Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 173] [p. 173] Van een bruid en een bruîgom. De starretjes keken van boven neêr Ze wouên een oogje houên; Wij wandelden zoetjes al heen en weêr En vrijdden en zoenden in deugd en eer: Wel starretjes! kijk maar van boven neêr, Het duurt er niet lang, of we trouwen! Vier handen, twee stoelen, een tafel, een bed, Daar kan men het leven bij houên; De Bruîgom kan werken, de Bruid is net, Het huishouên is er al opgezet: Zeg, starretjes! heb-je geen schik in de pret? Het duurt er niet lang, of we trouwen! Vorige Volgende