Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 266] [p. 266] Een wevers-liedje. Gij draadjes dun, gij draadjes fijn, Gij draadjes zacht en blank, Al waar-je kort, al waar-je lank, Gij wordt een hemdelijn. Dat hempje zal mijn zoete-lief, Wanneer ze wordt mijn vrouw, Wel dragen op den dag der trouw, Wel dragen tot gerief! En was ze dan een Koningskind En was ze een Keizersvrouw, Geen fijner hemd ze hebben zou, Dan ge op mijn weefstoel vindt. - Al-die dit liedje heeft gemaakt, Dat is een weversknecht; En vind-je 't goed of vind-je 't-slecht, 'k Denk, dat'et Hem niet raakt! Vorige Volgende