Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 251] [p. 251] Meiplanting. 1. Een dauw van morgendroppen Viel op het groene gras... Van alle rozenknoppen Mijn lief de schoonste was. Mogt ik haar lipjes kussen Zoo als de dauw het doet, Het zou (zoo dunkt me!) sussen Het leed van mijn gemoed. 2. De Winter is geweken En bloemen strooit de Mei: De heldre kronkelbeken Besproeijen veld en weî; Och! in de groene dalen Daar is 't genoeglijk zijn, Daar zingen nachtegalen En menig vogelijn. [pagina 252] [p. 252] 3. Wel voor mijn liefjes deure Plant ik, als minnepand, De Meiboom, zoet van geure, En bied haar hart en hand; En zeg haar: 'Lief! kom blijde Nu voor uw venster staan; Het zoete Mei-getijde, Och! is zoo snel gedaan.’ Vorige Volgende