‘Dadelijk,’ transpireerde ik lichtelijk.
Toen sprong de poes op de vensterbank.
‘Is dat jullie poes?’
‘Ja - mooi dier, hè?’
‘Heb je die al lang?’
‘O jee - jaren. Ze heeft jongen. Wil je ze is zien?’....
Ze lagen in 'n bedstee in de gang.
‘Hoeveel jongen heeft ze?’
‘Zeven.... Kom maar effen mee’....
‘Heb je nou ooit zoo'n teut gezien!’ barstte m'n uitgever los: ‘die wil àlles laten kijken, je met gewichten laten werken en àl dien tijd staat 't bakkie voor niks te wachten’....
‘'t Is al over drie,’ insinueerde de meneer.
‘Ik ben làng klaar,’ protesteerde ik: ‘als de heeren maar willen’....
‘Na jou,’ zei m'n uitgever.
‘Nee,’ antwoordde ik beleefd: ‘ik ben hier thuis’....
Verveeld, ongemakkelijk, niet op m'n dreef met zooveel vernielde parallelogrammen, segmenten, ellipsen, spinnewebben, niet wetend hóé in 't rijtuig te zitten, volgde ik tot aan de huisdeur, zag hen instappen, riep: ‘'k heb wat vergeten,’ holde terug.
Lou zàt alweer - voor 't raam.
‘Gauw!’ schreeuwde ik, de noodlotsbroek uittrappend.
Lou spurtte. Z'n bretel vloog los. De pantalon daalde - de pantoffels wipten mee.
Als razenden leegden we de zakken, smeten de zakdoeken, de zware beurzen, de sleutels en andere dingetjes opzij....
‘Waar blijf je nóu weer?’ schetterde 't in de deuropening.
M'n uitgever zàg ons beiden in tricot - niet begrijpend waarom we ons zoo naarstig hadden ontkleed.