Al de volksdichten. Deel 2(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 158] [p. 158] Overdaad. 1. Al te lang, al te veel, Zoo gij er niet goed op pàst, Maakt den liefsten lust tot last; Vaak is 't beter half... dan heel! Zalig, wien het is beschoren Om met kloek en ferm beraad, Midden in al de overdaad, Naar die wijze stem te hooren! 2. Hoû dan op, toom dan in, Eér uw lust nog is voldáan; - Leg wat weg, laat wat staan, Wilt ge blijven frisch van zin: Dàn zal iedre dag u geven, (Of gij arbeidt, of gij rust) Nieuw genot en nieuwen lust, Ook in 't meest eenzelvig leven. [pagina 159] [p. 159] 3. Maar hebt ge eenmaal, onbedacht, U in 's werelds overdaad. Overprikkeld, overzaâd, - Wèg is alle lust en kracht! Leer dus mijden, leer dus scheiden, Leer ontberen dit en dat; Wie gehàd heeft, héeft gehad... Zalig zij - die nog verbeiden! Vorige Volgende