Al de volksdichten. Deel 2(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 193] [p. 193] Velerlei slapens. Des morgens laat, des avonds vroeg, En nog een middagdruiltje.. Gij graaft u zelven (diep genoeg!) Een kuiltje, Waar kracht en lust te gronde in gaat, Des avonds vroeg, des morgens laat! Des morgens vroeg, des avonds laat... Doe eer of schat verwerven, Maar 't kost je mooglijk, beste maat! Vroeg sterven: - En zie, dán komt u duur genoeg Des avonds laat, des morgens vroeg! Neen 's avonds vroeg, en 's morgens vroeg, Dàt is het kunststuk, knapen! Te véel nooit - nooit ook niet genóeg Geslapen! Wie slaapt, verslaapt; - wie waakt, verwaakt; Wel hem! die beiden even maakt. Vorige Volgende