Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 182] [p. 182] Gloeijend gesmeed. 1. Zwarte handen, zwarte lokken, Oogen zwarter dan een git, Heeft de smid. Toch zegt Klaartjen, onverschrokken: 'Lijkt hij ook van buiten zwart, 'k Acht hem rein en blank van hart!’ 2. Hoor! de smids dreunt haast van slagen ('t Is een kostlijk beeld van kracht) Dag en nacht; Toch zei Klaartje, dezer dagen: 'Kijk, zoo'n sterke smid 'lijkt bang Voor een tikjen op zijn wang!’ 3. Maar naauw had zij 't woord gesproken, Of daar greep de stoute gast 't Handje vast, Fluistrend: 'Lief! dat dient gewroken!’ En hij drukte, al was hij zwart, Kussend, Klaartjen aan zijn hart. [pagina 183] [p. 183] 4. Liep ze weg?... 't is niet gebleken! Maar 't is zeker, dat de smids Netter is Sinds de laatste zeven weken... Mooglijk dat nu Klaartje al weet, Hoe men ijzer gloeijend smeedt. Vorige Volgende