Duczika
(1912)–Herman Heijermans– Auteursrecht onbekend
[pagina 110]
| |
V.Dien nacht leien ze allen, behalve Betty, die 'r niet dat belang bij had, klaar wakker. Lotte was, zonder toezicht van Laurie, bij Palou, den fameuzen dansmeester - voor jaren heette-ie 'n attractie van 't koninklijk Ballet - les gaan nemen. Anders dacht Laurie 'r niet aan bij de dansoefeningen te spijbelen. Nog geen kwartier verzuimde ze. Palou was volkomen te vertrouwen, had nog nimmer 'n onkuisch woord of 'n oneerbaren oogopslag aan de beenen van z'n élèves verspild - daarenboven had-ie 'n man-wijf, wier minutieuze controle geen moment was te verschalken - nee, 't was volmaakt in orde, zuiverzakelijk, opperst-platonisch - en toch zat Laurie bij iedere les in 'n hoek van den danszolder. 't Ouwe tooneelbloed liet 'r niet met rust. Ze moest 'r ‘bij’ zijn, kende geen grooter, prikkelender genot dan de lucht van voetlicht, hersen, koulissen. Bij Palou, in den stoffigen leunstoel, werd ze professional, rakelde ze langs 'r neus weg herinneringen op, voelde ze zich met hart en ziel van 't vak, praatte ze met welwillende, neerdalende beminnelijkheid. Hij was aan 't Ballet, zij aan 't Tooneel geweest. Je was collega, maar 'r bestond, 'r bleef 'n nauwlijks te overbruggen afgrond. Soms gaf ze ‘bescheiden’ wenken. Heel diskreet. En als Palou, die tooneelmoeders om z'n pink wond, maar ze innerlijkst naar den duivel wenschte, omdat de praktijk 'm meer dan 'n kwart eeuw geleerd had, dat de tooneelmama de pest voor de toekomst van 'n dochter was, dat de Variété-direkteuren gewoon geen kontrakt afsloten, als de ‘mama’ meekwam - als Palou 'r bij zoo'n opmerking met z'n versleten, breedkakigen lach toeknikte, 'r als kenner van de planken aanvaardde en in 't bijzijn der ‘beginnelingen’ respecteerde - zwom ze in tamme, gezeten eerwaardigheid, zat ze nog iets leniger, zonder stut, rechtop, en maakte aan 't eind van de les allerhoffelijkste complimenten, waaraan zelfs vorstelijke personen met 't onoorspronkelijk: ‘mijnheer de burgemeester, het was heel mooi, het heeft mij zeer verheugd!’ 'n puntje hadden kunnen zuigen. Palou, die door 't dragen van te hooge boorden, 'n massieve puist in z'n nek had doorziekt, trouw door gade en pap bijgestaan - dat was de oorzaak waarom de les, die op Woensdag niet plaats had gehad, op den ongewonen Vrijdag in werd | |
[pagina 111]
| |
gehaald - Palou geloofde z'n oogen niet, toen Lotte zonder mama verscheen, onderstelde onmiddellijk lugubere motieven. En onder de les, zei-ie herhaaldelijk onbeschrijfelijk-galant, dat-ie Laurie in den stoel miste. Ja, waarlijk! Of Lotte dan aan 'r mama de boodschap wou overbrengen, dat-ie 'n direkteur van 'n eersteklasse-Variété, 'n over de heele wereld bekende inrichting wachtte - dat-ie al present had moeten zijn, als de trein op tijd was geweest - dat-ie zich veroorloven zou met dien direkteur aan te komen, als Laurie tenminste niet te ongesteld was, en 'r geen bezwaar tegen had 'n kontrakt voor Odessa te teekenen... Letterlijk gillend, door 't dolle heen, juffrouw Ginzel, die 'n oogje op de ‘zieke’ hield, bijna ondersteboven cancaneerend, orkaande Lotte de kamer in. Eindelijk! Eindelijk, als 't lukte! Hoera! Hoera! Eindelijk in 't publiek optreden!... Niet in 'n ballet!... Alleen!... Solo!... Je oogen niet langer an smerige blouses bederven!... Eindelijk! Hoera!... Hoera! ‘Nou’, zette Laurie 'r den domper op, hoezeer ze inderdaad glad-geëlectriseerd en met 'n paar eens zoo groote oogen, van de sofa, waarop ze - 'n heel eind bijgekomen - 'n cigaret had liggen rooken, sprong: ‘nou laten we afwachten, hè?... Palou heeft al zoo dikwijls van die luilekkerland-dingen gefantaseerd... 't Zal wel weer 't ouwe, miezerige liedje zijn: waar je al opgetrejen ben?, en of je kranteknipsels kan laten zien?... Toe schei uit met je plezier voor je reden heb!... Schei uit, Lotte: me kop barst!’ Juffrouw Ginzel wou 'r ook 't hare van zeggen, dat je de huid van 'n beer niet verdeelen most, voor je 'm geschoten had, dat 'r altijd hommeles kwam, as je je hand dichtkneep voor je amen zei, dat wie voor 'n stuivertje geboren was... en zoo voort, maar Lotte liet 'r klessen, danste de slaapkamer in, en Laurie, die de deken en 't kussen van de sofa begon te redderen - zelf! - ze was uit 'r gewone doen! - keek 'r met 'n zoet-lieven lach, nou ze 'r niet meer noodig had, naar 'r eigen appartementen terug. Werd dat 'n jachten, 'n hurrie, 'n verwenschen omdat Duczika, die 'r zoo den slag van had de kamer te ordenen, op zoo'n ongelegen oogenblik de stad in was!... Lotte, aan zichzelf denkend - en terecht: ze kwamen voor haar en niet voor Laurie! - troste 'r prachtig-lang haar voor den slaapkamerspiegel, zette zich zwarstel onder de oogen met 'n ris afgebrande lucifers, stopte zweetënd de hielen van 'n paar schoone kousen - op de les had ze in de andere gaten getrapt - verschoonde zich, omdat | |
[pagina 112]
| |
je nooit kon weten of de direkteur niet zou zeggen: ‘leg u maar ns dadelijk 'n proefje van uw talent af, juffrouw!’, en trok de zijden blouse, die anders nooit uit de kast kwam, aan. Terwijl ruimde, vloekte Laurie. Ze vloekte meer dan ze ruimde, klaagde steen en been, dat zij bij die warmte, en bij 'r ongesteldheid, zonder hulp moest sappelen, en dat 't toch wel weer 'n dooie mosch zou zijn, net als de laatste keer, toen de Berlijnsche direkteur ze niet eens 'n stoel aan had gebojen - de over 't paard getilde vlegel, tegenover 'n vrouw van haar tooneelroutine en kennis! - of tóén bij den kwajongen-van-'n-impressario, die over de dertig Mark photographiën moest hebben, en nooit meer gekikt had... Met den Franschen slag, de dingen die te zeer de aandacht trokken, in de kamerhoeken of in 't donker van de gang, onder lappen en kleedjes vermoffelend, gaf ze de kamer den uiterlijken schijn van gesoigneerdheid. Lotte hielp 'r de naaimachine naar de keuken rollen. 't Vloerzeil dee weerbarstig, haakte in een van de pooten, krulde om als 'n mislukte ommelet - Laurie, woedend over de laksheid van de dochter, die 't verdraaide 'r toilet te bederven - dan had ma 'r eerder aan moeten denken - vóór ze 't corset dicht had geknoopt - Laurie vloekte als 'n dril-sergeant bij rekruten met kromme beenen, bukte met knarsende knieën - duizend tegen een had ze 't water! - waren dat kinderen, die je zoo vernonchaleerden! - en gladde 't telkens weer als 'n harmonica saamrimpelende zeil. Ook bij de twee drempels, waarover de machine moest worden getild, keef, foeterde ze rancuneus en kwaadaardig, zich opwindend om Lotte's sarrend zwijgen - Duczi gaf je tenminste asem! - en zelfs in 't keukentje, dat 'r met z'n uitstalling van haastig neergesmakte doozen, stoelen met naaigerei, rond-slobberend vaatwerk, gapende aanrechtdeurtjes en rood-roestige kachel, als 'nkeet uitzag, krakeelde ze in 'r eentje grof-verwijtend, drensend-larmoyant na, terwijl ze zich de handen boven den vaten-spoelbak met 'n in z'n vetheid niet meer schuimend kluitje zeep, wiesch. Lotte lei de laatste hand aan de kamer. Over 't tafelzeil spreidde ze 'n schoon servet. Een met dikke, roode initialen van Laurie's vroeger huwelijk. 'r Waren 'r drie, die voor gala-gelegenheden bewaard bleven. Ook Erich Schüler had 'r bij z'n eerste bezoek een te zien gekregen. Op 't servet plaatste ze 'n vaas met kunstbloemen van de piano - daaromheen in gewilde slordigheid de paar boeken | |
[pagina 113]
| |
met niet te kaduke prachtbanden, 'n gebonden jaargang ‘Gartenlaube’, 'n verfomfaaiden Fritz Reuter en Dr. Müller's ‘Geistliche Erquickungsstunden’, door Laurie in 'n religieuze stemming van 'n boekenstalletje mee naar huis gesleept, en nog niet heele- maal opengesneden. Als Erich binnen was komen vallen, had-ie zich om 't nieuwe kamerarrangement 'n stuip gelachen, en vooral om Laurie's bestudeerde gratie, toen na 'n schijnbaar-eindeloos wachten, Palou met den Russischen direkteur de beloofde ‘opwachting’ maakte. ‘Mevrouw Laurie Zubransku, ex-tragédienne’, stelde Palou met 't gemak van 'n man, die veel met menschen verkeert, voor. Laurie, tiré à quatre épingles, niet te herkennen met de weelderigheid van glanzende lokjes, die Ginzel op crediet voor 'r opgemaakt had - vuur en water met 't willoos-hangerig zenuw schepsel, dat dienzelfden morgen over uit 't raam springes geraaskald had, boog correct. Enkel correct. Maar met 'n correctheid, die van opvoeding, beschaving en betere dagen getuigde. ‘En juffrouw Charlotte Zubransku’, vervolgde Palou, Lotte in de wang knijpend: ‘'k mag wel zeggen m'n beste élève, voortreffelijk, magnifieke tooneelverschijning, uitstekende danseuse - geen liflafjes - geen modern niemendal kennen met bloote voeten, maar op de hoogte - ouwe school, meneer de direkteur - klassieke school, meneer de direkteur - meer hoef 'k niet te zeggen!’ ‘Ja, ja’, knikte de direkteur uit Odessa, nauwelijks van Laurie, die 'm 'n stoel toeschoof, opnieuw correct, als femme-du-monde - notitie nemend. Z'n dadelijke, niets verwaarloozende taxatie gold Lotte. 'm Op slag inpalmen, met 'r kamerbleek gezichtje, 'r te groven mond, 'r zelfs bij 'r kleur van geèchauffeerdheid opvallende oogwallen, deed ze geenszins. Z'n ‘Dutzfreund’ Palou, dien-ie nog van 't Petersburger Ballet kende, had over de ‘schoonheid’ van z'n beste élève opgehakt. Voor hem was 't niet alleen zaak, op de doorreis in Berlijn, nou-ie zonder bemiddeling van altijd dure agenten, frisch, jong goed zocht, knappe tooneelverschijningen te engageeren, de soubrettes en danseuses moesten van dichtbij genietbaar blijven, omdat 't in zijn etablissement de gewoonte was, dat de dames na afloop van haar nummer in de zaal verschenen. De entrees alleen dekten de onkosten niet. Toch, toen Palou 'm 'n enkele inlichting in 't Russisch gegeven had, détail waarbij-ie met belangstelling glimlachte - en na 't | |
[pagina 114]
| |
zorgvuldig bestudeeren van Lotte's photo's, die 'n flatteus getuigenis van 'r jeugd afleien, werd-ie van 'n aangename toeschietelijkheid. Ze moest 'm morgen maar 'ns voordansen. Hij was geneigd 'r 'n kans te geven. Met de methode van Berlijnsche direkteuren, om op gevestigde reputaties af te gaan en bij de meening van de pers te zweren, dweepte-ie niet. Iedere artiste was eens begonnen, niet waar? Meer dan één talent had hij ontdekt, en den weg naar London en Parijs gewezen. Als ze ook maar de helft van de begaafdheid, waarover z'n vriend Palou 'm de ooren volgepraat had, bezat, was de zaak beklonken. ‘Dat wil zeggen’, interrumpeerde Laurie aimabel, niettegenstaande Palou 'r met knipoogjes en handbewegingen bewerkte: ‘dat wil zeggen, als ik de reis mee kan maken. Ma fille’ - hier sprak ze even Fransch, om 'r internationale begaafdheden te toonen, en om 't den direkteur, die Duitsch met 'n oorverscheurend dialect koeterwaalde, makkelijk te maken -: ‘ma fille est encore si jeune et si innocente, que... que...’ ‘Jawel’, zei de direkteur, geen derde que afwachtend: ‘bij mij - in mijn etablissement - kan iedere dochter haar moeder introduceeren!... In ken moeders, die in mijn huis gewoon hertrouwd zijn, mevrouw Zubransku!’ ‘Ach!... Heusch?’, praatte Laurie, 'r gezamenlijke gave tanden te kijk stellend - ze vond den direkteur met z'n keurigen witten snor, z'n keurig gekapt wit haar, z'n lorgnon, z'n gekleede jas en z'n lila vest, 'n volmaakte gentleman-zoo iets ‘aristocratisch’ had ze nog nooit in 't ‘vak’ gezien. Omdat Palou den volgenden dag naar Dresden moest - daar studeerde-ie 'n kinder-operette in - en niet vroeger dan zeven uur terug kon zijn, accepteerde de direkteur, wiens naam noch Laurie noch Lotte verstaan hadden - was ook niet noodig, 't ‘Herr Direktor’ zei alles - Mevrouw Zubransku's uitnoodiging, om bij haar te komen. ‘Mijn oudste dochter Duczika’, glimlacherde Laurie, in den oppersten zaligheidshemel - en tegelijk gaf ze den direkteur 't portret van 't rekje -: ‘mijn oudste dochter heeft Lotte altijd geaccompagneerd! Die twee samen, Herr Direktor, leveren kabinetstukjes! Die vullen mekaar aan!’ ‘Uitstekend! Uitstekend!’, zei de direkteur, 't jammer vindend dat Lotte niet met Duczika's mooi gezichtje of Duczika met Lotte's beenen ter wereld gekomen was: ‘danst uw andere dochter ook?’ | |
[pagina 115]
| |
‘O, nee’, loog Laurie: ‘mijn oudste dochter heeft 'n bijzonder métier gekozen. Die verdient zooveel geld als ze wil met kunstnaaldwerk!’ ‘Jammer’, zei de direkteur: ‘bijzonder mooi meisje! Compliment, mevrouw! U is een gelukkige moeder!’ Laurie boog in 'r stoel, als Koningin Elisabeth in ‘Maria Stuart’. Ze had den gedistingeerden, ouden heer, den welverzorgden vieux-beau om z'n hals kunnen vallen, deed 't waarlijk bijna, toen-ie haar. Lotte en Palou gratieus inviteerde met hem 't ‘Abendbrot’ in 'n restaurant te nuttigen. Zulke voortreffelijke manieren had alleen 'n direkteur uit 't buitenland! Juffrouw Ginzel kreeg den huissleutel - dien van de voordeur, beneden, namen ze mee. 't Werd 'n latertje. Eerst om een uur keerden ze druk-pratend, niet tot bedaren te brengen, mekander de woorden en nieuwtjes afsnoepend, opgewonden door 't vooruitzicht van den komenden dag en door 'n paar flesschen ‘Deutscher Schaumwein’, in de woning terug. Duczika, die op de sofa in was geslapen - 't was 'r nog nooit gebeurd, letterlijk nooit, bij zoo'n onbegrijpelijke herrie in de kamer, zonder naaimachine, zonder gereedschap, had ze liggen wachten, en was al soezelend ingetukt - Duczika luisterde met 'n gesloten hoofd naar de explicatie van 't wonder, glimlachend knikkend, zich over de uitkomst verheugend - meer met 'r gedachten bij háár wonder, háár geheim, háár geluk. Betty, 't laatst van allen op stok - ze was, zei ze, bij nicht Mizzi op visite geweest, had fijntjes op Mizzi's balkon bij 'n perzikenbowl zitten pimpelen, - vond 't leuk, 'n heele surprise, maar nam 'r den ‘zegen’ af door 'r opmerkingen, dat Mizzi met 'r vier dochters ook 'ns in Rusland - in Riga of zoo - gegasteerd had - en dat 't daar 'n pan in de Variétés moest zijn! Je teekende contracten, die je maar half begreep, en as je dr eenmaal was, was je an de joden overgeleverd... ‘Daar heb je háár weer’, zei Laurie op slag kijflustig - weinig was 'r toe noodig, om 't weerhaantje te doen omslaan -: ‘kles niet - en hou je wijsheid voor je! - ik ga niet over 'n nacht ijs! Mizzi ken dat gebeuren - mij niet! Duczi, droomerig-stil - God, wat was ze in 'r sas, dat enkel juffrouw Ginzel 'r had zien thuis komen! - Duczi wou de machine, de doozen, 't naaigerei nog uit de keuken naar de voorkamer terug-verhuizen - geen denken an - dubbel werk! - morgen om twaalf uur kwam-ie!... Dan most ze 't werk maar | |
[pagina 116]
| |
'n dag later afleveren - zoo fel d'r op wachten, dee de fabriek van Krüger & Cahn - stel je voor, meneer Krüger had in 't Weinrestaurant 'n tafeltje verder gezeten en 'r gevraagd of thuis alles wel was! - wat dat 'n indruk op Palou en den direkteur gemaakt most hebben, dat ze met zulke heeren bekend was! - zoo gloeiend 'r in 't slappe seizoen op wachten dee de fabriek niet! Duczika verzette zich. Dat Laurie nog praatjes met dien ellendeling, van wien ze wist, dat-ie 'r lastig viel, maakte!... En de blouses eerst Dinsdag of Woensdag bij Neumann brengen, nee!... Dacht ze niet an!... Ze had ze stellig, stellig tegen Maandagmiddag vier uur beloofd... Geen minuut later! ‘Allemachtige God!’ schimpte Laurie: ‘wat zijn jullie 'n egoisten! Wat heeft meer haast, jouw ongelukkige blouses of Lotte d'r toekomst? Dan zal ik morgen an Krüger of an Neumann 'n briefie schrijven!’ Onbegrijpelijk hardnekkig - nooit was ze in de contramine - schudde Duczika 't hoofd. Terwijl Laurie Ginzel's lokken op Dr. Müller's ‘Geistliche Erquickungsstunden’ lei, en de tafel enkel haarspeld werd - terwijl Betty in 'r hemd 'r haar kamde en Lotte de nagels van 'r teenen knipte, voor 't geval, dat de direkteur, die duidelijk betoogd had, dat-ie geen principiëele bezwaren tegen dansen zonder tricot had en in dat opzicht Palou's ouwerwetsche ideeën niet deelde, 'r met bloote voeten en kuiten wou zien - stak Duczi de lamp in de keuken aan, en lei ze alles terecht, om 'r schade in te halen. Ze begon ook, trapte dat 't rad snorde, schoof de zij met handige vingers onder de jagende naald, lukken dee 't niet. Om 'n haverklap stopte 't vliegwiel, staarde ze voor zich uit, lachte afwezig, keek ze naar 't getuimel van de door 't openstaand raam binnengelokte insecten bij de lamp. Dan schrikkend, bewoog ze 't pedaal weer. Als ze Maandag, vier uur, niet klaar was, miste ze 'r afspraak - 'r afspraak. God zij gedankt!, zalig!, zalig! - met Erich, Erich, Erich... Dat dee 'r weer ijverig voortwerken - tot ze niet meer kon. Nee, ze kon niet. Ze was bezig de blouse te bederven, moest 't weer allemaal lostornen. Morgen zóó als ze wakker werd, zou ze tienmaal zoo vlug beginnen... En als ze door dat vervelend bezoek niet gereed kwam, zou ze morgenavond wel even gelegenheid vinden 'm te waarschuwen, dat ze 'n dag later... Jammer!... Vreeselijk jammer!... Maar ze haalde 't in, als Lotte en Betty 'n handje hielpen... Betty!... Betty!... Nee, | |
[pagina 117]
| |
die vroeg ze 't niet. Die haatte ze toch nog. Die haatte ze op 't oogenblik sterker... Bij half drie lag ze. Laurie draaide zich onrustig om, vroeg of 't raam dicht was. Ja! Ze kon 'r zich zelf van overtuigen, zei ze geprikkeld. Ze wou met 'r gedachten alleen zijn, ergerde .zich aan 't hatelijk-gezond snurken van Betty en aan Lotte's gewoel, die tweemaal opstond om water in de keuken te drinken. Niemand sliep - behalve 't onoprecht schepsel, dat-ie driemaal, driemaal gezoend had - en dat nog dienzelfden avond meer dan eens quasi onverschillig gevraagd had, wat Erich scheelde, omdat-ie zich niet vertoonde... Om vijf was Duczika 'r uit, sloofde ze achter de machine. 't Regende zeurig-tekkerend, spettend tot over de aanrecht bij 't raam. Ze hield nu 'r gedachten bij de blouse, werkte met moeite. Had ze 'n hoofdpijn! Klopten 'r slapen!... Geen nachtrust gehad, al maar liggen fantaseeren en tobben over honderden-een onzinnige dingen - vooral over de fortuinlijke mogelijkheid van 't op reis gaan van Laurie en Lotte - en 'r dan alleen blijven dagen en dagen - met hem. Overdag zou-ie bij 'r kunnen komen - ongestoord - 's avonds - was dat 'n ellende zat je met Betty opgescheept... Dat Laurie 'r ook in huis had genomen! Dat ze niet apart was blijven wonen - als vroeger!... Als ze nu, na Laurie's vertrek, maar goed ruzie kregen - kunnen uitstaan hadden ze mekaar toch nooit! - pakte Betty 'r boeltje... En dan... En dan... 't Liggen uitspinnen, overwegen, plannen maken, had 'r met open oogen naar 't raam laten kijken, 'r de koppijn bezorgd. Onder de kraan van den spoelbak had ze zich 't hoofd gewasschen. Hielp niet. Ze voelde zich uitgeput, lam, gekookt. Na 't ontbijt - om half acht was Betty naar 't Kaufhaus gegaan - knapte ze op. Laurie uit 'r bed gevallen - zoolang ze in Berlijn woonde, was ze zoo ongezond-vroeg nog niet opgestaan! - spoelde 't vaatwerk van gister en eergister - behalve de pannen, omdat die te dik waren angebakken om nou óók nog onder handen te nemen - droogde alles met 'n kopjesdoek, die naar uien en haring rook, en besteedde toen 'n paar uren aan 'r toilet. In de voorkamer had Lotte 't karpetje opgenomen, 't gat in 't zeil met punaises en spijkertjes razend-handig gestopt. De stoelen, die niet noodig waren, sleepte ze naar de slaapkamer - de tafel met de deftigdoende uitstalling van boeken en vaas schoof ze naar 't raam - den kanarie in den donkersten hoek bij | |
[pagina 118]
| |
de sofa, waar-ie uit z'n humeur geen kik bliefde te geven. Om elf uur kleedde ook Duczi zich. Ze kon bezwaarlijk in 'r onderlijfje, zonder corset, begeleiden. Hoe dichter 't veramponeerd Zwitsersch klokje met de verbogen wijzers naar de XII toe-bewoog, hoe grooter 'r belangstelling voor 't evenement werd. Maar de direkteur, die lang niet tegelijk met de dames naar z'n hotel was gegaan, die met Palou nog 'n kijkje in 't ‘Lindencasino’ en bij ‘Tony Grünfeld’ was wezen nemen, verscheen met aanzienlijke vertraging - en tòch met den dansmeester. Dresden had nog geen uur geleden afgetelefoneerd. Ze waren au grand complet. Lotte had 'r balleteuse-kostuum aan, 'n eenvoudig pakje met tullen rokjes en vleeschkleurig tricot. In 'r hoog-opgestoken haar droeg ze 'n krans van dezelfde namaak-papavers, die Duczi op 'r hoed had. 'r Volle bloote armen, 'r jonge, frissche borst zouen 'r geflatteerd hebben, als 't vleeschkleurig tricot niet bedenkelijk door 't gebit des tijds en door koffievlekken geteisterd was geworden. ‘Uitstekend! Uitstekend!’, zei de direkteur, dien Laurie aan Duczika met 'n gemompel van verbrabbelde oooo's - meer had ze van den naam gister zelf niet verstaan - voorstelde. Lotte zette 'n Tarantella in, danste waarlijk voorbeeldig. Palou, met 'n pleister in z'n nek, ter plaatse waar de puist onbeminnelijk huis had gehouden - zat naast Laurie op de sofa, animeerde z'n leerling met handgeklap en voetgetrappel. De direkteur leunde in Laurie's stoel achterover, elk gebaar van de dansende taxeerend, lachend met 't verzorgd ouwe-heerekopje de maat slaand, en tegelijk Duczi's hals, buste en heupen bewonderend. ‘Sapperloot, was dat 'n beeld van 'n kind! Die hoefde niet eens te dansen! Die zou in z'n etablissement opgeld doen, furore maken! Zeker, de kleine Lotte verstond 't métier, trippelde op 'r teenen, dat 't 'n lust voor de oogen was, had 'n uitnemende school doorloopen, en zou op de planken meer dan succes hebben, maar de andere met 'r onbetaalbaar-onschuldig, beeldig smoeltje... ‘Bravo! Tres bien!... Fameus!... Bravo!’, riep-ie de handen voor 't lila vest met zachte drilklapjes bewegend: ‘bravo!... En ook m'n respect voor de zeldzaam-muzikale begeleiding!’ ‘Ja, niewaar, meneer de direkteur’, kwijlde Laurie bijna: ‘net wat 'k u gister zei: 'n kabinetstukje...’ ‘La Valse des roses!’, riep Palou, en hij suste 't enthousiasme | |
[pagina 119]
| |
van z'n vriend met gebaartjes of-ie hardop zei, dat 's nog allemaal niets! De goeie nummers moeten eerst komen! Duczika preludeerde - de kanarie, door de piano en 't drukke gepraat weer op dreef, spitste z'n geluw bekje, builde z'n strot, zong met gurgelend geweld over 't gezellig rumoer heen. 't Liep van 'n leien dakje - 't beloofde botertje tot den boom - tot Lotte plotseling zoo niet aarzelde, dan toch houteriger van beweging en passen werd. ‘Allons! Een-twee-drie! Een-twee-drie-vier!’, vuurde Palou aan, de melodie met 'n ta-tata-tata-tataaa mee-neuriënd. Lotte reageerde niet. In plaats 'r hoofd rechtop, 'r hals achterwaarts gestrekt te houden, keek ze tegen alle traditie en alle onverwoestbare voorschriften in, naar 't vloerzeil, trippelde ongelijkmatig, of ze moe was. ‘Allons! Allons!’, riep Palou ongerust. De direkteur glimlachte. Die begreep. En trok z'n lakschoenen op 'n sport van den stoel. Over 't linoleum, uit de keuken verdwaald, of door 't gedreun van den vloer in hun familieleven tusschen de naden van den steenen kachel gestoord, waggel-draafden drie kanjers van Schwaben.Ga naar voetnoot1) Anders kuierden ze eerst tegen den avond - nu door 't ongewone ruimen der kamer en 't opnemen der vloerkleedjes vermoedelijk ontstemd, verblind door 't schelle daglicht en door Lotte's dansschoenen den kluts kwijt, schoten ze driftignerveus vooruit en weer gejaagd achter de beschermende stoelpooten. ‘Jessus, Jessus’, gilde 't in Lotte's rood-wordend hoofd: ‘wat zal-ie van ons denken!’ Laurie, kippig, lette in 'r tooneelmoederlijke aandacht niets op, Duczi, speelde met 'r rug naar 't onheil. ‘Allons! Tatatatata!... Tempo! Tempo!’, riep Palou. Toen toonde Lotte 'n verrassende en den directeur met vlag en wimpel veroverende tegenwoordigheid-van-geest. Ineens sneller van pirouette, met de voetlansjes, die ze merkwaardig in bedwang had en die met nauwelijks 't oppervlak van twee teenspitsen 't zeil raakten, zat ze den vadzigsten, bruin-loggen smakker op z'n Schwabe-hielen en betrad 'm zoo sierlijk, dat 't 'n aesthetisch genoegen was 't te observeeren. Dan even zeker van 'r zaak, even schitterend-handig, keilde ze den tweeden met 'n | |
[pagina 120]
| |
veerenden wip van 'r recht-overeind staanden teen onder de sofa, waar-ie z'n weg wel zou vinden en den derde, leepe gladekker met zwarte schilden, reeg ze letterlijk aan 'r linkertoon. 't Was 'n moment van voorbeeldigen Schwaben-dans geweest, door geen dito van eieren te overtreffen. ‘Tatatata! Maat houden! Allons, niet zenuwachtig!’, riep Palou ongeduldig: ‘meneer de direkteur zal je niet opeten!’ ‘'k Ben niet zenuwachtig!’, lachte Lotte weer ademend - was dat 'n benauwenis geweest! ‘Bravo! Excellent!... Voorbeeldig!’, prees de direkteur, ditmaal met enthousiasme in de handen klappend - 't kleine ding had esprit - 'r zat tooneelras in - die kon je op de planken vertrouwen - die zou zich door geen incidenten uit 't veld laten slaan! -: ‘bravo!... Fameus!... M'n compliment!’ Z'n lakschoentjes daalden weer naar 't zeil - z'n vak-onverschilligheid was-ie kwijt. En omdat-ie zoo onvoorwaardelijk prees, danste Lotte den derden dans - 'n vlinderdans - met zoo'n entrain, zoo'n meesleepende bravoure, dat ze inderdaad om te stelen was. De zaak was beklonken, volkomen perfect. 'r Moest alleen nog over de condities onderhandeld worden. Omdat 't buiten stortregende, offreerde Laurie 'n kop koffie. Palou zei gretig ja. De direkteur had liever iets verkoelends - 'n lemon-squash, als 't niet te veel moeite gaf. Duczika zou 't in de keuken klaar maken. Dat wil zeggen: ze holde de trappen af, liet de korridordeur anstaan. Aan de overzij kocht ze 'n ‘Viertelpfund’ Mélange, vier citroenen en 'n paar beugelfleschjes spuitwater. In de vestibule, vlak tegenover 't portiersraampje, ontmoette ze den aterling van 'n vischhandelaar. ‘Mahlzeit, Fraülein’, zei-ie 'r grappig den weg versperrend. ‘Mahlzeit’, antwoordde ze verveeld, en wou 'm voorbij. Ze had 'r handen vol, stoof op, omdat-ie de driestheid had 'r in de wang te knijpen. ‘Dat 's toch meer dan brutaal!’, praatte ze, over 'r woorden struikelend, den Adamsappel tusschen de boordpunten, 'n rood halslitteeken van 'n geopereerde klier, 'n afgekauwden snor en twee waterige oogen, toe: ‘'k blief je vrijpostigheden niet! En anders zal 'k je vrouw waarschuwen!’ De portier, door 't geluid van de stemmen nieuwsgierig geworden en uit z'n humeur, omdat-ie dien nacht alweer niet geslapen had - de oven van 't heete water voor 't ‘Vorderhaus’ | |
[pagina 121]
| |
was onder z'n slaapkamer, bij warm weer 'n pest! - stak z'n kalen kop door 't luikje. ‘Wat is 'r?... Wie schreeuwt 'r zoo?’, vroeg-ie knorrig. ‘Niemendal!’, lachte de vischhandelaar: ‘de juffrouw wou me met geweld omhelzen, hahaha!’ ‘Dat zul je merken!’, zei Duczika nijdig: ‘'k ga dadelijk naar den huisheer!’ ‘Nou, nou!’, sprak de portier: ‘as 't gedaan is!... Wat weerlicht, 't is hier geen duiventil!’ Dat laatste hoorde Duczi al niet meer. Bij treden gelijk liep ze de trap van 't zijgebouw op, en terwijl ze in de keuken de koffie opgoot en de halve citroenen tusschen 'r tanden perste, bedacht ze met wrok dat de huisheer precies de laatste was, om zich bij te beklagen. Laurie bracht zelf de limonade op 't met nog 'n servet met de dikke, roode initialen L.Z. belegde, en daardoor zeer toonbare presenteerblaadje, binnen. Duczi de koffie. ‘'r Zou’, zette de direkteur de onderhandelingen in - en met beschaafde slokjes dronk-ie van 't glas: ‘'r zou van uw twéé dochters 'n buitengewoon nummer te maken zijn...’ ‘Van m'n twéé’, zei Laurie verwonderd en 'n tikje teleurgesteld: ‘van m'n twéé...?’ ‘Ik dacht zoo’, fantaseerde de Rus: ‘dat 't iets bijzonders, iets ongewoons, 'n bepaalde sensatie zou worden, als uw dochter Lotte danste, en uw dochter - hoe heet de juffrouw...?’ ‘Duczika...’ ‘En uw dochter Duczika - bijvoorbeeld - bijvoorbeeld in travesti op de piano begeleidde... Is dat geen inval?... Is 't geen idee, Palou? De eene zuster in balkostuum - de ander als heer - frac - witte das - of, of in tricot... Ja, daar lacht u om - dat vindt u misschien onmogelijk, 't zou 'n hoogst-chic, hoogstmodern, hoogst-gedistingeerd nummer worden... Geen orkestmuziek, geen al honderdmaal gezien ballet-entree - iets aparts - charmants...’ ‘God, daar hebben we nooit an gedacht’, zei Laurie, niet dadelijk nee zeggend, omdat Palou, in wien ze 'n onbegrensd vertrouwen had, met stellige oogen ja knikte. Maar Duczika, geëmbêteerd door 't taxeerend fixeeren van den ouden heer, die geen oog van 'r heupen en beenen afhield, snee met beslistheid 't tafelkleed door. ‘Denk 'r niet an!... Laurie begin geen nonsens!... 'r Gebeurt | |
[pagina 122]
| |
niets van!... 'k Zal als 'n idioot achter de piano op 'n tooneel gaan zitten!... Da's om te proesten!... Stel je voor!... Ik blijf bij m'n blouses... De nonsens!... 'k Heb xbeenen, meneer de direkteur, hahaha!’ ‘Nou, nou, nou!’, redeneerde Laurie, in wie 't voorstel begon te gisten - zij, met 'r twéé dochters door de wereld trekkend - dee Mizzi 't niet met vier? - ‘zeg nou niet een-twee-drie néé... Je zei vroeger altijd, dat je dol, dol-graag mee zou reizen, waar Lotte en ik... Dan blijven we bij mekaar... Dan raakt de familie niet over de heele wereld verspreid... Niewaar, Duczi, m'n kind?... Wat moet je alleen in Berlijn?... Dan verveel je je dood!... En hoe wou je, zonder hulp, 't werk af? Is 't niet?’ ‘Al praat je tot morgen - 'k denk 'r niet an! Nog voor geen tienduizend Mark in de maand!... Jullie excuseeren me wel, hè?... Adieu, meneer de direkteur! 'k Heb geen tijd te verliezen!’ Bleek van ergernis - Laurie leek gek! - de krankzinnig- heid, om op die nonsens in te gaan! - gaf ze den direkteur 'n hand. ‘'k Wed’, lachte-ie, 'r vingertoppen vasthoudend: ‘dat u zich bezint!... Vijf honderd Mark voor u samen - vijf honderd Mark in de maand - tweehonderd voor uw zusje alleen...’ ‘Nog voor geen miljoen!’, zei Duczi 'r vingers loswerkend. 't Eerste wat ze in de keuken dee, was 'r handen wasschen. Meneer de direkteur had kóuwe, natte, je 'n rilling bezorgende lijke-vingertjes. Om door den grond te zinken zoo wee... Rustig trok ze 'r ouwe blouse - die van gister aan, keek in 'r beursje naar den ring, en de deur sluitend, hervatte ze 't schandelijk-verwaarloosd werk. Binnen was 'n verkoeling. De direkteur bestaarde z'n lakschoenen. Lotte leunde gepiekeerd tegen 't kozijn, Laurie wiebelde nerveus 'r opmerkelijken meisjesvoet, door honderden, voor jaren, bewonderd - Palou, die z'n koffie tot 't dik toe geslurpt had, zorgde voor taktvolle afleiding door uit 'n snoes van 'n sigarettenkoker, waarin minstens 'n dozijn beroemdheden van Berlijn handteekeningen hadden geplaatst, Queens te offreeren. Die sloeg niemand af. Zelfs Lotte zei ja. En 't smakelijk geplof der rookslieren herstelde de geschokte harmonie. Voor 200 Mark dee Laurie 't niet, kon ze 't niet doen. Dat kon meneer de direkteur op z'n vingers narekenen. Dat was, fatsoenlijk gesproken, 'n sjaggerbod. Waarom zooveel meer, als Duczi achter de piano zat? Kwamen de menschen voor 'n piano | |
[pagina 123]
| |
of voor de danseuse? Ze had zich vast voorgenomen 'r dochter, die zooveel jaar bij Palou gestudeerd had, niet onder 20 Mk, per avond te laten optrejen! ‘Lalalala!’, zei de direkteur z'n schouders ophalend: ‘zes honderd Mark in de maand! Daar kan 'k Cléo de Mérode, Yvette Guilbert voor laten komen!... Lalalala!... Nee, mevrouw, met zulke eischen werkt u uw dochter tegen!’ Onverschillig-glimlachend bladerde-ie in Dr. Muller's ‘Geistliche Erquickungsstunden’, waaruit 'n haarspeld en wat gedroogde bloemen van den laatsten godsvruchtigen eigenaar vielen. Palou, die 't pretentieus gescharrel van de tooneelmoeder verwenschte, en die nu eindelijk, na z'n genereus wachten, geld wou zien, deed 'n tusschenvoorstel, driehonderd Mark en de reis derde klasse vrij. Nee. De onderhandelingen stokten. Als Palou niet met den direkteur in 't Russisch, vervelend, ongemanierdlang gesmoesd had, 'n onverstaanbaar gesprek, waarbij Laurie zich op zat te vreten, zou 'r mogelijk niets van gekomen zijn. Op twee honderd vijftig Mark en de reis voor rekening van de directie, gaven ze mekander eindelijk de hand. Uit den binnenzak van 't lila vest kwam 'n portefeuille te voorschijn. Twee gezegelde contracten werden gladgestreken en 'n gouden vulpenhouder opengeschroefd. Pech!, daar was de inkt in opgedroogd. Laurie zocht in de slaapkamer naar 't fleschje ‘Kaisertinte’, dat 'r de vorige week geweest was, dat ze met 'n propje krantenpapier hermetisch gesloten had - Lotte morrelde de keuken af, alles opensmijtend en niemendal sluitend - toen moest Duczi 'r natuurlijk op uit, omdat Laurie 't niet dee en Lotte bezwaarlijk met 'r balletjurk en 'r tricotbeenen de straat over kon wippen. ‘Zullen we 'n contract voor de twee zusters of voor juffrouw Lotte alleen...?’, drong de direkteur nog eens aan. De volle, fraaie hals van Duczika in de ouwe werkblouse, inspireerde 'm opnieuw. ‘Toe, schei u uit met die malligheid’, verzocht Duczi, in 'r kregeligheid over z'n aanhouden, de kurk van 't fleschje met 'r schaar aan gruzelementen peuterend: ‘...wou u dat we 't huis hier opbreken voor 'n engagement van 'n maand?... En Betty...? Nee! Ik verdien m'n brood, en ben best tevrejen!’ ‘En Betty?... En Betty?’, praatte Laurie geprikkeld na - 't drukke geredeneer in de heete, vol cigarettenwalm staande kamer had 'r verdorde trekjes rond oogen en mond gegeven -: | |
[pagina 124]
| |
‘...is Betty 'n zuigeling? Betty heeft genoeg gezond verstand om...’ ‘Nee, nee, en nog 'ns nee!’, driftigde Duczika: ‘ik doe 't beslist niet!’ ‘Wat heeft die vandaag!’, vlamde Laurie op, toen de deur achter 'r oudste dochter dichtbonsde: ‘ja, meneer de direkteur, zoo word je door je kinderen behandeld!’ ‘Jammer’, zei de direkteur: ‘heel erg jammer! Maar als ze van idee verandert, kan u 'r altijd meebrengen! 'k Zal onder aan 't contrakt 'n claus opnemen, dat 'k voor uw twee dochters samen 't dubbele betaal...’ De pen kraste, vulde de opengelaten vakjes van 't papier in, en toen 't zoover klaar was, las Laurie met de nauwgezetheid van 'n advocaat den naast den Russischen afgedrukten Franschen tekst. Tegen 'n paar dingen - 't meest tegen de verplichting van de dames-artisten, om voor en na het nummer in de zaal te blijven - had ze hevige bezwaren. Palou lachte, besloeg z'n knieën, dat 't klapte. Hij kende Rusland als z'n naam. Hoeveel jaren had-ie 'r niet in balletten gedanst? Gewoonte! Gewoonte van 't land. En dan, ging zij niet mee? Liet ze Lotte alleen trekken? Had ze - was 'r 'n betere contrôle?... Toen teekende Laurie, en onder den eminent geschreven naam Laurie Zubransku, zette ze 'n mannelijken haal met drie punten. Ze kreeg 'n voorschot. De direkteur was zoo delikaat 't zelf aan te bieden. Hij begreep, dat als de dames begin van de volgende week vertrokken, 't een en ander aangeschaft moest worden. En, betoogde-ie hoffelijk - waarlijk, 't was 'n héér! - als dat nièt 't geval was, had-ie de contractueele plicht 't reisgeld te deponeeren... Half drie vertrok-ie met Palou. Omdat Duczika de keukendeur niet heelemaal open wou doen - ze was ontoonbaar en de keuken met de machine, de doozen en wat 'r verder de kamer uit was: gedragen, leek 'n zwijnenstal! - stak ze 'r hand door den kier, en liet zich met lachende excuses door Palou 'n handkus en door den direkteur 'n zelfde portie koude zweet-vingertjes geven. ‘Nou!’ riep ze, zoo toen de huisdeur dichtklepte: ‘gefeliciteerd hoor!’ Maar noch Lotte, die 'r tricot begon af te stroopen, noch Laurie, die 't corset dat 'r congesties bezorgde uit-zuchtte, deden uitgelaten. | |
[pagina 125]
| |
Na de opwindende onderhandelingen, 't soupeeren in 'n Weinrestaurant, 't wakker liggen tot den ochtendschemer, 't opgeprikt zitten in de benauwde kamer, 't dansen en de zenuwspanning of de direkteur niet terug zou krabbelen, was 'r 'n zonderlinge leegte in 't huis. Gisteravond scheen 't 'n onverhoopte verrassing, nu met 't contract op de tafel en 't honderd-Mark-papiertje r naast, had Laurie de knagende sensatie, dat ze te gauw toe had gehapt, en Lotte, zweetend, den krans papavers aan 'n haarspeld bungelend, voelde 'n plotse, downe chagrijnigheid, die 'r kattige dingen dee zeggen. ‘God, Duczi, wat heb-ie je angesteld! Wat 'n manieren, om 't gezelschap in den steek te laten, en je in de keuken op te sluiten! Misselijk, hoor! 'k Schaam m'n oogen uit m'n hoofd!’ ‘Ja, en dat gesmijt met de deur, gedode!’, zei Laurie giftig: ‘en dat vierkant weigeren mee te gaan! Wat verdien je met je stinkende blouses?... Wat brengen blouses, waaraan Lotte, Betty en ik, zonder 'n uur vacantie, zitten te sappelen, wat brengen ze in?... Vijftien Mark, gedorie!... Vijftien en 'n halve Mark in drie dagen en drie nachten!... Maar da's uit! Is zien of ik as moeder niks meer in heb te brengen!... Jij zegt nee - ik zeg ja!... Vijfhonderd Mark in de maand!... Zes duizend in 't jaar!... Pik daar je oogen voor blind!... Uit hoor!... 'k Zeg nog vandaag de woning op, 'k laat de piano weghalen en de rest gaat na de Vendu!’ ‘Ach kom!’, suste Duczika kalm door de zekerheid, dat 'r niets van kwam, dat ze 't natuurlijk niet dee: ‘laten we de huid van den beer niet verdeelen, Laurie-lief, voor-ie geschoten is! Kijken jullie de kat in Odessa uit den boom, dan kan ik nog altijd nakomen, als 't bevalt!...’ ‘Wel gedorie!’, vloekte mama: ‘ben 'k niet oud en wijs genoeg, om te weten wat goed voor ons is! Denk je dat 't smerige Berlijn ons ooit terug ziet?... 'k Zeg de woning op!... 'k Gooi onze toekomst niet weg!... ‘Ach kom! Ach kom!’, herhaalde Duczika of ze met 'n ondeugend kind sprak - de eenige methode, om met Laurie om te gaan -: ‘je zegt de woning op! Uitemetuit en 't sprookje is uit! Hij zal je drie maanden huur schenken! Hij zal je permiteeren de meubelen op je vette schouwertjes te nemen, Laurie, hahaha! De huur van deze maand heb je zeker ergens in 'n kous | |
[pagina 126]
| |
liggen! Of wou je dat allemaal van je voorschot doen en met 'n Zeppelin-luchtschip naar Odessa reizen, hahaha!’ ‘Verdikkeme, sar me niet met je bête gelach!’, viel mama brusk uit, omdat ze 't tegen Duczi's logica aflei, en 'r dat nog meer de smoor injoeg: ‘ik ga naar den huisheer en daarmee basta!’ 't Wrokte in de kamer - 't groote, lang-verbeide avontuur zette met ruzie in, zooals alles bij Laurie's wormstekig humeur met botsingen en wrijvingen pleegde te gebeuren. Lotte, pips, smal van gezicht na de vermoeiende repetitie met 'n leege maag - ze had geen ontbijt kunnen aanraken - zei dat ze geen trek had te ruimen, dat ze in de week, die nog restte, geen vin an de blouses uitstak. ‘Ook goed’, babbelde Duczika geduldig en innerlijkopgewekt. In 'r eentje, terwijl Laurie op 't bed en Lotte op de sofa lei, sjokte ze de naaimachine naar de ouwe plaats voor 't raam, spreidde 't karpet, dat nijdige stofwolkjes proestte, schoof de tafel onder de lamp, en toen ze zoover was, en 't blonde haar 'r aan de slapen plakte, liep ze blootshoofds door den tammer plassenden regen naar den slager, om de twee boven met 'n half pondje varkenskoteletten in d'r humeur terug te brengen. Voor 't venster van de Parterre-woning stond de huisheer, klaar met z'n middageten, en haalde zich de tanden met 'n vlijmgesnejen lucifer uit. Galant wierp-ie 'r 'n kushand toe...
De smeuige geur van de koteletten en van de gebakken aardappelen-van-den-vorigen-dag, kikkerde Laurie op. Ze nam voor zichzelf des varkens rib met 't dunste been en de meest doorbakken aarpels, brokte twee schijven ‘Schwarzbrot’ in 'n saus als alleen Duczi, wanneer ze 'r zich moeite voor gaf, klaar kon smoren - en werd na 't drinken van drie glazen water mensch. Ook Lotte. Die vertelde van 't angstoogenblik met de Schwaben, wat Laurie en Duczika zoo dee schateren, dat de vischhandelaar-van-de-overzij, die juist met z'n tooneelkijker binnenloerde 'r de stuipen van op 't lijf kreeg. Na 't eten, dommelde Laurie op de kanapee in, hielp Lotte, wier boosheidjes nog te jeugdig waren om te volrijpen, aan de blouses. 't Werd - behoudens 't slot - 'n prettig dagje. De illusie van 't onbekend-komende werkte opnieuw. Na de reactie zette | |
[pagina 127]
| |
de actie 'r beste beentje vooruit - de reis naar Odessa - 't heerlijk-vrije leven als artist - één nummer per avond - tweemaal in de week matinee - potten voor nieuwe kostuums - en de tournee door de heele wereld voortzetten, God zij geprezen, dat 't begon! Vijf-, zesmaal las Laurie 't contract - 't eerste, dat ze na de echtscheiding en 't verlies van 'r geheugen, geteekend had - de zevende en achtste maal bestudeerde ze 't met 'r hand over 't bedrag van de gage - je hebben en houen hoefde je niet te laten kijken! - in presentie van nicht Mizzi, die wonder boven wonder, op bezoek kwam. Mizzi, slaperig wijfje met gele velrimpels om mond en oogen, 'n borstloos bovenlijf en gladgestreken, nauwelijks grijzend haar onder 'n verkleurd-groenen pothoed met gele linten, had elf kinderen in leven. Bij de geboorte van 't dooie twaalfde was 'r man, stalmeester van 'n circus, gestorven. 't Had 'r niet in 'r brood gehinderd, omdat toen al de twee oudste meisjes in 't circusballet optraden. Vijf dochters waren getrouwd, om beurten van 'r mannen gescheiden en opnieuw getrouwd. Een zoon voer bij de Hamburg-Amerika-lijn, een was kelner in New-York. Met de vier overgebleven jongste dochters reisde ze vierde-rangs-variétés af. Nou lei ze tot den eerste stil. 't Vak had 'r tot de botten uitgedord. 't Leek haast onmogelijk, dat zij de moeder van de groote, slanke meisjes was, waarvan 'r vanavond twee waren meegekomen. De heeren geloofden 't niet. Die lachten 'r uit, zwoeren dat ze de betaalde kleedster moest wezen. Ze liet ze lachen, hield met 'r quasi-slaperigheid 'n oog in 't zeil, dat 'r geen te zeer onvertogen dingen gebeurden. Als de dochters uit werden genoodigd, trippelde zij, als verstandige door-de-wol geverfde moeder mee. Alice, de oudste van de ongetrouwde, de mooiste uit 't nest van kinderen met welgevormde beenen, had in Dresden, toen de moederlijke raadgevingen niet om de vier en twintig uur herhaald konden worden, omdat Mizzi met zware influenza te bed lag, met 'n ideaal van 'n luitenant geflirt. Zes maanden later werd 't kwartet ‘triangel’ - drie maanden later was 'r 'n schat van 'n jongetje - weer zes weken later, dansten de vier ‘Moon- shine Blossoms’ of 'r niets voor was gevallen, en of 'r geen luitenant bestond, die alimenten, naar den stand van de moeder, betaalde. Zoo iets was Mizzi nog nooit gepasseerd. Ze praatte 'r niet graag over. Iedere familie had 'r zwarte vlek. Dit was de hare. Overigens had ze bijzondere opvattingen van 'r moeder- | |
[pagina 128]
| |
plichten. Ging ze na 'n voorstelling - 't laatste engagement was in Weenen geweest, waar de zwarte Fritzi kennis aan 'n ambtenaar - weduwnaar met drie kinderen had gekregen - al je dochters bracht je op de reis onder! - ging ze na de voorstelling met heeren uit - zij en 'r vier - dan kwamen bij wijze van aardigheid de vier spaarpotten van Alice, Maud, Fritzi en Eva - vier gentille spaarpotjes in koffervorm op de tafel te staan, en dan onttrok zich nooit een van 't gezelschap, om niet in ongenade te vallen. Ook had elk kind in de handtaschjes 'n afgetelde hoeveelheid Ansichtkarten van 't ‘Moonshine-Blossomquartet’, die gretig verkocht werden. Alice had, behalve de alimenten, 'n spaarpot van ruim duizend Mark, de loenzende Maud vierhonderd, Fritzi die prachtige oogen had, twaalfhonderd, Eva de allerjongste, kind van zeventien, met helaas over mekaar gegroeide snijtanden en 'n hinderlijke magerte, een honderd twee en dertig Mark. Mizzi administreerde, verwaarloosde geen Pfennig, verlangde niets voor zichzelf. En juist deze voortreffelijke hoedanigheden van verstandig-overleggende, in 't rumoer van 't Variété met z'n late nachten, liefdoende heeren endoor kelners stiekum overhandigde billets-doux, nooit de nuchtere belangen van 'r gezin vergetende huismoeder, maakten dat Laurie 't ‘afschuwelijke menschje’, dat tusschen de coulissen niet thuis hoorde, dat precies op 'n juffrouw van de ‘Damen-Toilette’ in 'n bierknijp leek, niet stouwen kon. Mizzi bekeek suffig-dommelend 't contract-voor-Odessa, terwijl ze met 'r slaperige oogjes, tusschen Laurie's 't geheim van de gage bedekkende vingers door trachtte te loeren, om 'r zich van te overtuigen, dat nicht met 'r opsnijjen van zoo'n reuzen-traktement lóóg - Fritzi met de zwarte oogen en de loenzende Maud, geeuwden van verveling en moeheid. Ze waren de laatste week, om van 'r zeldzame vacantie te profiteeren, elken dag met Mizzi in Wannsee geweest, waren zoo bruin gebrand over d'r heele lichaam, dat enkel de plekken, waar de schouderbanden de badpakken vast hadden gehouden, om je dood te lachen zoo komiek-wit waren gebleven! Door de á jour gewerkte blouses zag je d'r nikkervel, en d'r half-bloote armen met de verbrande vel-wondjes zouen aardig wat Schmink noodig hebben, als ze in Mannheim achter 't voetlicht stonden. Fritzi sprak den heelen avond geen woord. Die kniesde, omdat de weduwnaar in Weenen - 'n knappe vent, maar schrikkelijk fatsoenlijk! - officiëel om 'r hand had gevraagd. Mizzi dwong | |
[pagina 129]
| |
'r niet met groote woorden - ze had nog nooit 'n dochter gedwongen, vertelde ze, ze deed passief. Tolstoiaansch-geduldig, telkens slaperig-tam verzekerend, dat Fritzi zelf zooveel gezond verstand bezat, - om geen tienduizend kronen in 't jaar - met vooruitzichten - weg te smijten! Driemaal had Fritzi daar tegen in beweerd, dat ze ‘z'n gezicht niet meer wist’ - driemaal zei Mizzi met slijmerig-gesloten oogjes, dat ze 't gezicht ‘lang genoeg’ voor zich zou zien, as ze getrouwd was - toen bleef de dochter zeurig geeuwen, en 't licht van de lamp, waarbij Duczika te zweeten zat, sloeg vonken in 't goud van twee geplombeerde tanden. Betty, om half negen uit 't Kaufhaus gekomen, maakte een oogenblik 'n gek figuur. Pas had ze gisteravond verteld dat ze bij Mizzi op 't balkon niet minder dan Perzikenbowle had zitten pimpelen, en daar zei Mizzi langs 'r kleinen, spichtigen neus weg: ‘Wel dag Betty! Wat hebben we mekaar in geen langen tijd gezien!’ Daar keken Laurie, Lotte en Duczi mekaar lachend bij aan - en daar kreeg Betty 'n kleur bij, of ze ook minstens 'n week met Alice, Maud, Fritzi en Eva, onder toezicht van de nooit badende moeder, in 't zonnebad had gelegen! Gelukkig kon ze 'r overheen brabbelen, omdat - of-ie met 'r mee was gekomen! geen twee seconden later Erich aanschelde. Zoo vroeg kwam-ie zelden. En zoo gedwongen, haast houterig had-ie nog nooit z'n entree bij zooveel menschen in de kamer gemaakt. Duczi gaf-ie amper 'n hand, maar bij wijze van attentie lei-ie 'n bouquetje naast de machine. ‘Me nicht Mizzi en me achternichies Fritzi en Maud - meneer Erich Schüler’, stelde Laurie voor, en met 'n rammelenden mond, 'm verwijtend dat-ie gisteravond niet op was geloopen, zei ze 't groote nieuws, 't ongeloofelijk nieuws van Odessa, waar Lotte - Mizzi knipperde met de oogleden op-indutten-af - zes honderd Mark in de maand, met reiskosten tweede klasse vrij!, ging verdienen. 't Contract zwaaide ze in 'r hand, 't 'm niet gevend, omdat ze bang was dat hij met z'n ouwe driestheid 't juiste bedrag zou verrajen. Betty droeg 'n achtsten kapotten stoel uit de keuken aan - meer zitgelegenheden waren 'r niet - in de kamer had je vier stoelen en 'n pianokruk - in de slaapkamer twee stoelen met stukkende zitting - Erich bleef tegen 't raamkozijn leunen, de volte verwenschend. | |
[pagina 130]
| |
Den heelen dag was-ie down, nerveus geweest, zich verwijtend dat-ie Duczi mee naar z'n kamer had genomen, dat-ie zich had laten gaan, dat-ie 'r in z'n hartstocht als 'n scharrel-van-destraat had behandeld. Christus, de ignobele manier om de blouse van 'r lichaam te scheuren - 't gemis aan respect - de vernedering - voor háár - voor haar prachtige reinheid - dat ze op z'n bed had gelegen! Hij was 'n ellendeling, 'n schobbejak, 'n schurk - hij was geen schop waard, dat-ie zoo z'n liefde - want, bij God, hij wás verliefd - hij aanbad 'r - hij vond 'r 't gevoeligste, goddelijkste schepsel - had getoond. ‘Ik zal zoo innig-goed voor 'r zijn’, redeneerde-ie, 't eene sigarettemondstuk na 't andere wegsmijtend, dat ze 't woeste uur vergeet, dat ze weer van me zal houen! Vandaag vindt ze me natuurlijk misselijk, misselijk!’... 's Middags had-ie in de buurt gedrenteld, om twee was-ie voor de deur geweest, maar bij 't spelen van de piano en 't gepraat van de onbekende mannestemmen droop-ie af. Tegen den avond zakte z'n onrust, deed-ie 'n schoon boord en schoone manchetten aan, liet-ie zich nog net voor sluitingstijd scheren, en zei opgemonterd tot zichzelf:... ‘Ze houdt van me - ik hou van haar - we hebben 't gewild - 't is geen misdaad - nee, bij God niet - en 'k trouw 'r zoo waarachtig als 'k van George heb gehouen, zóó als oom Ludwig uitstapt!’ Met 't bouquetje boschviooltjes liep-ie toch nog twee-, driemaal 't huis voorbij, bang voor de eerste ontmoeting na de koorts van den vorigen dag, en nou-ie 't zwoele getocht van de binnenplaats in z'n nek voelde, en 'r bleek, zachtzinnig gezichtje met de omkringde, bruine oogen bij 't gesnor van de naaimachine boog - dat moeie, geduldige lijdensgezichtje onder de kap van de helsch-heete lamp - nou most-ie zich op de lippen bijten, om 'r niet in z'n armen te grijpen - en 'r vergiffenis te vragen. Vergiffenis. 'n Ander woord viel 'm niet in. De engel... De stakker... 't Schat-van-'n-kind, dat zich in die hette weer afbeulde, terwijl Laurie over 't engagement lei te teemen, en Lotte om de halve minuut 'n rijgsteekje dee. Duczi, met 'n neuriënd slippen van 'r adem voortwerkend, alleen kort, snel, angstig-glimlachend naar 'm kijkend, als ze aan 't geluid van de stemmen merkte, dat niemand op 'r lette, verwonderde zich niet over z'n stil-zijn, z'n niet aan 't gesprek deelnemen, z'n vanavond in geen enkel opzicht op den ouden, luidruchtig-schellen Erich lijken. Zoo had ze 't zich voorgesteld, | |
[pagina 131]
| |
zoo kiesch, zoo onder-den-indruk van 't nooit-meer-te-vergetene, zoo 't mekaar met gedachten en gevoelens aanvullen. Gebukt over de onder de naald heenschuivende zalmkleurige blouse, zag ze z'n slap-afhangende kleine rechterhand - zonder den ring, 'n rand manchet, 'n streep van z'n mouw - en bij 't prettiggonzend snorren van 't vliegwiel en 't gepruttel van de naald, zei ze telkens weer, eindeloos-dikwijls, en ze moest 'r om glimlachen, dat ze 't als 'n melodie herhaalde, zonder dat een van de anderen 'r weet van had: ‘lieve jongen, lieve, lieve, lieve Erich!’... Alleen als Betty, de gedrochtelijke leugenaarster - met wat voor stalen gezicht had ze 't gister van Mizzi en den bowl op 't balkon beweerd! - als Betty, net zoo valsch-vroolijk als Laurie, met net zulke manne-lachjes, den jongen student tot mee-doen poogde te prikkelen, hortte 't zangerig gemijmer in 'r hoofd. ‘Wel gedorie!’ riep Laurie: ‘wat heb jij toch, Erich! 'k Zou d'r bij gaan zitten en ook is 'n duit in 't zakkie doen! Anders ben je toch niet zoo koescht!’ ‘'t Is hier om te stikken’, verontschuldigde-ie zich: ‘en 'k sterf van de dorst!’ ‘Ja, 't is heet’, zei Mizzi: ‘we mosten opstappen, meissies...’ Daar wou Laurie niet van hooren. Lotte sloeg 'n doekje om 'r schouders, haalde uit de ‘Stehbierhalle’ van 't hoekhuis, waar 'n halte van auto's was, en waar ze gezellig zaten te kaarten, zes beugelfleschjes ‘Schultheiss’, maar toen ze werom kwam. stonden Mizzi en 'r twee door de zon bruin-gebrande dochters toch afscheid te nemen, omdat ze zoo vroeg op waren geweest en morgen, bij goed weer, opnieuw naar Wannsee gingen. ‘Veel succes in Mannheim!’, wenschte Laurie, zichtbaar-blij dat de taaie visite verkaste: ‘en as we mekaar voor de reis niemeer zien, gezondheid en lang leven!’ ‘'t Zelfde nicht’, zei Mizzi: ‘en stuur ons uit Odessa 'n Ansicht, zal je?’ ‘Zal niet mankeeren’, verzekerde Laurie, op elk van de wangen-als-vergeelde-blaren van 't burgermenschje 'n imitatiezoen gevend, en 'r op de hare 'n klukkerig-drogen ontvangend. Met 't dichtvallen van de deur, begon op de trap èn in de kamer 't wederzijdsch, gezellige kwaadspreken. ‘Wat 'n diertje, hè?’, praatte Laurie, 'n beugelflesch an 'r mond zettend, omdat 't zoo lang duurde eer Betty de vuile glazen in de keuken om had gespoeld: ‘wat 'n godsliederlijk-vervelend | |
[pagina 132]
| |
mensch! En achter de mouw! Die wurmt net zoo lang tot ze nog drie luitenants met alimenten gevonden heeft! Zag-ie Lotte, hoe ze de pee in had, dat jij alleen meer verdiende dan 'r vier dochters samen? 'k Had 'r me draai in! Fijn, hoor!’ ‘Jammer dat ze hier d'r spaarpotjes niet op de tafel hebben gezet!’, spotte Lotte: ‘dan had je ze gelukkig kunnen maken, Erich! Jongen, wat ben je vervelend! Ben je niet goed in orde?’ ‘Best hoor!’, zei-ie: ‘maar die snoeshanen, wat?’ Betty schonk z'n glas in, reikte 't 'm over, dronk 'r eerst 'n slok van. ‘Je ben toch niet vies van me, Erich?’ Aarzelend keek-ie naar Duczi, die zich dichter over de machine boog, toen slurpte-ie 't glas in een teug leeg. ‘Ik weet wel’, babbelde Laurie, 't zich op de sofa makkelijk makend: ‘dat Lotte en ik ons door geen heeren in Odessa laten uitnoodigen - ik zou je danken!’ ‘Jij èn Lotte?’, vroeg Erich - voor 't eerst had z'n stem iets van de vinnige felheid, waarmee-ie ze de baas was: ‘jij èn Lotte? Ben jij van plan mee te gaan, Laurie?’ ‘Wat dacht je dan?’, zei mama gebluft: ‘heb ik 't contract niet geteekend?... Wou je zoo'n jong djng alleen laten reizen?’ ‘Hoe kan ze dan overhouen?’, rekende hij - nou Mizzi weg was, keek-ie 't contract in -: ‘da's toch nonsens met z'n tweeën! Daar teer je bij in!’ ‘Gedorie, steken jullie niet allemaal je neus in mijn zaken!’, viel mama onhebbelijk uit: ‘'k zal 'n meissie van benejen de jaren naar Rusland laten trekken!’ ‘In ieder geval’, begon Erich: ‘in ieder geval - nee, laat 'k me mond liever houen!’ ‘Daar doe je 't verstandigste an’, vlamde Laurie kort op: ‘'k ben nog niet heelemaal ontoerekenbaar! Lotte alleen bij de Kozakken! Lotte alleen in Rusland, waar je ieder oogenblik 'n progroom heb! Lotte alleen in den vreemde...! 'k Hak me net zoo lief me twee handen af!’ ‘En Duczi dan?’, merkte Erich onvoorzichtig op - heelemaal zwijgen bij 't egoïsme van de vrouw, die zooveel jaren geparasi- teerd had, en nou 'n nieuwen weg had ontdekt, kon-ie niet -: ‘laat je Duczi dan niet alleen in Berlijn?’ ‘Wel gedorie! Wel allemachtigste God’, keef Laurie: ‘verlang 'k 't?... Ken ze niet mee?... Is 'r door den direkteur geen bod op 'r gedaan?... En toont ze geen dwarsen kop?’ | |
[pagina 133]
| |
‘Ik blijf rustigjes hier’, glimlachte Duczika: ‘ik denk 'r niet an!... In Berlijn zullen ze me niet opeten!’... Voor 't eerst keken zij en Erich mekaar in de oogen. Voor 't eerst dachten ze 't zelfde. ‘Kan Duczi mee?’, vroeg Betty, die 't maar half had begrepen. ‘Lees!... Asjeblief lees dan!’, riep Laurie, 'r 't contract gevend, ‘'t dubbele!... 't dubbele!... Zou jij 't niet doen, Betty?’ ‘Ea of!’, zei Betty, 't papier nauwelijks inkijkend, omdat ze 't oogenspel van Erich en Duczi oplette: ‘dan ben je toch simpel, Duczi, als je nee zegt! Dan ben je toch idioot!...’ ‘Bemoei jij je 'r asjeblief niet mee!’, sprak Duczika ongewoon-scherp: ‘'k heb an Laurie en Lotte genoeg!...’ ‘Nou ik zeg 't!’, zei Betty vinnig: ‘wat mot jij in Berlijn?... Je hoort bij je moeder en je zuster!... En je wou 't toch altijd!... Je zei nog voor 'n maand, dat als Lotte... Jessus, wat 'n krankzinnigheid, om voor 'n lekker leventje, zonder zorg te dankenen blouses te blijven flikken!’ ‘Hoor je?... Hoor je?’, triomfeerde Laurie, zich bijna in 'r biertje verslikkend: ‘en nou beweerde ze vanmiddag nog wel, dat ze 't om jou dee!’ ‘Om mij?... Nee, die is goed! Die is éénig!’, lachte Betty zoo valsch-druk, dat 't in de binnenplaats resoneerde: ‘om mij? Om mij! Hahahaha! Dat 's om over te vertellen!’ ‘Dat hèb 'k niet beweerd’, verdedigde Duczika zich onhandig: ‘'k heb háár naam niet in m'n mond gehad!’ ‘Wat zeg je me daarvan!’, ruziede Laurie: ‘nou hiet ze me liegen!... Heeft ze niet geroepen: En Betty? - heeft ze 't of heeft ze 't niet, Lotte?’ ‘Toe, laat mij 'r buiten!’, praatte Lotte geeuwend: ‘wat zanikken jullie vanavond allemaal!’ ‘Ik vraag of ze den direkteur niet geantwoord heeft, dat ze voor Betty niet uit Berlijn kon gaan?’, hardnekkigde Laurie: ‘dat laat 'k me verdikkie niet afliegen!’ ‘Christus nog toe!’, viel Erich fel-domineerend uit - was 't mensch onuitstaanbaar - om je laatste restant geduld bij op te vreten! -: ‘wat dondert 't, Laurie, wat komt 't 'r op an! Wou jij in Jezusnaam hebben, dat Duczi ook naar zoo'n tingeltangel ging! 'k Zou 'n harem mee naar Odessa nemen!’ ‘Nou verzoek ik je op je woorden te letten!’, zei Laurie, rood van kalkoensche drift: ‘je mot 'r niet alles uitflappen wat je voor je mond komt! Ben jij van God verlaten!’ | |
[pagina 134]
| |
‘Ja, al schreeuw je nou!’, sprak Erich vernietigend: ‘al doe je nog zoo theatraal - dat lap 'k aan me zolen! Jij teekent contracten zonder eerst te informeeren wat voor 'n direkteur dat is - jij doet maar raak - Christus, val niet over elk woord! - Duczi heeft groot gelijk!... Tien tegen een is de kerel 'n verkapte bordeelhouder!’ ‘Wel Goddorie!’, barstte Laurie los: ‘hoor je dat Lotte?... Da's om uit je vel te springen!... 'n Vriend van Palou - van Palou! - 'n bordeelhouder!... 'k Zal denken, dat je niet wijzer ben!... En in elk geval raakt 't jou niet!... Ik ben de moeder, en me dochters weten wat 'k voor ze gedaan heb!’ ‘Gedaan? Wat heb jij gedaan?’, striemde Erich - ja, nou was-ie de ouwe, brutale rakker, die 't verdraaide z'n opinie onder stoelen en banken te steken, de vlijmscherpe, ontembare bengel, die Laurie de waarheid dorst zeggen: ‘gedaan?... Je ben bezig ze naar de weerlicht te helpen! Dat heb jij gedaan! En als 'k 't je niet zwart op wit bewijs, doe 'k 't, om niet te pootig in vuil water te roeren!’ ‘Dat mag jij zeggen!... Dat neem 'k van jou an!’, zei Laurie, den beugel van 'n tweede fleschje openwrikkend: ‘...'k zal 't achter me ooren knoopen... 't Is goed, hoor... Maar je zal me 'n plezier doen bij zoo'n uitschot van 'n moeder niet meer op visite te komen!... As je dat maar onthoudt!... Dat 's gedorie 't toppunt!...’ ‘Nou, Laurie!’, suste Duczika - de twee hadden wel meer ruzie, maar zoo als vanavond... ‘Laat me met rust!’, foeterde mama, purperrood om zulke beleedigingen: ‘as jij straks niet had zitten liegen, had 'k 't met hem niet an den stok gekregen!’ ‘Menschen, laten we kalm blijven’, zei Betty: ‘is 't niet heet genoeg! Als Duczi over die kleinigheid gejokt heeft, zal ze 'r d'r redenen voor hebben...’ ‘Dat mot jij zeggen!’, verweet Duczi uiterlijk-kalm: ‘ik heb gisteravond bij Mizzi op 't balkon geen Perziken-bowl - Perziken-bowl, - hahaha! - gedronken!’ Pang! Die zat. Die was raak. Betty kreeg denzelfden kop van straks, toen Erich voor afleiding gezorgd had. Zoo driftig gebaarde ze over de tafel, dat 'r bierglas met 'n floep over 't zeil stortte en de klosjes garen, stukjes voering en scharen in de bruine saus dreven. 't Scheelde geen haar of 't was voor den blouse-stof 'n ruine geworden. | |
[pagina 135]
| |
‘As je klaar met je gesar ben!’, zei ze heesch van woede, geen vin verroerend, om Lotte bij 't redden van 't naaigerei bij te staan:... ‘às 'k dan lieg, kom 'k 'r voor uit, wind 'k 'r geen doekjes om! Maar jij!... Jij ben twee druppelen water Mizzi!... Jij knijpt de kat in 't donker!... Met jou samen blijven, as Laurie met Lotte op reis is - dank-ie! Nog niet met geld toe!... Nee, hoor!... Kamerhuur ken 'k overal kwijt!... Dat gepest!... Dat stiekeme iemand 't bloed uit z'n vingers zuigen!’ Kwaadaardig stond ze op, smeet de slaapkamer-deur met zoo'n geweld achter zich toe, dat de portretten van 't rekje vielen, als dien avond van Poldi's bezoek, maar 'n oogenblik later, bij 't schelle gepraat van Erich, die Duczika's partij opnam - elk woord had ze achter 't paneel afgeluisterd - verscheen ze opnieuw, zich verdedigend, den leugen van den vorigen avond met nieuwe leugens excuseerend - dat 'n kind 't had kunnen snappen, dat ze ze voor den mal had gehouen - iets voor Mizzi, tjeetje!, om op perziken-bowl te trakteeren - Mizzi, die voor 'n speld doodviel - Mizzi!... Ze was bij de moeder van 'n jarige collega geweest, en met moeite om bij half een weggegaan... As ze gister niet allemaal zoo opgewonden hadden gedaan, zouen ze vanzelf om de mop van Mizzi, Mizzi! geschaterd hebben... De kanarie floot, de naaimachine snorde, 't dopje boven de lamp dobberde wintersch-gezellig, de kapotte Zwitsersche klok tikte huiselijk, Erich dampte en Laurie, door nog 'n glas bier gekalmeerd, smookte - de paisibele rust van de vorige weken, toen ze mekaar wel geplaagd en 'r tusschen genomen hadden, maar toch bij 't bezoek van den jongen student als in 'n zonnetje hadden gezeten, was voor de haaien. Laurie mokte, lei slap, ontzenuwd op de sofa, de mondstukjes van 'r sigaretten tegen 't behang doovend, en enkel 'r mond voor 'n stekelige opmerking openend. Lotte, wit van vermoeidheid - was dat 'n dagje geweest! - knikkebolde over 't borduurpatroon, zei al om twaalf uur goeien nacht - Betty, bang dat ze over 'r zouen smoezen, als ze ook naar bed ging, en vastbesloten Erich uit te laten - daar zou ze Duczi tenminste mee dwars zitten! - las de advertenties van 'n ouwe krant. Uit z'n gewone doen - van de herrie met Laurie trok-ie zich geen sikkepit an! - hield Erich 't gesprek gaande, telkens 'n aanloop zoekend, van Poldi's nieuwste methode om z'n broodje te scharrelen - hij was corrector op 'n drukkerij geworden, had om de week nachtdienst - en van 't schandaal van 'n anderen | |
[pagina 136]
| |
vriend, die omdat-ie als grondwerker 'n betrekking aan had genomen, door den Senaat ‘relegiert’ was geworden - of je als wetenschappelijk proletarier, zonder vermogen, zonder ondersteuning, zonder stipendium anders kon! - vertellend. Maar hij was niet en train. Hij vertelde saai, zanikerig of-ie slaap had. Omdat 't bier op was, dronk-ie glaasjes water, die-ie zelf ging halen, en waarbij-ie lang in de keuken bleef, in de hoop, dat Duczi 'n voorwendsel zou vinden, om 'm na te komen - ze begreep 'm niet, durfde niet, zoolang Betty zat te spionneeren en Laurie op de sofa lummelde. Onder de lamp zweetend, licht-duizelig - 'r waaide geen tochtje over de plaats nu de regen op had gehouden - probeerde Duczika 'r taak klaar te krijgen. Bij eenen gaf ze 't op. Ze zou an Neumann 'n briefkaart schrijven, dat ze zich niet lekker voelde - gebeurde 't niet honderd keer, dat de naaisters mantels, rokken, blouses 'n paar weken later opleverden, als 'r roodvonk bij ze thuis was, of diphtheritis, of als de kinderen kinkhoest hadden?... - ruimde den boel wat bijeen, en gaf Erich, die 'r ried 't Neumann Maandag liever zelf te gaan zeggen - de met zenuw-letters bekrabbelde kaart, om 'r in de bus te steken. Nee ze zou Dinsdag om vier uur precies de Untergrundbahn nemen. Je kon moeilijk zeggen, dat je je niet prettig voelde, en 't zelf gaan vertellen! ‘Blaas dan nog even voor 't raam uit’, verzocht-ie met 'n niet te bedwingen deernis in z'n stem. ‘Dat 's goed’, zei ze, de eerste sigaret opstekend - veel had Laurie 'r niet overgelaten. 't Werd kwart over eenen, half twee, kwart voor twee - Betty bleef advertenties lezen - Laurie snurkte op de sofa. Toen, vol meelij met Duczi's doodswit gezichtje, stond Erich op. ‘Geef me den huissleutel’, praatte-ie teleurgesteld -: ‘dan reik 'k 'm morgen voor twaalf weer an - dan hoeven jullie geen trappen te loopen!... Ga naar bed, Duczi en sta morgen niet te vroeg op... Toe!’ ‘Als zij zoo moe is, zal ik wel effen’, sprak Betty gewildgeeuwend: ‘ik heb nog geen trek in die heete slaapkamer met alle ramen dicht, te gaan liggen! ‘Ik kom 'r uit’, weerde Erich 'r af:... ‘'k heb 't voor 'n week ook gelapt!... Nacht Duczi’ - 'r hand hield-ie vast of-ie | |
[pagina 137]
| |
'r niet los kon laten -: ‘nacht!... En rust uit!... Anders word je nog ziek!’ ‘Ik’, lachte ze: ‘nee, onmogelijk!’ De deur werd achter 'm gesloten. Met waslucifers lichtte-ie zich bij, maar nog voor-ie de tweede verdieping bereikt had, hoorde-ie haastige voetstappen. Toch Betty! ‘Wat is dat voor nonsens!’, zei-ie stug: ‘ben je bang, dat 'k verdwalen zal?’ ‘Duczi stuurt me’, loog ze: ‘'t voorportaal moet je tweemaal omdraaien - en we wisten niet of je...’ Ze hakkelde. ‘Dan zal 'k 'm tweemaal omdraaien’, zei-ie verveeld: ‘goeien nacht!’ ‘God, ben 'k je zoo te veel?’, vroeg ze met bibberende stem. ‘Dat beweer 'k niet!’, gromde hij: ‘dat heeft 'r geen bliksem mee te maken!... 'k Wou jullie den loop besparen... Dat is alles!’ ‘Ik begrijp niet’, sprak ze fluisterend of iemand luisterde - en 't wapperend kaarslucifertje bescheen 'r vochtige oogen: ‘wat je tegen me heb, Erich! Je doet zoo vreeselijk onaardig...’ ‘Dat verbeeld je je!’ ‘Zeg 't dan, als 'k je iets in den weg heb gelegd! Je praat niet met me... Je doet zoo...’ Verder kwam ze niet. 'r Wangen, 'r mond vertrokken nerveus, op snikken af. ‘Christus’, viel hij grof uit: ‘Laurie schijnt jullie allemaal an te steken! Op die manier wordt 't 'n corvee op te loopen!’ De sleutel draaide 't slot van de vestibule-deuren om - ze liepen over 't loopertje van 't Vorderhaus. ‘Kom je morgen avond?’, vroeg ze timide. ‘Ja’, zei-ie stug. ‘Hoe laat denk je zoowat?’ ‘Weet 'k niet - zal je wel zien’, antwoordde-ie wreed - ze hing 'm met 'r opdringerigheid de keel uit. Diep-ongelukkig, de vernedering voelend, te trotsch om te huilen waar-ie bij was, gaf ze 'm nog eens de hand. Door de ruit met de wrijfstrepen keek ze 'm na, en zette zich op de onderste tree van de trap, 't hoofd in de handen, 't razend gesnik met 'n krampachtig persen van 'r vingers bedwingend. Ze had kennis an meer dan een, já! - ze ging uit met den rayonchef van 't Kaufhaus - gister was ze nog met 'm in den wijnkelder van Luther & Wegner geweest - | |
[pagina 138]
| |
ze werd niet met rust gelaten door 'n importeur van Russische sigaretten, die z'n bruid voor 'r wou laten schieten - maar wat deeën die 'r? - wat maalde ze om ze?... - dacht ze niet an Erich, Erich, als ze zich met gesloten oogen liet zoenen - rilde ze niet van ze - als ze ze aankeek?... Kreunend bleef ze zitten, tot 't gepuil van 'r ellebogen 't vleesch van 'r beenen zeer dee en tot iemand de trap af kwam. 'r Oogen drogend wou ze de plaats op, maar Duczika hing over 't kozijn van de bovenste verdieping. De zwarte slagschaduw zag je op den overzijmuur. Dat maakte 'r fel van wraakzucht. Als Erich zoo tegen haar tekeer ging, zoo lomp en grof, was 't om de schijnheilige judas, die nou ongerust afloerde waar ze bleef, waarom ze zoo lang met Erich in de vestibule babbelde. Daar moest ze 'r plezier an beleven. Die moest uit 'r vel springen. Die zou ze laten gelooven, dat ze zoo verdacht lang met 'm samen in 't donker geweest was!... De bezoekers van boven trokken de buitendeur achter zich toe - zij zette zich opnieuw op de traptree, wreef zich de wangen, trok 'n paar haarspelden uit 'r haar - of ze gestoeid had - streek waslucifers af, die ze tot 'r vingerspitsen liet neerbranden - dat zàg je boven, als je uit 't raam hing - en toen ze, na nog wel tien minuten de plaatsdeur opende, riep ze lollig-hard: ‘Nou dag Erich! Slaap lekker! De groeten aan je vriend Poldi! Zal je?... Adieu! Adieu!’ Toen ze weer in de woning terug was, vloekte Laurie, dat ze zoo lang benee was gebleven. Duczi zei niets. Die zat met 'n gehavend marmergezichtje en keek met 'r groote bruine oogen naar de roode kleur en 't verwarde haar van de vijandin. |
|