Glück auf!
(1911)–Herman Heijermans– Auteursrecht onbekend
[pagina 3]
| |
Eerste bedrijf.(Een behaaglijk-gemeubileerd privé-kantoor van twee-plans-diepte. Dadelijk tegen den achterwand, tusschen de twee vensters, een dubbel bureau-ministre. De zonneluiken staan buitenwaarts, naar de zijde eener omrasterde plaats geopend. Bij de overzij-schutting is wat verdord bestoven klimop en 'n gedeelte van 'n spoorwaggon zichtbaar. Rechts in den achterwand eene deur. Om hierdoor binnen te komen, moet men de twee vensters voorbij en vervolgens een gang door, die ook toegang tot kantoorlokalen geeft. Eerste plan links een gloeiende vulkachel met gebogen pijp. Tweede plan dito nog een deur, waarnaast een kleerenstandaard, geheel met jassen en hooge hoeden behangen. Langs de twee plannen rechts een met groen kleed en papieren beleide tafel. Lederen fauteuils daarom heen. Aan de wanden tabellen, spoorkaarten, enz. Ochtend. De ramen weelderigen in aanplassend licht).
| |
Eerste tooneel.
Baumgarten senior, 1ste Mijnbestuurder, 2de Mijnbestuurder, 1ste Aandeelhouder, 2de Aandeelhouder, Wied, later Kantoorklerk.
Baumgarten
(staande aan het hoofd van de tafel, een redevoering besluitend).
En daarmee heb ik gezegd, daarmee ben ik aan het slot van mijn beschouwingen, en stel ik nog eens voor tot dadelijke stemming over te gaan! (Zit neer).
1ste Aandeelhouder.
Jawel! Bravo! (Klapt met geestdrift in de handen). Bravo! Bravo! Volkomen mee eens!
2de Aandeelhouder.
Mijnheer de voorzitter, met uw permissie...
Baumgarten.
Nee waarde heer, nee allervoor- | |
[pagina 4]
| |
treffelijkste kerel, we onderwerpen ons per se niet, we doen nog niet de concessie van letterlijk 'n speldeknop! 1ste Mijnbestuurder.
Onder geen omstandigheden! 2de Aandeelhouder
(aarzelend).
Ja, ja, maarè, maarè... Is dat nou wel in 't belang - in 't positieve belang van den - van den kleinen aandeelhouder? Toen ik aan de beurs - en ik ben geen uitzondering...
Baumgarten.
Olala, olala, mijne heeren, mijne heeren, laten we niet nog eens beginnen!... Ik heb u de situatie zoo haarfijn en zoo duidelijk uiteengezet! De zaak is... (Houdt zich in bij 't binnentreden van den kantoorklerk, die aan Wied een met krijtletters beschreven, versleten lei geeft. Hij zwijgt tot de klerk weer weg is, grijpt de lei uit Wied's handen, kijkt haar in, laat haar circuleeren, vervolgt:) ... Overtuigt u, overtuigt u! Cijfers zeggen meer dan 't meest scherpzinnige betoog! De eerste, tweede, derde laag hadden - is 't waar of niet? - spreekt zoo'n simpele lei geen boekdoelen? - 3020 wagens moeten opleveren! De morgenploeg produceerde ruim 1300, de middagploeg nog geen 1200 wagens! Dat is 'n manco, 'n manco, mijne heeren, van 520, zegge 520 wagens! Ik vraag of dat in een goed georganiseerd bedrijf...
Wied.
Pardon dat 'k in de rede val, maar de leivan-de-opbrengst van gister geeft 'n onzuiver beeld. 'r Was stagnatie in de derde schacht. Mijn beambten rapporteerden, dat...
Baumgarten.
Jajaja! Olala, dat weten we, m'n beste jongen! Laten we de discussies niet rekken! We staan hier, en daar kan 'k geen genoeg nadruk op leggen, mijne heeren... (Steekt zijn sigaret aan een door zijn buurman aangeboden lucifer op). Merci, merci!... We staan voor 'n formeele catastrophe, als we voor zoo'n lokale beweging terugdeinzen. Als we bij 't Syndicaat zijn aangesloten, moeten we ons aan de ruggespraak met 't Syndicaat houden.
1ste Mijnbestuurder.
Juist! 2de Mijnbestuurder.
Mijnheer de voorzitter, ik | |
[pagina 5]
| |
vraag voor de derde maal, om tot stemming over te gaan. De geachte interpellant van daarstraks heeft over 't hoofd gezien dat we enkel winst te boeken hebben, als de lokale beweging 'n algemeene wordt. In den strijd om de macht...
Baumgarten.
Juist, heel juist: om de macht! 2de Mijnbestuurder.
In dien strijd kunnen en mogen we plaatselijk niets toegeven... 2de Aandeelhouder.
Ja, ja, maarè, maarè, met 'n forceeren van 'n staking, terwijl de voorraad in 't begin van den winter betrekkelijk groot is... En dan we hebben 't in acht-en-negentig... (Tot zijn buurman) :... Was 't niet in acht-en-negentig?...
1ste Aandeelhouder.
...Zeven-en-negentig...
Baumgarten
(pogend te interrumpeeren). Mijne heeren!
2de Aandeelhouder.
...In zeven-en-negentig... (Nijdigjes). Mijnheer de voorzitter ik tree voor de belangen van den kleinen aandeelhouder, die zijn spaarpenningen in onze onderneming gestoken heeft, op - ik zeg, dat we 't in zeven-en-negentig nog eens gehad hebben, dat de mijn in de zes weken staking zoo achteruit ging...
Baumgarten
...Maar dat weten we toch allemaal! 2de Aandeelhouder
(onverstoorbaar).
...Zoo achteruit ging, zoo verwaarloosde, dat de exploitatie in 't eerste jaar door instortingen, door volloopen van...
Baumgarten
(kloppend).
Ik moet u toch heusch tot de orde roepen! 2de Aandeelhouder.
...Door volloopen van de heele derde laag, geen cent rente opleverde, nee, geen cent! 1ste Mijnbestuurder.
Dat's toch, om 't kalm te zeggen, om uit je vel te springen! (Heftig). Ziet u kans voor 'n uitkeering, als we exorbitante eischen inwilligen? Moeten wij naar de pijpen van twee, drie, vier raddraaiers dansen?
2de Aandeelhouder.
Dat beweer 'k niet. 1ste Mijnbestuurder
(geprikkeld).
Wat beweert u dan? | |
[pagina 6]
| |
2de Aandeelhouder.
Ik beweer...
Baumgarten.
Neem me niet kwalijk, beste meneer, maar ik heb de leiding van de vergadering, en we kunnen de discussies niet tot in 't oneindige - m'n hemel, we zitten hier al volle twee uur, en 'k heb behoefte me te versterken! (Er klappen 'n paar in de handen) - niet tot in 't oneindige rekken! We voelen alles voor de kleine aandeelhouders, maar voor die van de kleine mogen we die van de groote niet opofferen! (Handgeklap). Ik blijf bij 'n non possumus! Willen de ploegen overmorgen niet naar benee, dan geven we geen pardon meer, en dus...
2de Mijnbestuurder.
...Stemmen! 2de Aandeelhouder.
Mijnheer de voorzitter...
Baumgarten
(kloppend).
Mijne heeren, dat gaat zoo niet! Bij zulk 'n obstructie over détails - want over de groote lijnen zijn we 't eens, of niet? (Toestemming) - bij zulk 'n obstructie, zie ik, nee op m'n woord van eer niet!... zie ik geen kans 'n besluit voor of tegen te nemen! Als 'r dan zooveel bezwaren bestaan, doen we verstandiger de conferentie tot vanmiddag uit te stellen. (Een stilte). Vraagt nog iemand 't woord? (Een stilte). Dan zullen we stemmen. Mag 'k de heeren verzoeken?
1ste Mijnbestuurder.
Voor. 1ste Aandeelhouder.
Voor. 2de Mijnbestuurder.
Voor - en hóé voor!
Baumgarten
(tot den tweeden aandeelhouder, die z'n sigaar blijft bezuigen). En u? Nou dan, meneer?
2de Aandeelhouder.
Mijnheer de voorzitter...
Baumgarten
(zuchtend). Olala! Voor of tegen?
2de Aandeelhouder.
Waar voor of waar tegen - ja, ik snap 't niet! 'r Is toch nog geen voorstel...
Baumgarten.
Olala! Heb 'k geen non possumus voorgesteld? 2de Aandeelhouder
(zit even in diepzinnig zwijgen - zijn buurman fluistert hem iets toe).
O. O zoo. Blanco.
Baumgarten.
Voor. Dus vier voor en een blanco. | |
[pagina 7]
| |
2de Mijnbestuurder.
Goddank! En dat hadden we minstens 'n uur geleden kunnen bereiken! 2de Aandeelhouder.
Mijnheer de voorzitter...
Baumgarten.
Nee, nee, meneer, 't besluit is gevallen! Niemand meer 't woord? Dan sluit 'k de vergadering, dank de heeren voor hun aanwezigheid, en verzoek meneer den directeur aan 't bestuur onze beslissing te willen meedeelen!
Wied.
Dat zal 'k - maar 'k vrees...
Baumgarten.
Jawel! Jawel, beste jongen! En 'k zou haast meenen tant mieux, tant mieux, hahaha! Sigaret? (Offreert uit z'n gouden étui).
2de Aandeelhouder
(de eenige, die is blijven zitten).
Mijnheer de voorzitter... 2de Mijnbestuurder
(hem luidruchtig op 'n schouder kloppend).
Hoe is 't mogelijk, hahaha! Dat kan-ie niet onder zich houden! Daar tracteert-ie ons nog den heelen middag op, hahaha! (Algemeene vroolijkheid).
2de Aandeelhouder.
Ja, ja, dat 's allemaal heel aardig, maarè, maarè op die manier - op die manier is de mijn niet van ons, maar van meneer Baumgarten!
Baumgarten
(die zijn pels aangetrokken heeft en zijn hoogen hoed opgezet).
Hahaha, hij is 'n prachtexemplaar! Wat belet je 'n paar honderd aandeelen van me over te nemen? Ja? Ja? Zaken? Daar, vijf procent onder den koers van gister, hahaha! 'k Ga à la baisse! In plaats van drie-honderd-zeventien: drie-honderd-twaalf! Eenmaal, andermaal... Geen bod?... Tegeef, tegeef, meneer! Als de ‘kooi’Ga naar voetnoot1) overmorgen z'n mannetjes niet mee naar benee neemt, garandeer 'k 'n koers van hoogstens twee-honderd-tachtig! Eh bien? 2de Aandeelhouder.
Dus u zou aanraden...
Baumgarten
Nee, waarde heer, daar kan 'k geen advies in geven, maar als we dit jaar - versta me wel! - dit jaar de nieuwe pompmachines voor de derde laag die ze op 't oogenblik al monteeren in werking hebben gebracht, wed 'k honderd flesschen champagne | |
[pagina 8]
| |
tegen een, dat we in 't volgend jaar koersjes van vieren vijfhonderd zullen beleven! 1ste Aandeelhouder.
Ja, als dat 't geval is! 2de Aandeelhouder
(ook zijn jas aantrekkend).
Als je dat zeker wist, dan zou je, dan zou je...
Baumgarten.
Dan zou hij alles opkoopen, hahaha! Sigaret, heeren? (Hij presenteert aan allen). En met versnelde pas naar de ‘Vergulde Eenhoorn’, waar 'k 'n kleinigheid besteld heb! (Tot Wied, die voor het bureau-ministre is gaan zitten). Ga je niet mee, George?
Wied.
Zou 'k nog zooveel tijd hebben? De afspraak is, dat ze...
Baumgarten.
Olala, dan wachten ze heel-eenvoudig! (Bij het bureau). Kaartjes? Visite-kaartjes? (Slaat zich voor het voorhoofd). Sapristi! Sapristi! Neem 't niet kwalijk, beste, beste jongen! Hoe 'k 't heb kúnnen vergeten, terwijl Sylvie 't me nog gister... (Schudt hem de hand). Van harte! En nog honderd jaar! Sapristi, hoe is 't mogelijk! Heeren, m'n schoonzoon, m'n schoonzoon, de directeur, is vandaag jarig - hoe oud ben je, George? - Enfin, dat doet 'r niet toe! Heeren, dat geeft 'n bizondere, 'n heel bizondere flesch in de ‘Eenhoorn’! (Zij feliciteeren allen George). En nu en avant, en avant! 'k Wou nog graag den trein van kwart over twaalf halen! Nee, George, niet zonder jas! 't Is fameus koud! Je ben toch niet van plan, uitgezocht vandaag, 'n verkoudheid op te loopen?
Wied.
Ach kom! Ik ben zoo tegen weer en wind gehard!
Baumgarten.
Geen denken aan! Ik permiteer 't gewoon niet! 'n Man die vrouw en kinderen heeft!...
Wied
(zijn jas van de standaard grijpend).
Al klaar, papa. (Schelt).
Baumgarten.
Heeft dat zoo'n haast?
Wied.
'k Laat 't privé-kantoor liever niet alleen (Tot klerk). Zeg juffrouw Menzel, dat ze 'r gang kan gaan en dat 'k binnen 'n kwartier...
Baumgarten.
Olala, dat is onmogelijk! | |
[pagina 9]
| |
Wied.
Heusch, papa, langer durf 'k niet uit te breken. 'k Breng u tot de ‘Eenhoorn’ en eclipseer...
Baumgarten.
(tof klerk).
Dwaasheid! Meneer is 'r over 'n uur! En avant! (Tot de heeren, die op de plaats voor de vensters wachten). Ja, ja, we zijn 'r! (Af met Wied).
| |
Tweede tooneel
Heil, Anne, later Mathieu.
Heil
(treedt door de gang naast de plaats met 'n emmer kolen binnen, vult de kachel).
Anne
(door linkerdeur met een bak papieren, legt die op 't bureau, neemt uit de onderste schuifla een bundel bloemen, steekt ze in een vaas, let eerst nu Heil op, schrikt).
Goeien morgen, Heil. (Hij knikt stug, ketst met geraas het deksel dicht). Morgen Heil. (Hij, veegt zonder te antwoorden het kolengruis onder de kachel). Foei, foei, wat 'n damp! Als je daar weggaat, Heil, laat de deur dan even anstaan, wil je?... Ik bedoel dié deur! (Zonder te antwoorden gaat hij door linkerdeur heen). O, dat 's erg lief, hahaha! (Zij ontsluit de schrijfmachine, tikt, zegt den tekst van den brief:) ...In antwoord op uw letteren van den 21sten December, en in bevestiging van onzen aangeteekenden brief van den 17den dezer - dezer - dééééézer...
Mathieu
(door linkerdeur, is achter haar gaan staan).
Dat 's tweemaal ‘dezer’ te veel, ideaal! (Zij schrikt, lacht). Correspondeer je tegenwoordig hiér, speciaal hiér?
Anne.
Nee, meneer.
Mathieu.
Nee meneer? Ja, meneer! 't Heer, 't heer! Jawel! Jawel! Enfin, enfin - ik zal de laatste zijn, om den bijbelschen steen te hanteeren... (Vrijpostig) ‘... aangeteekende brief van den tienden dezer, sluiten wij hierbij contract voor de levering van dertig waggons per maand...’ Mis! Je tikt waggons met twéé a's.
Anne
... Omdat u me zoo op m'n handen kijkt.
Mathieu.
Wor je daar nerveus bij? 'k Dacht dat je daar minstens tegen kon! (Legt z'n hand op haar schouder).
| |
[pagina 10]
| |
Anne
(driftig op)....
Asjeblief meneer, asjeblief geen handtastelijkheden!
Mathieu.
Naar mooie handjes kijken - is dat hand-tàstelijk?... Hahaha!
Anne
(weer zittend)....
Als u 't maar begrijpt - dat 's hóófdzaak.
Mathieu
(naar de andere zij van 't bureau).
Hóófdzaak, à la bonne heure!... Hàrtezaak, néé... 't Heer! 't Heer! 'k Steek met 'm over... (Kijkt door het venster). ...'t Uitzicht op 'n heelal van kolengruis, rails, spoorwagens, roet, schoorsteenen, 'n uitzicht om chronisch 't spleen bij te krijgen - verandert-ie om 't half jaar in 't panorama van 'n stel àndere oogen... Ja, al hou je ze neer... (Het tikken der machine met z'n ring op 't bureau nabootsend). Tik-tik-tik-tik-... Tik-tik-tik-tik... Krijg 't Seen repliek?
Anne
(verveeld-stuffend).
... U maakt me in de war...
Mathieu.
... Dat doe je mij al 'n schandelijk-lange week! (De bloemen beruikend). ...En daar helpt geen stuf, geen radeeren... (Zij verscheurt driftig den bedorven brief) ...geen verscheurend gebaar tegen!... Ruikt fameus, exkies, om lyrisch bij te dichten, alleen wat naar muffe sigaretjes. Heb jij hier zoo zitten rooken?... Geen antwoord? Nee? Dan, dan... (Een stel mondstukken van spreekbuizen bedoelend). ...Op welke van die klarinetten en pistons moet 'k m'n adem uitblazen, om Zijn Excellentie op te schommelen?
Anne.
Op geen, meneer. Meneer is 'r niet.
Mathieu.
Hoe weet jij dat, ideaal?
Anne
(een weinig geprikkeld).
...Dat kan jij an meneer z'n stoel zien!
Mathieu.
Patsch. Patsch. Jij... Jou... Wat 'n acuute intimiteit! (Een stilte). ...Heeft ù, ù, papa - Baumgarten Senior - al gezien?
Anne.
...Nee.
Mathieu.
Hoe kom 'k dan 't gemakkelijkst benejen, in de ‘ingewanden der aarde’, ideaal?
Anne.
Met de lift. | |
[pagina 11]
| |
Mathieu.
Ach! Ach! Wat 'n zeldzaam-guitig bescheid! Met de lift! Met de lift! Dacht u dat 'k de intentie had duizend meter, zoomaar kiep-kiep-kiep! te duiken?
Anne.
Toe meneer - zóó kan 'k niet werken...
Mathieu.
Verschrikkelijk! De ongezonde ijver... Zeg dan welke fluit 'k in dit gedrang van fluiten moet hebben!
Anne.
Nummer vier.
Mathieu.
Welke?
Anne
(ongeduldig).
Die daar! (Neemt de spreekbuis, fluit).
Mathieu.
Merci. (Met de lippen bij 't mondstuk). ...Om te zoenen: de poëtische plek, waar twee lippen, rood als de ondergaande zon, rood als, als... Met wie?... Nee meneer, dat was niet héélemaal voor ù! Met wie?... Kerkhoven? (Tot Anna). ...Wie is dat?
Anne.
De machine-opzichter Kerkhoven!
Mathieu.
... Uitgezocht-wijsgeerige naam! (Opnieuw luisterend). Meneer Kerkhoven - u spreekt met Baumgarten - nee, niet met den ouwe! - Baumgarten Junior, Junior - Mathieu - zóón, jongste generatie... Dank u! Ja, 't gaat me voorbeeldig, excellent! Ik wou met twee vrienden benee 'n kijkje nemen, in 't gat kruipen!... Ja, dadelijk... Ze zijn onderweg... 'k Versta geen syllabe... Meneer blaas zoo niet... 'k Krijg 'n longontsteking zooveel wind als je maakt, hahaha!... Vandaag niet?... Morgen? Olala, zou de ouwe heer zeggen... Olala in 't kwadraat!... Nonsens!... 'k Loop zelf bij u aan! (Zet de fluit in 't mondstuk). ...Farceur!... Is dat waar wat die meneer met z'n symbolischen naam me wijsmaakt, me op m'n mouw wil spelden - spelden, spelden zeg, door zoo'n buis heen! Is-ie goed? - dat de stemming onder de heeren te wenschen overlaat?
Anne.
Ja, meneer.
Mathieu.
...Ze zullen de bezoekers toch niet met huid en haar oppeuzelen! De stemming, die te wenschen overlaat! Gebeurt meer, wat? (De bloemen bedoelend). Heeft ù die meegebracht? Ook zoo'n klein lief verjaarsgeschenkje?
| |
[pagina 12]
| |
Anne.
Nee.
Mathieu.
Nee? Wie dan?
Anne.
Weet 'k niet.
Mathieu.
Wel, wel! Wel wel! (Een stilte. Zij werkt). Juffrouw Menzel...
Anne.
Toe meneer!
Mathieu.
...Juffrouw Menzel, al krijg 'k 'r twintig jaar eenzame opsluiting voor: 'k bega 'n moord voor 'n... (Bootst kusgeluid na). Ben je voor m'n zwagertje ook zoo stug, zoo koel als 't graf?
Anne
(geprikkeld).
Mag 'k doorwerken, meneer?
Mathieu.
Je vous aime!
Anne
(tikkend).
‘Hoogachtend, uw dienstwillige...’
Mathieu.
Je zal me toch niet willen wijsmaken, dat de voortreffelijke George, die m'n zuster telkens met de gloeiendste brutaliteit bedriegt...
Anne
(tikkend, vinnig).
‘Aan de Naamlooze Vennootschap...’
Mathieu
(zich driest over 't bureau buigend).
Voor mij hoef je geen komedie te spelen!
Anne
(driftig op).
Laat u me met rust, ja of nee? Als 'k hier niet rustig werken kan, zal 'k zoo vrij zijn hiernaast te gaan.
Mathieu.
Nee, nee, nee, laat 'k vooral niet verder storen. (Zij begint opnieuw te werken, hij steekt 'n sigaret op. Heil treedt binnen, port de kachel, kijkt de twee norsch aan, gaat door plaatsdeur af). ...Nou dan zal 'k dien meneer Kerkhoven 'ns opzoeken. Bleef liever in den stoel van m'n zwagertje tot den dag des oordeels over je zitten... (Ziet dat Sylvia voorbij de vensters komt). Aha, wéér 'n stoornis! Jammer, jammer! (Tot Sylvia). Weet jij, Sylvie, wie 'r de goddelijkste wittebroodsweken op na houen?
| |
Derde tooneel.
De vorigen, Sylvia, een Groom.
Sylvia
(ontstemd).
...Nee, en ik ben in geen stemming, om je... | |
[pagina 13]
| |
Mathieu.
Hahaha! Hahaha! De stèmming, hahaha!
Sylvia.
Vind je je gelach hièr - bijzonder gepast?
Mathieu.
't Is goed. Ik eclipseer. (Bij de deur links). ...Maar van de lune de miel móét je hooren! Na de wittebroodsweken eet de vrouwtjes-spin 't mannetje zonder toeten of blazen op. Wat 'n droom, zóó gauw uit je lijden, hahaha! - moet 'k an dien meneer van 't kerkhof... hahaha! (Af).
Anne.
Als u meneer zoekt, mevrouw - hij is 'r niet.
Sylvia
(uit de hoogte).
...Dank u.
Anne
(in pogen het gesprek op te houden).
'r Was 'n conferentie en 'k denk dat meneer met de heeren...
Sylvia
(bits).
Dank u! Dank u! Laat 'k u niet derangeeren. (Anne tikt weer op de machine. De groom, met een toegedekte hengselmand, klopt). Binnen! Zet neer. Nee, niet op den grond! Moet je dat gezegd worden? ...Dáár (Beduidt de tafel). En zeg Frans bij de kerk te wachten. Ik rij in ieder geval mee terug. Hemel, begrijp jij vandaag niemendal?
De Groom.
Meneer heeft...
Sylvia.
Doe wat 'k zeg! En 'n beetje extra-vlug. | |
Vierde tooneel.
Wied, Sylvia, Anne.
Wied
(door linkerdeur onaangenaam verrast).
Wat is dat? Toch hier, terwijl 'k zoo dringend verzocht...
Sylvia
(hem interrumpeerend).
Als je iets dringend te verzoeken heb (Hatelijk) : lièfste, doe dat dan, als we alleen zijn. Of stenographeert juffrouw Menzel àlles?
Wied
(zich bedwingend).
Ik zei bij 't ontbijt...
Sylvia
(hem in de rede vallend).
Je n'aime pas ces discussions, chérie, en présence d'une de tes protégees! (Anne staat schrikkend op, gaat door kantoordeur heen).
Wied.
(ingehouden).
Zou je niet wat meer takt willen toonen?
Sylvia.
Geef 't voorbeeld!
Wied.
Ze verstaat Fransch! | |
[pagina 14]
| |
Sylvia.
Des te beter. Pleit voor 'r opvoeding, al heeft ze geen manieren!
Wied
(aarzelend).
Manieren of geen manieren - je moest bedenken, niewaar....? (Stokt) En, en 't spijt me, maar 'k heb Frans last gegeven met de brik naar 't machinegebouw op te rijden. 'r Kan vandaag niemand naar benejen.
Sylvia
(vinnig).
Waarom niet? Waarom niet?
Wied
(tam).
Sylvie, zoo duidelijk als 'k 't in presentie van derden, die met de directiezaken niets te maken hebben, kon zeggen, heb 'k je nog geen drie uur geleden verzocht, 't bezoek (Even warmloopend) bezoek, bezoek, onder deze omstandigheden, terwijl de menschen haast niet aan 't werk te krijgen zijn! - tot morgen, tot overmorgen, tot, tot, tot 't convenieert uit te stellen!...
Sylvia.
Dus, je laat me 'n mal figuur slaan?
Wied.
Dat laat 'k niet. En dat weet je zelf 't beste. 'k Zei je nadrukkelijk, dat 'r iets niet in den haak was. Je heb telefoon! Had, als je twijfelde, getelefoneerd, niewaar?
Sylvia.
Nee, daar houdt alles bij op! Dat is de comble van onbeleefdheid! Daar maken Mathieu, François en Meister 'n reis van 'n halven dag voor, om je verjaardag te vieren, daar spitsen ze zich 'r op, voor 'n verzetje, 'n paar uur in de mijn door te brengen, en daar doe jij of je geen directeur ben!
Wied.
Spijt me. Spijt me zelf. Maar de mijn gaat 'r niet met de noorderzon vandoor. Morgen is nog 'n dag. Vandaag zijn 'r dringende bezwaren!
Sylvia
(afgemeten).
Wat voor dringende bezwaren?
Wied.
Als ik op m'n jaardag... (houdt zich in, omdat de kantoorklerk brieven op zijn bureau neerlegt, en weer heengaat). ...Als ik op m'n jaardag zóó vroeg uitrij, is 'r natuurlijk stagnatie in 't bedrijf!
Sylvia
(bij 't bureau neerzittend, en geprikkeld met de bloemen spelend).
Zoo. Zoo. Zoo ineens?
Wied.
In de verste verte niet ineens - 't gist maanden en maanden. Papa heeft 'r ook al, waar je bij | |
[pagina 15]
| |
was, en herhaaldelijk op gezinspeeld. Als wij - als ik - je zooveel mogelijk buiten zaken hou, is 't met de goeie bedoeling...
Sylvia.
(hem in de rede vallend).
Van wie heb je die bloemen?
Wied.
Van wie? Hoe kan ik dat weten? 'k Kom toch pas binnen.
Sylvia.
Zoo. (Scherp). Afzender onbekend?
Wied.
Doe me een genoegen, Sylvie, en begin geen malle, jaloersche scènetjes!
Sylvia.
Werkt dat schepseltje den heelen dag bij jou?
Wied
(ontstemd).
Interesseert je dat?
Sylvia.
Dat intresseert me, al word 'k met nog zoo'n góéie bedoeling buiten ‘zaken’ gehouen!
Wied
(luchtig).
Zoolang m'n onderdirecteur, niewaar?, ziek blijft, kan 'k 't alleen niet af, niewaar?
Sylvia.
O.
Wied.
Daar hoef je niet met zoo'n stekelig O op te antwoorden, je heb niet 't flauwste vermoeden wat 'k op 't moment aan m'n hoofd heb.
Sylvia
(spijtig-ingehouden opstaand).
't Is goed, George.
Wied
(met zekerheid).
Ik geef je m'n eerewoord...
Sylvia.
... Dat heb je me tóén ook gegeven.
Wied
(geprikkeld).
Toen was nu niet, toen was toen! Toen ben 'k 'r ingevlogen, ingevlogen zooals ieder man in mijn plaats (opgewonden). ...Daar zouen we niet meer over spreken! Daar zouen we 't zwijgen toe doen!...
Sylvia.
Voor de kinderen.
Wied.
Voor de kinderen, voor jou, voor mij en voor papa. Zoolang 'k voor zoo'n bende werk zit, zoolang 'k me niet weet te roeren, zoolang 'k geen minuut vrijen tijd heb - ben 'k ooit op m'n jaardag naar de mijn gegaan? - cijfer, wurm 'k thuis niet tot 's nachts twaalf, een uur? - zoolang de beroerde kerel z'n bed moet houen...
Sylvia.
't Is goed, George. 'k Wou me overtuigen, en 'k heb me overtuigd. | |
[pagina 16]
| |
Wied
(heftig).
Van wat? Van wat heb je je overtuigd?
Sylvia.
Dat je voor de zooveelste maal je - je kinderen vergeet! 'k Had Mathieu, François en Meister ook wel alleen met de brik hier naar toe kunnen laten gaan, maar 'k wou weten. En 'k wéét...
Wied
(valsch-driftig).
Je weet! Je weet! Je weet niemendal! Je praat niet alleen nonsens, maar je gaat - en dat weer uitgerekend vandaag, net vandaag! - onbehoorlijk en onredelijk tegen me tekeer! (Er wordt gefloten - hij luistert aan een der buizen). Ja! Ja, ik zelf! (Ongerust). Hoe kan dat? Is 't bassijn dan niet gevuld? Is 'r geen drukking? (Nijdig). Had je dan geen maatregelen kunnen nemen? Goed, goed, goed! Laat Stein onmiddellijk bij me komen! En 'k zal vandaag zelf inspecteeren! (Hangt buis in haak, zachter tot Sylvia). Wil je dus zoo vriendelijk zijn, Sylvie, om met François, Meister en Mathieu weer terug te rijden? 't Kan niet. 't Kan tenminste vandaag niet. We hadden zoo juist 'n spoedvergadering van commissarissen en van enkele belanghebbenden...
Sylvia
(verwonderd).
'n Spoedvergadering?
Wied.
Jà, 'n spoedvergadering onder presidium van je papa. We hebben - 'n ultimatum ontvangen.
Sylvia.
Van?
Wied.
(knikkend).
Van. En onder die omstandigheden, bij 'n haast tastbaar verzet, wil 'k den schijn van uittarting door 'n bezoek van vreemden, vermijden - tenminste ik neem geen verantwoordelijkheid op me (zet zich voor 't bureau, scheurt brieven open). Je permiteert?
Sylvia.
Ik permiteer - ik permiteer alles... (Houdt zich in voor den kantoorklerk, die een telegram brengt).
Wied
(gehumeurd).
Wat is dat?
Bediende.
'n Telegram, meneer.
Wied.
Goed, goed! (Roept hem na). Hé! Hé! Wees zoo beleefd en draag die mand of laat die mand voor m'n vrouw naar de brik, bij 't machinegebouw dragen.
Bediende
(de mand opnemend).
Ja, meneer. (Af).
Sylvia.
Adieu, 'k ben je bizonder dankbaar! Als | |
[pagina 17]
| |
je je duidelijker had uitgedrukt, waren ve natuurlijk niet uitgereden. Adieu.
Wied
(brieven lezend).
Adieu.
Sylvia
(bij de deur).
George!
Wied
(niet opkijkend).
Ja?
Sylvia
(aarzelend).
Zou je me asjeblief 't genoegen villen doen, die juffrouw hiernaast bij 't andere personeel, en niet bij jóú, te laten werken?
Wied
(doorlezend).
Nee.
Sylvia.
Néé?
Wied.
Nee. Dat wordt te belachelijk!
Sylvia.
Ja, 't wordt belachelijk, schandelijk-belachelijk, dat je je voor niemand geneert, dat je tête à tête...
Wied
(opvliegend).
Sylvie!
Sylvia
(driftig).
Als je niet wil, dat 'k 'r met papa over spreek...
Wied
(heftig).
papa, papa! Alweer papa! Dat wordt gloeiend onhoudbaar! Vertel aan papa, papa, wat je kwijt wil wezen! Maak me nog meer tot strooman van papa, papa, papa! Heb 'k niet pas, daar aan de tafel, voor de zooveelste maal, als marionet met papa aan de touwtjes, gezeten? 't Begint me de keel uit te hangen! Ik buk niet langer voor jullie dreigementen! (Zit onstuimig in den stoel voor het bureau, leest quasi - een stilte).
Sylvia
(dringend).
George - 'n tweeden keer, laat 'k me 'n schandaal - met alweer zoo iemand - niet welgevallen.
Wied.
Wil je zoo vriendelijk zijn met je - met je speciaal onderhoud op m'n jaardag op te houen? 'k Confereer van vanmorgen acht uur af. 'k Permiteer me me moe te voelen. En 'k heb nog 'n dag voor me!
Sylvia
(knikt zwijgend, naar achterdeur).
Dag George.
Wied.
Dag.
Sylvia
(ingehouden).
'k Zou die bloemen nog wat dichter bij me zetten.
Wied.
Voilà! (Smijt ze tegen den grond).
Sylvia
(aarzelt, schiet op hem toe, slaat de armen
| |
[pagina 18]
| |
om z'n hals).
Je weet toch hoe 'k niettegenstaande alles, wat voor is gevallen, van je hou!
Wied.
Doe ik 't niet van jou - gans? (Zij schudt driftig het hoofd). Nee? - Nee? - Dan niet, hahaha!
Sylvia.
Toe, laat 'r hier naast, bij de andere... Toe!
Wied.
In Godsnaam ja dan! Als je nu maar zoo verstandig ben met Mathieu en z'n vriendjes terug te rijden!
Sylvia.
Kom je niet te laat eten?
Wied.
Eten? Eten? Dat wil zeggen...
Sylvia.
Dat wil zeggen? Dat wil zeggen? Je ben vandaag toch niet van plan weg te blijven?...
Wied.
Weg te blijven - beweer 'k dat? 't Kan vier, half vijf worden. Eerst heb 'k 'n conferentie met 'n deputatie - dan moet 'k nog even naar benee.
Sylvia.
Vandaag? Móét dat?
Wied.
Ja - 'n extra-pleziertje. Binnen! (Ongeduldig) Binnen!
| |
Vijfde tooneel.
De vorigen, Stein.
Stein.
Morgen.
Sylvia.
Morgen, Stein! Stein, is 't nou heusch noodig, dat-ie vandaag - op z'n jaardag - ja, hij is jarig! - nog naar benee moet?
Stein
(in het mijnwerkerspak van den opzichter, met koperen lamp en stok).
Weet ik dat, mevrouwtje? Kan ik dat beoordeelen? (Wied de hand schuddend). Gefeliciteerd, Wied - tenminste als die heugelijke, buitengewone en merkwaardige gebeurtenis...
Wied
(lachend).
Nee toe, je gezicht zegt de rest! Nee, nee, nee! Ons kent ons, hahaha! (Tot Sylvie). Hij is in staat ons op 'n begrafenis-speech te trakteeren! Nee, Sylvie, ga 'r niet bij zitten. 'k Heb waarachtig geen tijd meer. (Ongeduldig). Toe nou! Toe nou! (Op z'n horloge kijkend). Kwart voor elf! 'r Zijn dringende dingen!
| |
[pagina 19]
| |
Sylvia.
Adieu dan! (Bij de deur). We hebben haas...
Wied
(kort).
Goed, goed!
Sylvia.
En 'k zal nog voor... Nee, dat blijft 'n verrassing... Niet meer boos? (Wil hem zoenen).
Wied.
Toe, toe, Sylvie - rek 't niet. 'r Is nog zoo'n massa af te wikkelen!
Sylvia.
Geen zoen?
Wied.
(ongeduldig).
Jawel, jawel! Maar neem 'r geen uur voor!
Sylvia
(geprikkeld).
Dan niet! Als 't op die manier moet - op zoo'n hoffelijke manier, en zoo hartelijk... Dag Stein! Adieu! (Slaat de plaatsdeur gehumeurd achter zich toe).
| |
Zesde tooneel.
Wied, Stein.
Stein.
'k Kan niet zeggen, dat je bepaald met je vrouw tortelt...
Wied
(stug).
Zoo. Zoo. (Scheurt wat brieven open, kijkt ze in, zonder ze te lezen, werpt ze driftig op het tafelblad, loopt nerveus op en neer, smakt in een stoel bij de tafel).
Stein
(steekt 'n sigaret op).
Laat 'k nog even hier 'n haaltje doen, als je 't permiteert, meneer de directeur...
Wied.
Stein, hou op! 'k Verdraag op 't oogenblik geen grapjes! (Weer loopt hij gejaagd op en neer, bukt zich, zet de bloemen in de vaas).
Stein.
Oho! Van...? Van...? Nee, 'k zeg niemendal... (Een stilte). Je heb me laten roepen?
Wied.
Ja. Ik kreeg daar bericht, dat de waterleiding niet functioneert, dat 'r geen drukking is. Hoe zit dat?
Stein.
Dat zit, zooals 't altijd zit. (Haalt de schouders op). De aanleg deugt niet, en vanmorgen bij dat vriezend weer, ligt natuurlijk 't bassijn potdicht. 'k Heb bijten laten hakken, maar, maar, enfin je weet 't... 't Is niet de eerste klacht...
| |
[pagina 20]
| |
Wied.
Ja, ja.
Stein.
Je zou voorstellen, om 't bassijn te doen verleggen...
Wied.
Heb 'k... En gebeurt ook...
Stein.
'r Was gisteravond bij sommige kranen in de derde laag geen spetje... 'k Heb zelf bij één dikke vijf minuten gewacht eer 'r wat kwam... En de sproeimeesters hebben niet zooveel geduld als ik... Ik heb je op de risico gewezen...
Wied
(kort).
Zoo. Dank je voor je verdienstelijke houding! Dank je wel! (Geprikkeld). 'k Gooi 'r den boel nog bij neer! 'k Blief niet tusschen twee vuren te zitten, blief geen kapstok te zijn, waaraan iedereen z'n klachten ophangt!
Stein
('t restant van de sigaret neerleggend).
Na, dan zullen we maar 'ns 'n kijkje gaan nemen - en jou - George - niet langer ophouden. (Bij de deur). Zijn de eischen door (gebaar naar groene tafel) afgewezen? (Wied knikt stug). Na, vooruit... (Opnieuw naar de deur, kijkt Wied, die met het hoofd op de hand voor zich uitstaart, aan, loopt op hem toe). 'r Is 'n tijd geweest, jongen, dat je - minder gesloten dee. (Wied zwijgt. Hij verzet de bloemen). Ben jij, domme, domme kerel, op jouw leeftijd - jajajaja; op jouw leeftijd! - nog zoo gevoelig voor - voor twee vróúwe-oogen...?
Wied
(driftig opstaand).
Nee. Embêteer me niet! (Een stilte. Stein zet zich op Anne's stoel, betikt de schrijfmachine). En hang niet de hansworst uit!
Stein.
Denk je, George, dat 't zonderling beetje, haast fictieve beetje menschelijk geluk...
Wied
(hem in de rede vallend).
Ik denk niks - de luxe van 't denken veroorloof 'k me niet meer...
Stein.
Enkel om dat... (Betikt de machine).
Wied.
Daar antwoord 'k niet op...
Stein.
Na, tot vanmiddag dan! En, al gaat 't me niet onmiddellijk an: als 'r geen pressante motieven zijn, om naar benee te gaan, vier je jaardag dan niet - zoo laat - bij - bij - je kinderen.
Wied
(stug).
'r Zijn pressante motieven. 'r Is van- | |
[pagina 21]
| |
morgen voorbij de remhelling in de derde laag iets schandelijks gebeurd - iets, dat 'k daarstraks in de vergadering niet heb willen en niet heb - durven zeggen. Vier, vijf schobbejakken en lafbekken hebben Hankelman, toen-ie inspecteerde, de mijnlamp uit z'n handen geslagen, en hebben 'm 'n pak ransel gegeven...
Stein.
Wie?
Wied.
Wie?... Daar kunnen we naar fluiten... Verrajen zullen ze mekaar niet.
Stein.
Heeft Hankelman geen vermoeden?
Wied.
Nee natuurlijk. De laf bekken hadden d'r eigen lampen uitgedraaid. Als 't overmorgen meenens wordt, en de boel stop wordt gezet, wil 'k mezelf nog even toonen...
Stein.
Na, dat 's niet gezellig, maar 't verbaast me dat 't al niet eerder gebeurd is - de vent heeft zooveel takt, dat je je schaamt dat-ie je collega is... (Bij de deur). In elk geval kun je 't mij laten opknappen, George! Je kinderen maken 'r zich 'n feest uit...
Wied.
Meen je?
Stein.
Dat meen 'k. (Halfwege in de deuropening).
Wied
(hem terugroepend).
Erich!... (Moeilijk). Stein... Hoe - hoe heb jij je gevoeld... (Aarzelend) ...toen je niet meer van je vrouw hield...
Stein.
...Toen 'k niet meer...? (Staart voor zich uit) . ...Daar vergis je je in...
Wied.
...Ze heeft je toch (aarzelend) zoo dikwijls...
Stein.
...Bedrogen. Spreek 't maar rustig uit. 'r Is hierbinnen niks meer kapot.
Wied.
Heb jij 'r toen... Was 't je toen mogelijk... 'k Herinner me toch, dat je eens op 'n avond...
Stein
(glimlachend).
Tja, dat herinner 'k me ook...
Wied
(met ingehouden hartstocht).
...Erich, ik hou 't niet meer vol - 'k stik, stik in m'n huwelijk, stik in m'n... geluk, m'n weelde, m'n lakeienpak - stik in letterlijk àlles...
Stein.
Toen je 'r trouwde, jongen...
Wied.
Weet 'k, weet 'k - 'k weet dat jij je opinie - weet dat 'k wou, dat m'n zieke eerzucht, om 't van ingenieur tot directeur te brengen... 'k Weet alles en | |
[pagina 22]
| |
beter dan jij!... Maar nou kan 'k niet verder - 'k heb afleiding in 'n als 'n slaaf, als 'n bezetene werken en werken gezocht - 'k ben, in verveling - God, hoe heb 'k me hier verveeld! - hier bij m'n schoonvader als almachtig controleur - hier en thuis bij m'n vrouw, die me, die me - hoe wreed 't ook klinkt, lichamelijk afstoot, repugneert, haast niet te zeggen tegenstaat! - 'k ben in verveling, toen - met die àndere vrouw, dat schepsel, dat opraapsel, in de lamp gevlogen - en na de herrie, 't erbarmelijk-kleine schandaal, ben 'k weer, en harder, als 'n verdoovingsmiddel - tot zuipen, als de eerste de beste mijnwerker, heb 'k 't nog niet gebracht! - nachten en nachten aan 't werk gegaan! Ja, ja - 'k snap wat je wil zeggen: m'n kinderen, maar 'n kind representeert niet alles - 'n kind is maar 'n brok in je bestaan...
Stein.
...George!
Wied
(heftig).
...Ik lieg niet, tenminste nou niet - liegen en liegen doe 'k genoeg, meer dan me lief is! - 'k ben 'n sensueele kerel - en door omstandigheden, die 'k zelf met geweld - destijds, destijds! - heb gewild, ben 'k nou 'n in 'n wanhoopskooi opgesloten, aan handen en voeten vastgebonden philister! Bah! 'k Walg van mezelf!
Stein
(na een stilte, waarin 't lang-aangehouden getoeter van 'n stoomfluit weerklinkt).
Zou je dat alles op die manier voelen, George, als de kleine Menzel, dat frissche, kleine ding...
Wied.
Laat die 'r buiten!
Stein.
Ja, maar als ik 'r - 'r buiten laat - doe jij 't? (Staat op, gaat met lamp en stok naar de deur, keert tot dicht bij Wied terug). George, allemaal - allemaal hebben we buien van opstand... Van 'n paar vrouweoogen kan 'n zoo fatale invloed of suggestie uitgaan... Je heb 'n pracht van 'n meisje en 'n boom van 'n jongen... Weegt daar de kleine Menzel tegen op?
Wied.
'k Geef je m'n eerewoord...
Stein
(glimlachend).
Je groote of je - kleine eerewoord? | |
[pagina 23]
| |
Wied
(driftig).
Erich!
Stein.
Na, na, goed. (Steekt sigaret op). Je heb me daar gevraagd, ouwe kerel, hoe ik 'r an toe was, toen m'n vrouw - (glimlachend) m'n vróúw! - me bedroog - met meer dan een bedroog... Ik heb, en dat is voor 't eerst, dat iemand 't hoort - ja, en 'k hoop dat 'k 'r jouw respect niet heelemaal door zal verliezen - eerst m'n eene en toen m'n andere oog gesloten. Ook zij had, om jouw woorden van daarstraks te gebruiken, 'n - 'n lichamelijken afkeer van me - omdat 'k - misschien - te weinig man was. 'k Had kunnen zeggen, met pathos, zooals anderen 't doen: m'n huis uit - tja, en 'k dee 't niet. Dan was 'r, hier in de mijnstreek, God weet wat van 'r geworden... Daar wou ik, ik van mijn kant, tja, bij al de groteske herinneringen aan den begintijd, toen 'k ‘errötend ihre Spure’ volgde, niet de oorzaak van zijn. (Glimlacht). 'k Heb hoorns hier (met gebaar naar z'n hoofd) maar bij m'n weten geen hier (met gebaar naar z'n hart) - op de plek, waar je voorraad ‘menschelijk geweten’ moet huizen, gedragen... En 'k ben met 'n fameuzen hoogen hoed en met zoo'n (duidt de breedte aan) eind rouwrand, achter 'r kist, in m'n eentje - nee, pardon, jij was 'r ook bij! - naar 't kerkhof gestapt... (Steekt z'n uitgegane sigaret opnieuw aan). George, jongen, bij al onze gezamenlijke souvenirs - van hoeveel jaren al niet? - ik ben eenzamer dan jij door 't voorbeeldige leven gemarcheerd, maar als 'k aanspraak aan zoo'n wolk van 'n dochter en zoo'n fikschen bengel van 'n jongen gehad had, zou 'k me minder als 'n afgejakkerd mijnpaard voelen...
Wied
(dof).
Jij heb 'r geen begrip van - wat 'r in me omgaat.
Stein.
Misschien...
Wied.
Wat doe 'k hier? Niets. Wat ben 'k hier? Niets. Wat beteeken 'k? Niets. Maatschappelijk ben 'k 'n ledepop, 't maaksel van m'n schoonvader - thuis speel 'k komedie - en als m'n kinderen op m'n knieën zitten, ben 'k bang ze groot te zien worden, bang voor de ontdekking, die ze eens, vroeg of laat, zullen doen, | |
[pagina 24]
| |
dat 'k in m'n diepste binnenste nooit 'n vader, nooit de man van d'r moeder, geweest ben. 't Walgt me. Dat zei 'k je al. En als je je inbeeldt, dat 'k op 't oogenblik in 'n ‘stemming’ met je spreek, vergis je je! Den heelen nacht heb 'k m'n balans liggen opmaken, 't voor, 't tegen uitgetrokken, en - en...
Stein.
...En heb, domme jongen, die balans geflateerd door de oogen van de kleine Menzel in 't credit te boeken... (Wied schudt ontkennend 't hoofd). ...Na, ik kan je geen raad geven. ...Maar 'k zou met je wíllen ruilen!
Wied.
En ik met jou.
Stein
(glimlachend).
Met mij! Binnen 't kwartier loop 'k weer met m'n stok en m'n lamp van de eene galerij naar de andere - binnen 't kwartier zeg 'k tegen den eersten den besten onbekende, tegen 't eerste 't beste licht in 't donker ‘Glück auf!’ - zooals 'k 't de laatste twintig, dertig jaar gedaan heb - binnen 't kwartier wensch 'k iedereen 't leugentje van geluk - negen-honderd meter hooger - negen-honderd meter dichter bij de ‘groote’ of de ‘kleine beer’... Toen 'k vannacht uit de ‘kooi’ stapte en midden onder de zweetende kerels op de brug stond, schoot 'r 'n meteoor met 'n prima staart voorbij... Tja, daar heb je zoo je gedachten bij - je gedachten over 't nut en 't doel van zekere schepping... Na, laat 'k controleeren of de waterleiding weer functioneert! We krijgen gauw genoeg vacantie, om langer met mekaar te boomen... Ruik aan je bloemetjes - en ‘Glück auf!’...
Wied.
Glück auf! (Stein drukt op den knop van de electrische schel). Wat doe je?
Stein
(glimlachend).
Niets. Reflex-gebaar. Sesamen open u! Tot vanmiddag. (Af. Heil treedt over de plaats binnen, kijkt naar de kachel, Anne komt, links, op).
| |
[pagina 25]
| |
Zevende tooneel.
Wied, Heil, Anne.
Anne.
Goeien morgen... (Houdt zich in voor Heil) - meneer, en, en hartelijk gefeliciteerd.
Wied
(zet zich achter het schrijfbureau, vormelijk groetend).
Dank u, juffrouw Menzel. (Hij maakt aanteekeningen. Zij begint te tikken). Hoe is dat met dien spoedbrief voor de ‘Vereenigde gasfabrieken’? Ze vragen telegrafisch... (Opvliegend). Heil, scharrel niet zoo lang! 'k Versta m'n woorden niet! (Op de plaats voor de ramen, verschijnen mijnwerkers, die de hoeden afnemen, en blijven wachten).
Heil
(onwillig grommend).
Kachels anhouen, zonder 'r na te kijken, ken 'k niet.
Wied
(gehumeurd).
Ja, ja, 't is goed! Schiet op! Doe dat 's morgens vóór de kantooruren!
Heil.
Vanmorgen...
Wied
(ongeduldig).
Ja, ja, in orde!... Hoe is dat met die expresse, juffrouw? (Ziet de mijnwerkers buiten). O... (Wenkt hen binnen te komen). Ja, ja! (Heil af).
Anne.
Zal ik?
Wied.
Nee, integendeel. (Snel). En 'k maak je m'n excuus over 't optreden van m'n vrouw, over 'r beleedigende... (Geklop). Bìnnen!
| |
Achtste tooneel.
De vorigen, Bartsch, Schulz, Wiener, Hadwig.
Bartsch.
Morgen, meneer de directeur. (De anderen herhalen 't).
Wied.
Ga jullie zitten, koempels. (Op de leeren stoelen wijzend). Ja daar, maak 't je makkelijk. Sigaar?... Sigaren, juffrouw. (Anne presenteert). En laten we geen tijd verliezen. In de eerste plaats moet 'k zeggen, dat
| |
[pagina 26]
| |
de brief van Zondag meer op 'n ultimatum dan op 'n redelijk schrijven leek - neem je 'r geen Schulz?...
Schulz.
Dank u.
Wied.
Geen rooker?
Schulz.
Nee, meneer.
Wied.
Jullie brief... Enfin, laat 'k 't daar straks over hebben... Wil je zoo vrindelijk zijn, Bartsch, me even duidelijk te maken, waarom òns hooger eischen gesteld worden, dan aan andere mijnen van 't district?
Schulz.
Dat zit 'm daarin, meneer...
Wied.
Met je welnemen, Schulz, 'k vroeg 't Bartsch en niet aan jou.
Schulz.
De kameraden hier hebben mij opgedragen 't woord te voeren.
Wied.
Zoo. Ga je gang.
Schulz.
In de laatste maanden het niemand van ons...
Wied
(interrumpeerend).
...Excuseer, dat 'k even in de rede val! Opzichter Hankelman is vanmorgen vroeg voorbij de remhelling in de derde laag.... (Beweging bij de mijnwerkers). O, jullie schijnt 'r van op de hoogte te zijn! (Zich opwindend). 'k Moet zeggen en als m'n eerlijke opinie uitspreken, dat 'k die laffe aanranding door vier, vijf, zes - in 't donker - van een van de beambten, die z'n plicht dee - 'n zoo formeele kwajongensstreek, om 'n zacht woord te gebruiken, vind, dat 'k moeite heb, met 'n kalm hoofd, met jullie als vertegenwoordigers van de koempels te onderhandelen!
Bartsch.
Ja, 'n kwajongensstreek is 't...
Wiener.
Maar, maar, daar ken meneer de directeur ons niet voor aansprakelijk stellen...
Schulz.
Integendeel.
Wied.
Wat integendeel?
Schulz.
Geen van de georganiseerden - daar zou 'k me vingers voor opsteken, as 'k ze nog had! - het 'r z'n handen an vuil gemaakt! De ouwe fout is...
Wied.
...Dat 'r geterroriseerd wordt, om pressie uit te oefenen. Maar dat 's 'n methode, Schulz, die 't | |
[pagina 27]
| |
paard achter den wagen spant (een stilte). Daar heb je natuurlijk geen antwoord voor!
Schulz.
Daar hè-'k 'r 'n dozijn voor, meneer - twee dozijn... Laat 'k 't liever inslikken - van 't eene woord kom je in 't andere - en dan hebben we, eer we 't weten hommeles over dingen, waarvoor we niet hier zijn gekommen, en die ons georganiseerden niemendal angaan, of 't most de proef op de som wezen, de proef op de som van onze eigen klachten, dat we gedwongen worden saam te werken met 'n uitschot van Hongaren, Italianen, Polen, Russen - knap wie d'r van de biebelonische spraakverwarring...
Wiener
(hem aanstootend).
Babilonische...
Schulz
(zich verbeterend).
...Babilonische spraakverwarring op de hoogte is! Dat uitschot - al zijn ze as mensch nog zoo braaf en fatsoenlijk - drukt de loonen, smijt ons roet in 't eten, en - en maakt 't werken benee nog beroerder en gevaarlijker as 't al is, omdat ze wel denken om zooveel mogelijk centen te verdienen - maar niet an 't leven van d'r kameraden...
Wied.
Nonsens!
Bartsch
(met z'n krakend ouwe-mannetjesstemmetje).
Nee, meneer de directeur, dat kennen zelfs wij christelijken getuigen...
Wied.
Ja, ja, goed! Niet allemaal door mekaar! We denken 'r natuurlijk niet aan - nee, nee, geen seconde! - om enkel menschen aan te nemen, die eerst 'n bewijs (spottend) van ‘goed gedrag’ van jullie gekregen hebben! 't Is 'n heel, héél handige taktiek van de organisatie, maar 'n zoo doorzichtige, dat we 'r wel de schouders bij moeten ophalen...
Schulz.
Dan moet u dat ook doen bij 'n voorval, waarbij niet-georganiseerden van hun middelen, die wij afkeuren, al jeuken ons dikwijls de, de... (lacherig) ...de vingers, gebruik maken...
Wied.
'k Moet je verzoeken 'n anderen toon an te slaan, Schulz! (Een stilte. De mannen dampen zwijgend). ...Dus jullie weten de namen van die helden niet? (Een stilte). 'k Vraag of jullie de namen...?
| |
[pagina 28]
| |
Bartsch.
Nee. Waarachtig niet.
Hadwig.
We hoorden 'r pas van, toen we hier na toe kwammen.
Schulz.
En meneer de directeur zal begrijpen, dat 't faliekant tegen onze belangen, tegen die van de georganiseerden zou zijn geweest, om zoo iets uit te halen, terwijl we over loonsverhooging en andere dingen in den goeien vorm onderhandelen... Meneer de directeur weet niet wàt voor schorum 'r uit 't buitenland naar de mijnen trekt. Vannacht nog is 'r boven me met messen...
Wied
(hem onderbrekend).
Ja, ja!... (tot Anne). Heeft u genoteerd dat de afgevaardigden zich niet voor 't gebeurde met Hankelman verantwoordelijk stellen?
Schulz.
...Wordt 't allemaal genoteerd wat we hier praten?
Wied.
Ja. 'k Ben zoo vrij 'r 'n protokol van op te maken. Misverstand is 'r genoeg geweest.
Schulz
(lacherig).
Dan motten we op onze woorden passen...
Wied
(glimlachend).
Van twee kanten, ja. Dus de speciale grieven, Schulz, waarom de mijn Glück auf jullie aanleiding tot 'n actie geeft, die ons ongemotiveerd lijkt? Maar 'n tikje kort, asjeblief...
Schulz.
't Geknibbel met de loonen, meneer de directeur...
Wied.
De loonen zijn hier niet minder dan in de heele streek...
Schulz.
De loonen niet of wel, maar 't meterloon voor 't boren in de steenlagen is erger as willekeurig...
Wied.
Hoho!
Schulz.
Erger as willekeurig en zonder waarschuwing van twintig op twaalf gebracht...
Wied.
...Omdat de bedding, volgens rapport van Hankelman...
Hadwig
(vlam vattend).
...Hankelman!
Wied.
...En van Bartels èn van Schüler en van de andere opzichters, minstens de helft dunner geworden is... | |
[pagina 29]
| |
Schulz.
...As ze d'r zelf voor stonden...
Wied.
Dat is geen redeneering!
Schulz.
...Redeneering of geen redeneering, meneer de directeur: we willen van 't gescharrel met de loonen, die hier worden vastgesteld, af zijn. As 't dan onmogelijk is tot 'n vast uurloon over te gaan... Wied.
Dat is onmogelijk! Schulz.
...Dan moet 'r 'n einde gemaakt worden aan 't spijkers zoeken op laag water! Je weet niet meer wat je verdient. Je levert met je koppel 'n hoeveelheid wagens, en as je de afrekening na weken onder je oogen krijgt, merk je dat de loonschroef weer an 't werk is geweest...
Wied.
Van 'n loon-schroef is me niets bekend.
Schulz
(wrokkig).
Ons wel!
Hadwig.
En hoe! Ik heb de vorige maand...
Wied.
Spijt me, Hadwig, maar we zijn hier niet voor particuliere, oncontroleerbare klachten! Daarvoor weet je den weg... (Bij interruptie). ...Nee, op die basis ga ik niet verder! Jij, Schulz!
Schulz.
...Op de tien wagens worden 'r minstens twee as nul angerekend...
Wied.
...Dat systeem is afgeschaft!
Schulz.
...Worden 'r niet voor steenen zoo schandelijk veel boetes opgelegd, dat 'r massa's wagens tòch nul worden? Is 't in de Glück Auf mogelijk kolen zònder steen te hakken?
Wied
(haalt de schouders op).
...'t Gros van de houwers heeft dagloonen van zes Mark!
Hadwig
(grommend).
't Komt 'r op an hóé je 't verdient! Da's geen werken meer - da's 't afbeulen van je boddie!
Wied
(driftig).
Als 't je niet bevalt, Hadwig... (Houdt zich in). ...Laten we niet op die manier verder gaan!... Dus jullie blijft bij de ingediende loon-tabel? (Een stilte). ...Dan moet 'k 'r jullie op voorbereiden... (Zit in aarzeling). ...Schulz, heb je nog meer op je hart?...
Schulz.
Ja, meneer. 'r Wordt niet gewerkt, zooas | |
[pagina 30]
| |
't voor duizende menschenlevens noodig en, en - noodzakelijk is! We kommen niet an ons loon - en we worden - we worden - 'k zeg 't zooas 'k 't denk - we worden opgezwiept, om kolen, kolen, kolen na boven te jagen - en de gaten, de ‘paardestallen,’ worden niet angevuld...
Wied.
Nonsens! 'r Wordt kier niet anders dan in elke mijn gewerkt...
Hadwig.
...'t Is overal roofbouw!
Wied.
'k Moet je verzoeken, Hadwig, op je woorden te letten! We zijn kier op geen mijnwerkerscongres! Wie belet jullie de gaten, de stallen, te vullen?
Bartsch.
...Meneer de directeur...
Wied
(gemoedelijk).
Nee toe, Bartsch: ik zit toch niet als beschuldigde voor 'n rechtbank... Schulz zet jullie grieven uiteen, maken jullie 't Schulz en mij niet moeilijker! Wie belet je de gaten te stoppen?
Schulz.
As de middagploeg na benee komt, mot ze eerst 't vuile werk van de ochtendploeg doen - en de ochtendploeg mot voor de middagploeg verbouwen, as de nachtploeg niet toevallig gerepareerd het. Terwijl 'r geschoord en gestut wordt, of terwijl we de stallen dichtsmijten - voor 't mijngas - kennen we geen kolen uit de grond stampen... En omdat de opzichters...
Hadwig.
...Bang voor d'r premie...
Wied
(ongeduldig z'n bureau bekloppend).
Asjeblief!
Schulz.
Omdat de opzichters de hoeveelheid willen halen, en om kolen, kolen, kolen schreeuwen, verwaarloozen we an alle kanten... Da's duidelijk... As 'r geen dwang was om de hoeveelheid te leveren, zouen we meer an onze veiligheid kennen denken... Bij 'n andere loonsregeling...
Wied
(ongeduldig).
Ja, ja, ja! (Een stilte). Heb je - nog meer?
Schulz
(aarzelend tot de anderen).
Ja, hebben we nog meer?
Hadwig
(grommend).
...De zwarte lijst... Daar mot 'n verandering in kommen...
Wied.
Zoo. Moet dat? (Hadwig knikt stug). Als -
| |
[pagina 31]
| |
als die beruchte zwarte lijst, die meer in jullie verbeelding dan in werkelijkheid bestaat, zooveel invloed had, zou 'k jou, Hadwig, met je (glimlacht) buitengewone reputatie, toch zeker niet hebben aangenomen - logisch? (Hadwig schokt onwillig de schouders. Een stilte). Zijn we 'r? Heeft nog een van de anderen...? Wiener? (Deze ontkent glimlachend-verlegen). Bartsch?
Bartsch.
Ziet u, meneer de directeur, als wij christelijken, die hier in de minderheid zijn, ons bij de beweging hebben angesloten, dan is dat om drie redenen - in de eerste en voornaamste...
Wied.
...Bartsch, 'n beetje korter...
Bartsch.
...Ja, korter gaat 't niet, gaat 't niet...
Wied.
Heb je nog andere klachten dan 'k al gehoord heb?...
Bartsch.
...Ik werk met me vier jongens samen...
Wied
(ongeduldig).
Ja, ja... (Op z'n horloge kijkend). 'k Wou nog vóór de middagploeg na benee. Heb je nog de een of andere aanvulling?
Bartsch.
...Ik werk met me vier jongens en we hebben bijvoorbeeld gister niet kennen sproeien. ...Om acht uur wou me jongste water in z'n kan voor ons halen - d'r was nog geen slok...
Wied.
Dat is ons bekend, Bartsch, en dat is in dit geval force majeure, omdat 't bassijn door de plotseling ingevallen vorst is toegevroren...
Bartsch.
Dat deugt dan toch niet, as 'k zoo vrij mag wezen... Nog nooit heb 'k in 'n mijn met zooveel stof gewerkt...
Wied.
Daar wordt in voorzien... (Afwerend). Nee, 'k ben voldoende georiënteerd... Schulz, Wiener, Hadwig en jij Bartsch, 'k geloof niet dat 'k als vijand van de koempels sta aangeschreven. In de jaren dat ik (eenigszins hakkelend) - dat ik hier wat te zeggen had, heb 'k 't mogelijke gedaan, om jullie tegemoet te komen - ik krijg - ik krijg zelf m'n instructies - en - en heb me minder dan ànderen tegen 'n organisatie, zoolang die binnen de wettelijke perken bleef, gekant... Is dat niet zoo? (Zij zwijgen zonder
| |
[pagina 32]
| |
hem aan te kijken). ...Toen 'k hier voor tien jaar directeur werd, was 'r niet de helft van de maatregelen toegepast, was 'r nog geen kolonie met eigen woningen, was - om nog 'n voorbeeld te geven - was de badinrichting in 'n onwaardigen toestand, was, was... (bij het stugge zwijgen der anderen, zoekt hij naar bewijsgronden). .. was 't sanitair toezicht ongeloofelijk verouderd, was... Is dat niet zoo? (Alleen Bartsch knikt). ...Kort en goed, 'k heb niet alleen in 't belang van de aandeelhouders gewerkt... Als 'k jullie dus vandaag 'n goeden, welgemeenden raad mag geven: wacht dan met die actie van loonsverhooging, die Glück Auf niet zonder raadpleging van andere mijnbesturen kan toestaan - wacht met die beweging, die op 'n beter gekozen oogenblik m'n steun zal hebben... (Een stilte). Nou?
Schulz
(na 'n lang nadenken).
We kunnen niet wachten...
Hadwig.
...En we willen niet wachten!
Wied
(opstaand en op en neer loopend).
Spijt me! Jammer. 'k Heb geen ander advies! De Glück Auf begint pas te rendeeren, heeft 'n ontzettend kapitaal verbruikt, om 'r in behoorlijke exploitatie te brengen... 'k Doe 'n beroep op jullie gezond verstand... Aandeelhouders, die nooit iets van hun geld hebben genoten, in 't eerste jaar van misschien nog maar tijdelijken bloei, 't mes op de keel te zetten, lijkt - nee is - 'n verkeerde taktiek... Met wat geduld...
Hadwig
...Hebben we lang genoeg gehad, en met de beurs van de aandeelhouders hoeven wij geen meelij te hebben...
Wied
(warm loopend).
Dat is 'n toon, Hadwig, en daar wees 'k je al op!, die hier niet veel uitwerking heeft!
Hadwig.
Wachten doen we niet langer.
Schulz.
Nee. En daarvoor hebben we geen machtiging.
Wied.
Spijt me.
Bartsch.
Ja, ja, maar de heeren zullen toch wel 'n tegenvoorstel... Met, met leege handen, met héélemaal leege handen, kennen we niet... | |
[pagina 33]
| |
Wied.
Spijt me. De heeren zijn op 't oogenblik tot géén concessies bereid.
Schulz.
Tot heelemaal geen?
Wied
(met stil handgebaar van onmacht).
Nee. (Een stilte). ...En dus nog eens: doen jullie geen onberaden stappen in 't begin van den winter... Op m'n woord van eer, 'k zal jullie niet in den steek laten, 'k zal de eerste zijn om de eischen, voor zoover ze billijk zijn, als 't boekjaar afgesloten is, te verdedigen... Dat met de boeten zal 'k persoonlijk onderzoeken, en als opzichter Hankelman, wat 'k niet kan aannemen, te ver is gegaan, zal 'k daar 'n eind aan maken. Ook 't andere van de drukking in de leiding, zal 'k persoonlijk en nog vanmiddag... (Stopt bij het nerveuze binnenkomen van Baumgarten).
| |
Negende tooneel.
De vorigen, Baumgarten.
Baumgarten
(door plaatsdeur met pels en hoogen hoed, tipt driftig met zijn wandelstok op 't vloerzeil).
...Dat's ongehoord, ergerlijk, meer dan schandalig! (De mannen staan op). ...Wie zijn de sujetten, de bandieten, de - de - de schavuiten, die Hankelman hebben toegetakeld? (Opgewonden tot Wied). Confereer jij - con-fe-reer jij - als ze benee een van de meest betrouwbare beambten vermoorden?
Wied.
Zou u zoo beleefd willen zijn, papa, 'n oogenblik te wachten...
Baumgarten
(driftig).
Te wachten? Waarvoor te wachten? Parlementairen op ons directie-bureau zijn onmogelijk, onmogelijk geworden! Jij weet nog niet, dat ze met 'n heele bende, met niet te tellen hoeveel!, Hankelman hebben opgewacht, overvallen, 'm de lamp uit z'n hand hebben geslagen - jij weet nog niet...
Wied.
...'k Weet 't, papa.
Baumgarten
(gebluft).
Weet jij dat? Weet jij dat - en - en - en confereer je toch? | |
[pagina 34]
| |
Wied.
Papa!
Schulz.
We hebben meneer den directeur al duidelijk gemaakt, dat de organisatie...
Baumgarten
(driftig).
Organisatie, organisatie!... (Tot George). ...Dus jij wist 't?
Wied.
Ja. papa. (Een stilte). ...Schulz en Hadwig en Bartsch, meer heb 'k jullie niet te zeggen. 'k Vertrouw 'r alleen nog op, dat jullie - geen domheden zult doen! (Een stilte. De mannen fluisteren samen). En dat jullie je in ieder geval aan de wettelijke termijn zult houen...
Schulz.
We zullen zien, meneer de directeur. (Zij gaan naar de deur).
Baumgarten
(ingehouden).
George, ik sta 'r op, dat 'r 'n voorbeeld gesteld wordt, 'n rigoureus voorbeeld! (Tot de mannen). Als we voor vanavond, acht uur, niet te hooren krijgen, wie Hankelman mishandeld hebben, kan de heele ploeg, die benee aan 't week was, 'n week vieren! We laten ons dat niet welgevallen!
Hadwig.
En wij ons geen week vieren! Vieren doen we meer as ons lief is!
Schulz.
Dus - 'r wordt niet verder onderhandeld? (Een stilte). Dus - bij dezen gespannen toestand, worden de georganiseerden voor de niet-georganiseerden aansprakelijk gesteld? (Een stilte. Wied die achter 't schrijfbureau is gaan zitten, steekt met ingehouden drift een sigaret op). 't Is goed. Dan weten we waar we ons an te houen hebben... (Zwijgend met de anderen af. Op de plaats voor de vensters, ziet men hen nog praten. Zoo als de deur dicht is, stuift Baumgarten op).
Baumgarten
(tot Anne).
'n Moment, juffrouw! (Anne af). ...George...
| |
Tiende tooneel.
Baumgarten, Wied.
Wied
(even driftig).
Papa: vóór u verder 'n woord zegt: ik neem m'n ontslag! En onmiddelijk (Slaat driftig
| |
[pagina 35]
| |
met de hand op het blad van de schrijftafel) ! Als ik hier directeur ben...
Baumgarten
(hem nerveus in de rede vallend).
...Olala! Olala! Doe me 't genoegen, en begin geen malligheden! Directeur! Directeur! Organisatie! 't Regent hier groote woorden! En alles loopt in 't honderd! Alles!... (De mannen gaan heen).
Wied
(pogend aan 't woord te komen).
...Papa...
Baumgarten.
Olala! Olala! Al wat je zoogenaamd wil gaan verwijten, is 'r naast, is ongepast - ongepast zeg 'k! Telkens en telkens weer, moet 'k je op 'n gebrek aan, aan, aan inzicht en takt en begrip van de situatie opmerkzaam maken! Ik - wij geven je opdracht, omdat we zelf niet te kiezen en niet te deelen hebben, omdat we door 't syndicaat gedwongen worden de productie met vijf en twintig procent te verminderen, de onderhandelingen kort en bondig af te breken, en terwijl 'k m'n trein verzuim, om me nog even te orienteeren of je van 't schandelijk incident partij heb getrokken, of je, zooals ieder gelastigde 't in jouw plaats zou hebben gedaan, geweigerd had, eenvoudig en radikaal geweigerd, om ze te ontvangen, stoor 'k je niet alleen in 'n zoetsappige conferentie met de (spottend) organisatie, maar sla 'k nog 'n mal figuur!
Wied.
Dat malle figuur, papa, zal u geen tweeden keer slaan. Ik leg m'n betrekking, zonder 'r verdere woorden over vuil te maken, kalmweg neer.
Baumgarten
(trekt verveeld de schouders op, zit in een der fauteuils bij de tafel).
Olala! Bêtises!
Wied.
Dat 'k geen takt, geen inzicht en geen begrip van de situatie heb, weet 'k sinds de laatste jaren, meer dan genoeg... Zooveel takt, als ù in 't bijzijn van ondergeschikten toont, zal 'k wel nooit leeren, en zooveel inzicht, om 'n duizend huishoudens met 'n week loon te straffen, voor de misselijke daad van 'n paar onbekenden, nog minder!
Baumgarten.
Met je permissie...
Wied
(driftig).
Mijn permissie? Mijn permissie! Paskwil! Is mijn permissie voor iets noodig? Heeft u | |
[pagina 36]
| |
me niet gedresseerd op alles ja en amen te zeggen? Ben 'k iets anders dan uw gesalarieerde secretaris?
Baumgarten
(weer in z'n oude, glimlachende doen).
Olala! Dat is sterk! Dat is enorm! Dat is fameus!
Wied.
Ja, 't is fameus hoe je als strooman je karakter kan verliezen!
Baumgarten.
Nou zou 'k wel 'ns willen weten, wat 'r vandaag met jou aan 't handje is? Parole d'honneur, je werkt op m'n lachspieren - de eenige spieren, die 'k nog heb, hahaha!... Je vergeet, beste jongen, en als 'k dat oprakel, is 't geen onkieschheid van mijn kant - je ben zelf de aanleidende oorzaak! - dat toen 'k, na maanden en maanden aandringen van Sylvie...
Wied
(dof).
Ja, ja...
Baumgarten...
M'n toestemming gaf in 'n huwelijk, waarin geen ander... (bij interruptie-gebaar). .. nee, nee, geen ander zou hebben toegestemd, je letterlijk niet wist hoe je je dankbaarheid zou toonen! Je wou carrière maken: je hèb carrière gemaakt! Van opzichter, die blij was z'n premie te halen, was je in 'n vloek en 'n zucht aan 't hoofd van 't bedrijf!
Wied
(in dezelfde houding).
Ja, ja...
Baumgarten.
Zou je 'r toen aan gedacht hebben, zoo'n zonderlingen toon aan te slaan, als je je daarstraks permiteerde?
Wied
(moeilijk).
Dat 's alles goed en wel, papa, maar...
Baumgarten...
Met je permissie - o nee! met je permissie mag niet meer in de discussie worden gebracht, hahaha! Excuseer, excuseer! ...Nee, nee, nee! Wees eerlijk, en zeg, of 'k ooit, óóit, de minste toespelling op dat van vroeger gemaakt heb? Toen 'k, zonder reserve ja zei, dee 'k dat, omdat 'k juist je karakter - 't karakter, dat je met zoo'n fameus gebaar daarnet overboord smeet, hahaha! - apprecieerde, omdat 'k meende, dat je de man, ònze man, den man, dien we noodig hadden, zou zijn! Had jij voor zooveel jaar kunnen droomen hier de lakens uit te deelen? Nee, niewaar? Maar je kan toch niet verlangen - daarvoor | |
[pagina 37]
| |
heb je 'n te helderen kop, niewaar? - dat ik, dat wij, die 'r met ons kapitaal inzitten, de teugels uit handen zullen geven! Directeur, goed! M'n schoonzoon, uitstekend! Dictator, ho-ho! Jij jouw wil - ik, wij - de onze! En dat kan. En zoo huiselijk mogelijk... Dat kan zonder bisbilles, zonder geweldenarijtjes, zonder ongemotiveerde protesten en zonder ongezellig verjaarsgezicht! Jij, de bewindvoerder, de talentvolle, voortreffelijke bewindvoerder - en dat zonder complimentjes! - wij, de rem, als 't noodig is - en daarstraks in de vergadering van commissarissen - en in die (spottend) met de organisatie, was 't noodig! De positie van strooman, die je me verweet, komt door je zucht, je eigen zucht, hoe zal 'k 't defenieeren?, om de eigenaars van 't schip, die met jou mee-passagieren als 'n soort overbodige ballast te beschouwen... (geklop). .. Binnen! (Anne komt door linkerdeur zegt: ‘pardon’, legt 'n paar telegrammen voor Wied op het schrijfbureau, gaat weer heen). ...Ga je gang. Zaken gaan voor. (Wied scheurt ze open, haalt de schouders op) ...Niets?
Wied
(spottend).
Felicitaties!
Baumgarten.
Doet me genoegen, dat je me 'r aan herinnert. (Staat op, klopt hem op de schouders). Vandaag is 't allerminst de dag om kwestietjes - met of zonder oorzaak - met mekaar te hebben! (Hartelijk). ...Als 'k me daar in presentie van die menschen, wat meer heb laten gaan dan misschien correct was, dan gebeurde dat in 'n toch waarachtig-verklaarbare opwinding! Bont en blauw hebben ze 'm geslagen! Twee tanden is-ie kwijt, al zijn 't dan niet z'n verstandskiezen, hahaha! (Hem de hand toestekend). Boudeer je?
Wied
(moeilijk).
Nee, papa.
Baumgarten.
Dat lijkt 'r anders wel wat op. (Spottend). Per wanneer wil je je ontslag, strooman? Met of zonder in-acht-neming van de wettelijke termijn, hahaha?
Wied
(lusteloos de schouders ophalend).
'k Maak 'r geen gekheid over, papa - 'k zal 'r over denken...
Baumgarten.
Goed. Denk 'r over, George. Denk | |
[pagina 38]
| |
'r 'n jaar of twintig over. Als 'k 't dan nog beleef, hoop 'k je namens commissarissen 'n ‘bewijs van goed gedrag’ en 'n gratificatie te geven! (Een stilte). Hoe - hoe hebben ze je mededeeling over 't ‘non possumus’ geaccepteerd?
Wied.
Dat heeft u zelf nog kannen hooren.
Baumgarten.
Als 't syndikaat geen vermindering van de productie had voorgeschreven, zou 'k nog in principe tegen alle loonsverhooging zijn. Je weet, zoo goed als ik, dat de voorraad in verhouding tot dezelfde maanden van 't vorig jaar gewoon enorm is. 'k Vraag jou wat 't voor 'n zonderlinge politiek zou zijn, om de prijzen van de kolen te gaan verlagen! We zouen toch gedwongen zijn geweest de ploegen te verminderen, of ze om den dag te laten vieren! Zoo geslepen als de aanvoerders zijn, zoo weinig begrip hebben ze 'r van, dat ze ons in de kaart spelen! (Knoopt zijn pels toe). Nou, strooman, blijf je zoo opmerkelijk gehumëurd? Enfin, dat zakt wel weer. Adieu, jongen!... (Bij de deur). Je heb 'r toch zeker geen bezwaar tegen, dat 'k vanmiddag mee van de haas en van de surprise kom eten? Olala, hoe kan men zoo lang over 'n bagatel, met 'n gezicht of men over 't hiernamaals murmureert, zitten tobben! Adieu. (Zich omkeerend). Apropos, George, 'k geloof dat Sylvie zoo'n heel klein tikje op 't aardig kornuitje, dat daarnet als 'n voorjaarsvlindertje door 't bureau vladderde, jaloersch is...
Wied.
Nonsens, papa.
Baumgarten.
Nana, nonsens, nonsens! Je keus had slechter kunnen zijn, meneer de strooman, hahaha!... Hier opgeduikeld?
Wied
(ongeduldig).
Ja, papa.
Baumgarten.
Aha! Hou me aanbevolen, als je weer zoo iets ontdekt! En als 'r papa meer van zulke dochters heeft... Olala, la jeunesse!... | |
[pagina 39]
| |
Elfde tooneel.
De vorigen, Mathieu.
Mathieu
(door linkerdeur in mijnkostuum, met hooge laarzen, stok en lamp).
Morgen, morgen, meneer de directeur! Morgen, morgen, Baumgarten Senior! Herkennen jullie me niet? Mathieu! Baumgarten Junior!
Wied.
Je kan dat maskeradepak wel weer uittrekken, Mathieu: 'k heb Sylvie de besliste boodschap meegegeven, dat 'r vandaag niemand, nee niemand...
Mathieu
(is op Anne's stoel tegenover Wied geklommen, zit op de leuning, lacht).
...Juist, niemand! Maar, omdat 'k, zwagertje, zooveel gevoel van gemotiveerde eigenwaarde en self-respect - (Baumgarten bedoelend) lach zoo niet, ouwe generatie, denk aan je zwaar-belaste arteriën! - bezit, ben 'k zoo vrij mezelf tot de iemanden en niet tot de niemanden te rekenen...
Wied
(lachend).
Dat 's heel aardig gevonden, Mathieu, en 't pleit voor je begaafdheid als aanstaand meester in de rechten, maar 't kan niet...
Mathieu.
Papa, je arteriën! (Tot Wied). Excellentie, j'y suis, j'y reste! 'k Heb Sylvie met François en Meister met de brik laten terugkarren, en terwille van de wetenschap, ben 'k in deze elegante zevenmijlslaarzen gestapt, waarin m'n voeten zich zoo onthuis als 'n visch op 't droge, voelen, om benee materiaal voor 'n studie over den mensch, z'n instincten, z'n aanpassingsvermogen, vergelijk Darwin, en dat alles volgens de strengste regelen der Dialektik, vergelijk Immanuel, Immanuel Kant!, te verzamelen! (Springt van stoel af, steekt zich een der bloemen uit de vaas in 'n knoopsgat) . Ziezoo! Geef me wat sigaretten mee, Baumgarten Senior!
Baumgarten.
Denk 'r niet aan, hahaha!
Mathieu
(hem nabootsend).
Olala! Olala! Dan je horloge!
Baumgarten.
M'n horloge?... Waarvoor, malle jongen? | |
[pagina 40]
| |
Mathieu.
Omdat 't mijne - schrik niet! - ergens hij iemand, die 't goddelijk gebod van 't niet begeeren van je naaste's huis, je naaste's os, je naaste's ezel, je naaste's remontoir en je naaste's horlogeketting niet respecteert, sinds twee maanden tikt! En 'k wou in de ‘ingewanden’ van de met jou en u en mezelf - ja eigenlijk waartoe?, om met den onbetaalbaren Stein te spreken! - als 'n bromtol zoo ijverig ronddraaiende aarde, liever 'n oogje op m'n kostbaren tijd houen... Je krijgt je knol eerlijk terug, Baumgarten Senior! Je vliegt 'r niet in! 'k Laat m'n kleeren, m'n jas, m'n hoed, m'n bottines en m'n portefeuille met billetsdoux en vier aandeelen in je meest-soliede bank-vanleening, in de badkamer van de opzichters als pand achter!
Baumgarten.
(lachend 't horloge gevend).
...Daar! Maar doe me 't plezier, rakker, en breng 't me niet vernield terug! Hoe minder je de uren en de kwartieren laat slaan, hoe aangenamer 't me zal zijn! En blijf niet te lang benejen - en baker je warm in, als je in de lift stapt - en wees in Godsnaam voorzichtig! Speel 'r nou niet mee, jongen!
Mathieu
('t horloge, dat twaalf slaat, beluisterend).
'k Wou 'r me enkel van overtuigen, of ze 't nog doet. Jammer. Als je je plichten als vader beter was nagekomen, ouwe heer, en niet zoo afgrijselijk, minderwaardig en maniakaal aan de materie hechtte, zou je me zoo'n instrument, dat oppervlakkig getaxeerd, in tijden van levens-misère en maatschappelijken tegenslag, minimum (Weegt het horloge op z'n hand). - minimum twee honderd Mark moet inbrengen, al voor jaren gedoteerd hebben!
Baumgarten
(lachend).
Ja, ja! Daar zullen we nog liever wat mee wachten! Met wie ga je?
Mathieu.
Met dien beroemden meneer Kerkhoven, en Stein zal ons misschien bij de ‘Mathilde’ opwachten! Au revoir!
Wied
(weer bezig met de brieven).
Mathieu, wees nu verstandig - 'r gebeurt niets van! Papa weet dat | |
[pagina 41]
| |
't vandaag niet wenschelijk is, en daarenboven hebben de beambten instructies...
Mathieu.
Au revoir, Excellentie! J'y suis, j'y reste!
Wied.
Mathieu...
Mathieu.
Nog met geen wapengeweld hou je me terug! Krabbelt één Baumgarten achteruit, ouwe generatie, als-ie iets wil? Eer sneef 'k!
Wied.
Toe papa, zeg u 'm asjeblief...
Baumgarten.
Hahaha, heb ik wat over 'm te zeggen?
Mathieu.
Juist! Niemendal! Au revoir! (Slaat de deur achter zich dicht, groet nog spottend door de vensters van de plaats).
| |
Twaalfde tooneel.
Wied, Baumgarten.
Wied
(bij Baumgarten's gelach).
....Ja, 't is allemaal buitengewoon-geestig, papa - (Spottend). En m'n ‘gezag’ geef 'k 'r met genoegen bij cadeau, maar van ù begrijp 'k niet dàt! Over de aanranding van Hankelman komt u met 'n misbaar binnen, of 'r 'n doodslag begaan is, en als 'k zoo voorzichtig ben bezoeken te verbieden...
Baumgarten.
Olala! Maak 'r geen tweede kabinetskwestie van! Moet 'k m'n eenigen jongen, die jou en mij met z'n esprit, z'n onbetaalbare invallen - hoe-ie daar boven op dien stoel zat te oreeren, hahaha! - moet 'k dien bengel, die nooit verandert, nee nooit! - als 'n kind behandelen? 'k Weet dat 'k onder de plak zit, hahaha! 'k Weet dat 'k 'm niets weigeren kan! Maar als jouw Lutti zijn jaren heeft, laat je je net zoo, en met net zoo'n plezier, regeeren!... Adieu. Mocht 'r nog iets voorvallen, schel me dan op. En anders tot vanmiddag... (Tot Anne, die aarzelend binnenkomt). Juffrouw... juffrouw...
| |
[pagina 42]
| |
Dertiende tooneel.
De vorigen, Anne.
Anne
(hem helpend).
...Menzel, meneer...
Baumgarten.
Juffrouw Menzel, heeft u zusters?
Anne
(lachend).
Nee, meneer.
Baumgarten.
Dat is dan 'n vergissing van de natuur! De natuur, of liever uw papa had 'r voor moeten zorgen, dat 'r 'n duplicaat met dezelfde ondeugende oogen...
Anne
(glimlachend).
...Daar heeft papa geen schuld aan gehad.
Baumgarten.
Dan uw mama! Hahaha!
Anne.
Nee, geen van twee. Papa is in de tweede laag gebleven, toen ik twee jaar oud was...
Baumgarten.
Hier?
Anne.
Hier.
Baumgarten.
Olala! Wanneer?
Anne.
Voor twintig jaar.
Baumgarten.
Voor twintig jaar? Nee, dat was voor mijn tijd. Nee, toen was 'k zeker nog niet bij de Glück Auf geinteresseerd. Nee, ik heb m'n eerste aandeelen gekocht in - wanneer was dat ook weer, George?...
Wied.
Papa, hoe kan u mij dat vragen?
Baumgarten.
...'t Was in, in - enfin, 't doet 'r niet toe: in ieder geval ik was tóén nog niet in 't bestuur... Zoo, zoo. Hier in de tweede laag?... Ingenieur?
Anne.
Ingenieur.
Baumgarten.
Zoo, Menzel? Nee, nooit van gehoord. Wel, dat is heel, heel treurig. Accident? (Zij knikt glimlachend). ...Enfin, enfin, u schijnt 't niet meer zoo zwaar op te nemen?
Anne
(glimlachend).
Nee. Als 'k 'm gekend had, niewaar?
Baumgarten
(in gezelschapstoon).
Ja, ja, dan zou | |
[pagina 43]
| |
't wat anders zijn. Daar valt niets tegen in te brengen. Ik heb m'n moeder ook verloren, toen 'k zoo'n knaapje was, en tenslotte word je zoo door 't leven meegenomen, dat je 'r niet meer aan denkt - is dat niet zoo? - om 'ns zoo'n oud verwaarloosd graf te bezoeken...
Anne
(achter de schrijfmachine).
Ja. Maar al zou 'k dat willen... (haalt de schouders op). .. 'r is 'r geen.
Baumgarten.
Olala! Niet meer gevonden?
Anne
(tikkend).
Nee, meneer.
Baumgarten.
Ach! Wel, wel! (tot George, die aan 't werk is). Ja, dàt is merkwaardig hoeveel - hoeveel... Enfin, brisons là-dessus! Over 'n halve eeuw zijn we allemaal... Haha, la vie!... (Kijkt op de kantoorklok, na vergeefs naar z'n horloge getast te hebben). ...Sapristi, kwart over!... Adieu! Adieu! (Bij de deur). George, zou je vanmiddag ongeveer kunnen opgeven, over hoeveel leege spoorwaggons we beschikken?... Wil je?... Merci! Adieu! (Slaat de kraag van z'n pels op). Olala, wat tocht dat hier! (Af).
| |
Veertiende tooneel.
Wied, Anne.
Anne.
(na een stilte van wederzijdsch werken).
... Wil 'k liever hiernaast?
Wied.
(schudt glimlachend 't hoofd. Voor 't venster begint Heil de plaats te bezemen. Kantoorklerk brengt brief binnen. Wied valt ongeduldig uit).
...Zou je me asjeblief - asjeblief! - niet meer willen storen!
Kantoorklerk...
De chef zei...
Wied.
Raakt me niet! Doe alsof 'k 'r niet ben! (Bediende af). ...Anne...
Anne.
Ja, meneer?
Wied.
Versta je niet! Wat is de - de afspraak?
Anne.
De afspraak is (kijkt naar de deur en naar Heil). - George, dat we... Maar niet hier...
Wied.
...Niet hier!... Vergeet je dat 'k vandaag... (zij legt 'n vinger op den mond. Hij ziet Heil, die zich
| |
[pagina 44]
| |
dicht bij 't raam te doen maakt. Driftig beklopt hij de ruit). Wel wat duivel! Ruk uit! (Heil af). Vergeet je dat 'k vandaag op iets meer recht dan op 'n paar bloemen heb?
Anne
(steekt hem de hand over het schrijfbureau toe).
Dat vergeet 'k niet, George - 'k ben veel te blij dat je niet op Zondag jarig ben, dat 'k juist vandaag over je mag zitten... (Hij kust haar hand). ...Nee, toe George!... Niet hier!
Wied.
Niet hier? Waar dan?
Anne.
Waar je wil en zooveel, zooveel als je wil, en zoo dikwijls als je wil, maar niet hier...
Wied
(met hartstocht).
Hier zijn we toch begonnen, hier hebben we mekaar voor 't eerst... (Zij tracht haar hand los te worstelen). ...Nee, 'k hou 'r. 'k Hou je vijf kleine vingers tot in alle eeuwigheid!
Anne.
Au! Je doet me pijn!
Wied
(hartstochtelijk).
Dat doe je mij ieder uur, iedere minuut, iedere seconde, dat 'k je niet zie! Waarom ben je 'r gisteravond niet geweest?
Anne.
'k Kon niet. Alles zat tegen. Toe, toe, laat 'r nou los...
Wied.
Nee. Niet voor 'k je lippen gevoeld heb...
Anne.
Die voel je, straks, of vanavond, of vannacht... George, 'k hoor ze hiernaast loopen... Je weet toch...
Wied.
...Kan me niet schelen!
Anne.
Als 'r iemand binnenkomt...
Wied.
...Kan me niet schelen! 'k Ben jarig, en 'k wil niet in zoo'n hel als gister, toen 'k den heelen dag de vervloekte komedie heb moeten spelen, leven! Wil je niet?
Anne
(angstig).
Nee, nou niet.
Wied
(haar hand los latend, geprikkeld).
Goed. Dank je. (Neemt driftig 'n brief op).
Anne.
Ben je boos?
Wied.
Nee. (Leest).
Anne.
Je heb me toch zelf gezegd...
Wied.
Ja, ja, 't is in orde. Dank je. (Leest. Een
| |
[pagina 45]
| |
stilte. Zij begint te tikken). Schei uit met dat getik!
Anne
(met beweging van op te willen staan).
Zal 'k...
Wied.
Nee, nee. (Opstaand). 'k Ga al. Mocht 'r iets komen, dan zeg je - dan hen 'k 'r niet... (Neemt jas en hoed van den standaard). ...Heb je dat van de ‘IJzersmelterij’?
Anne.
Dat heb 'k.
Wied.
En dat van de ‘Lokaal-spoorweg’? (Zij knikt). Maak dan dat alles klaar is, als 'k weer terug ben. (Zij knikt). Ik zal wel teekenen. Je hoeft niet te wachten. Adieu...
Anne
(hem naroepend als hij bij de deur is).
George! George!
Wied.
Is je 't een of ander niet duidelijk?
Anne
(een papier van de tafel nemend en op hem toe gaand).
Nee, dat hier heb je zoo vreeselijk onduidelijk geschreven - 'k bedoel... (Slaat de armen om z'n hals). ...Hoe kun je nu zoo van me weg gaan? (Kust hem). Kan 'k je nog sterker toonen, dat 'k enkel jou heb!
Wied.
Je wou toch niet...
Anne.
'k Wil alles, alles...
Wied.
Gisteravond heb 'k meer dan 'n uur loopen schildwachten, en vanmorgen, toen 'k naar de mijn reed dacht 'k 'r alleen aan van jouw lippen 't eenig geschenk te ontvangen, dat me nog op de heele wereld interesseert...
Anne
(zijn hoofd in haar handen nemend en hem op den mond kussend).
...Dat heb je dan nou toch George, eenmaal, tweemaal, driemaal - maar 'k had 't zooveel prettiger gevonden, als 'k niet telkens hoefde om te kijken...
Wied.
... We kijken niet meer om.
Anne
(lachend).
Ik doe 't al niet meer.
Wied.
We kijken enkel mekaar in de oogen - de rest telt niet mee.
Anne.
Voor mij zeker niet. (Kust hem). Heb je nou nog te vragen van de ‘IJzersmelterij’ en van de ‘Lokaalspoorweg’? (Kust hem).
| |
[pagina 46]
| |
Vijftiende tooneel.
De vorigen, Heil.
Wied
(driftig tot Heil, die met een emmer met kolen door linkerdeur binnen komt).
Wat duivel, kan jij niet kloppen?
Heil
(stug).
Hè-'k gedaan.
Wied
(terwijl Anne zich weer achter de schrijfmachine zet).
Dan doe je 't voortaan wat harder, en dan wacht je tot 'r ‘binnen’ geroepen wordt!
Heil
(grommend).
Hè-'k op gewacht. (Vult de kachel).
Wied.
Genoeg! Genoeg!
Heil
(bij scheppend).
Zonder kolen - zonder kolen - gaat 't niet. As je 'm geen kolen voert, brandt-ie niet... (Smijt nijdig de klep van de kachel dicht. Af).
| |
Zestiende tooneel.
Wied, Anne.
Anne
(voor zich heen starend).
Ach, ach...
Wied
(eveneens in gedachten).
In Godsnaam!
Anne.
Als-ie 't gezien heeft...
Wied.
Dat heeft-ie... In Godsnaam!... Ben jij 'r bang voor?
Anne.
Ik, nee...
Wied.
Ik ook niet... ('t Van zich afschuddend). Glück auf! Glück auf!... (Naar de deur). Wat 'r van komt, dragen we samen!
Anne.
Of anders - ik alleen.
Wied.
Nee. Samen. Samen. Glück auf! (Af door plaatsdeur. Buiten, voor 't raam, kijkt hij eerst naar links en rechts, en werpt haar 'n kushand toe. Zij zit even in gedachten, begint te tikken).
Einde van het eerste bedrijf.
|