Al de volksdichten. Deel 2(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 226] [p. 226] In leed en schuld. 1. Hangen er buijen u over het hoofd, Kwetsen er doornen uw wanklende voeten, Wordt aan uw harte het dierbaarst ontroofd... 't Leere u te buigen, te bidden, te boeten! - 't Lenige riet, dat zich bukkend verneêrt, Zal (schoon gekreukt) na den storm zich weêr heffen. Waar' gij den eik, die in fierheid braveert, Diep in den stam door den bliksem ziet treffen. 2. Doch zoo de Wijsheid tot buigen u raadt, Moge u de Godsvrucht tot bidden bewegen! Eén is de Vader, die heelt en die slaat... Drupt uit de stormbui geen laafnis en zegen? Zie, waar de magt van de Magtigen zwicht, Zie, waar de wijsheid der Wijzen zou falen, Zal er, in duisternis, redding en licht Op het gebed der Eenvoudigen dalen. [pagina 227] [p. 227] 3. En zoo uw ziel onder schuld gaat gebukt, 't Moge u tot ootmoed en boete vermanen... Diep zij de smet in uw boezem gedrukt, Niets wischt die éer, dan berouwvolle tranen! Dàn - als gij buigt, als gij bidt, als gij boet, Dan zal beproeving tot loutring u wezen; Dan zal 't gebroken, maar dankbaar, gemoed Juichen: ô Vader! uw Naam zij geprezen! Vorige Volgende