kinderen en z'n éene vrouw zorgzaam worden beschreven. Maar ons dodu, gemoedlijk boekje, het boekje dat je als Pand op je trouwdag ontvangt, het boekje dat je niet krijgt dan na 'n zoeten preek van den burgemeester of diens plaatsvervanger geslikt te hebben, het boekje dat verlof geeft om je als getrouwde lieden deftiglijk te vestigen - dat boekje heeft meerder schoons. De meest gulle inlichtingen worden aan je vrouw - je vrouw van nog geen uur oud verstrekt, als daar zijn:
‘Kinderen, levenloos ter wereld gekomen of overleden vóór de geboorte-aangifte, worden als levenloos aangegeven beschouwd. Dit moet geschieden door twee meerderjarige binnen het Rijk wonende manspersonen.’
Het laat aan diepzinnigheid of helderheid weinig te wenschen over. Dan, je voorbereidend op alle eventualiteiten, verhaalt prettig-pratend en knufflend je Boekje:
‘De aangifte van overlijden wordt zoo spoedig mogelijk gedaan door twee meerderjarige binnen het Rijk wonende manspersonen.’
En opdat nièts je geheim zal blijven en je op je trouwdag geen verkeerde huwelijks-begrippen zult ontvangen:
‘Het verlof tot begraven wordt door den ambtenaar van den Burgerlijken Stand niet verleend, dan nàdat hem is ter hand gesteld eene verklaring van overlijden, afgegeven door een geneeskundige. Bij gebrek aan zoodanige verklaring, ook voor levenloos aangegeven kinderen gevorderd, wordt de doodschouw verricht en de verklaring afgegeven door een geneeskundige, daartoe door Burgemeester en Wethouders aangewezen...’
Nóg zou je in je huwelijk pénibele dingen kunnen doen - dingen waarvan je later spijt zou hebben, doch 't Boekje waarschuwt: