‘Je mot geduld hebben,’ zei Lou.
Goed, ik zou geduld hebben, nam Schopenhauer's Die beiden Grundprobleme der Ethik en bleef lezen. Na een half uur, kijkend, was de bot opgelost in de olie. De graten dansten naast een bruine brei van olie en vleesch. Het moest er met een lepel uitgevischt worden.
Schopenhauer heeft goed praten: ‘Wenn ein Mensch will; so will er auch Etwas; sein Willensakt ist allemal auf einen Gegenstand gerichtet und läszt sich nur in Beziehung auf einen solchen denken.’ Malligheid Schopenhauer. Malligheid. Neem als Gegenstand een botje en wil het beest bakken: ik, Samuel Falkland, verzeker je dat het niet gaat. Je hebt er een vrouw voor noodig.
De derde bot hebben we gesoigneerd als een juffers-hondje. Lou zei dat het petroleumstel niet fel genoeg brandde. Ik heb de pitten opgedraaid, weer weinig olie gebruikt en nog eens hetzelfde resultaat. Het botje dee allemaal pogingen om de pan uit te krommen.
‘Nee, niet drukken!’ riep ik. ‘Laat 'm an zijn lot over. Wij knoeien d'r te veel mee. Hij zal wel weer recht gaan liggen...’
Jawel. Van onderen was-ie heelemaal verkoold toen we begonnen te ruiken dat er ‘iets aanbrandde...’
Over zessen. Drie mislukte en vijf rauwe visschen. Prachtig diner.
Nog één en dan voor het laatst. Het lag bepaald an de olie.
‘Nou zal ik het met boter probeeren....’
De pan werd wéér schoongemaakt; een kluit boter lieten we raak bibberen tot ze bruin was en.... ‘Let go!....’ De bot zakte in de boter. Er was een oogenblik stilte. En toen, - botjes zijn vervloekte beesten! - gingen kop en staart weer omhoog