Kinderliederen(1863)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] VII. Onkruid. George H. Broekhijzen, Jr. Vriendelijk. Zeg Baas-je! wat staat er je tuin ---- tje frisch, Wat is er je hof -- je, toch keu ---- rig! Het mij -- ne dat lijkt wel een wil --- der ---- nis, Mijn Wel geef dan een zoen, en ik leer je gaauw Je tuintje zoo net -- jes te hou --- ên; Maar dau uit de vee ---- ren voor dag en daauw, De Dat on -- kruid, mê lie --- vert! daar zit de plaag, Daar kun-nen geen bloempjes in groeij --- en; En daar-om dat rooi je maar al ---- le daag, Dan [pagina 98] [p. 98] bloemp-jes zijn niet half zo fleu ----- rig. Zoo wit is je zand en zoo groen is je gras; Ik gaf er wat om, als het mij -- ne zoo was; Ik gaf er wat om, als het mij -- ne zoo was. hand --- jes wel flink uit de mou ---- wen, En waarje dan spruitjes van on --- kruid mogt zien, Daar ga je maar vlij -- tig aan'thar- ken en wiën, Daar ga je maar vlij --- tig aa 't harken en wiën. zal eerstje tuin-tje gaan bloeij --- en- En groeit in je har -- tje mis -- schien van dat kruid- Och!doe me plê- zier, trek meteen het maar uit! Och!doe me plê- zier, trek met- een het maar uit! Vorige Volgende