)
| |
twaalfde toneel
Kater - Tweede lakei.
Tweede lakei
(gaat over de kater zitten, knikt bedenkelijk):
Nou, nou! 'k Had niet gedacht, dat je zo gauw in je hemd zou staan! Maar, verdomd, ik mag je...
(Rumoer buiten.)
En ik geloof, dat je een harde dobber zal hebben,
| |
[pagina 113]
| |
om hier levend uit te komen! Je hebt ze allemaal, vanaf de Koning tot de slager, de schoenfrik en de melkboer, tegen je opgezet, stommerd!
Kater
(trekt zijn handschoenen uit):
Asjeblief, jongen, daar heb je die dingen terug!
Tweede lakei
(bij rumoer):
Je komt er niet door!
Kater
(trekt zijn schoenen uit):
En misschien kan je die ook nog gebruiken...
(Trekt zijn jas uit, staat weer als kater.)
Tweede lakei:
Gedorie, ben jij de duivel?
Kater:
Nee, jongen, een te wijze kater...
(Er weerklinkt sterk geblaf.)
Ja, ja, had ik in de spiezen! Als ze 't met hun verstand tegen je afleggen, laten ze hun honden op je los!
(Begint tegen een der zuilen bij het tuimelraam op te klimmen.)
God zij geprezen, ik ga weer naar de daken, de goten en de vrije natuur terug...
Tweede lakei:
Ik wou dat ik met je mee kon gaan, Angorensis...
Kater:
Zeg maar: poes, en wij twee, jongen, vinden mekaar later wel.
(Het geblaf wordt sterker.)
Doe ze de groeten van de Commandeur in de Orde van de Heilige Olifant, vigilando ascendimus, door waakzaamheid stijgen wij omhoog...
(Hij klimt door het tuimelraam.)
| |
dertiende toneel
Tweede lakei - Prins Arthur met een koppel honden - Bakker - Slager - Schoenlapper - Melkboer - Kruidenier - Menigte - Hofprediker - Lijfarts - Lijfwachten.
Slager
(boven het geblaf der honden uit):
Waar is-ie, de fieltGa naar voetnoot1?
(Geroep en geschreeuw.)
Tweede lakei
(wijst naar het raam. De kop van de kater wordt zichtbaar. Gejoel en geblaf).
EINDE |
|