Daar zaten zeven kikkertjes al in een boerensloot(ca. 1910-1920)–Jan Pieter Heije– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Twee Voerlui. Een karretjen op den Zandweg reed; De maan scheen helder, de weg was breed, Het paardje liep met lusten ('k Wed, dat het zelf zijn weg wel vindt); De voerman leî te rusten.... Ik wensch je wèl-thuis, mê-vrind! Een karretje reed langs Berg en Dal; De nacht was donker, de weg was smal, Het paard liep als met vleugels (De sneeuwjacht zweept zijn oogen blind); De voerman houdt de teugels.... Ik wensch je wèl-thuis, mê-vrind! Eén karretje keert behouden weêr; Het ànder heeft geen voerman meer; - Waar mag hij zijn gebleven? 'k Wed-dat je'em op den Zandweg vindt Of mooglijk wel daarnéven.... Hij komt niet weêr thuis, die vrind! Vorige Volgende