Al de volksdichten. Deel 1
(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij
[pagina 150]
| |
Stuurmans-lief.I.
| |
[pagina 151]
| |
En was het àl mijn dagen,
Ik zou met rouw en klagen
Hem trouwe dragen.
Wel, haantje! draai dan maar uw best:
Een Hollandsch hart blijft trouw;
Het windje waait ten lest toch West,
Dan zijn wij man en vrouw: -
En, Dood!... woudt Gij ons scheîen,
Och! hoor dan naar mijn schreijen,
En neem ons beîen!
| |
[pagina 152]
| |
'k Zit 's morgens vroeg en 's avonds laat...
De bode komt wel langs de straat,
Maar, òf hij tikt bij iedereen',
Mij, Arme, brengt hij geen'.
De druifjes werden wit en blaauw,
Het meisje keek al even naauw; -
Het meisje, dat al schreide en bad,
Vergééfs voor 't venster zat.
De blaadjes geelden na en voor:
Daar komt een brief de spijltjes door...
Maar 't was niet van haar Liefstes hand,
En rouwzwart was de rand.
| |
III.
| |
[pagina 153]
| |
En menig aardig, vrijend Paar
Dwaalt 's avonds onder 't lommer,
En spreekt van trouw tot in den dood
En denkt om leed noch kommer.
Toch - als de lieve nachtegaal
Gaat zingen dan en klagen,
Zoo is daar menig minnend paar
Iets droefs om 't hart geslagen.
De jonkman zwijgt, het meisje zucht,
Hare oogjes loopen over...
Naar 't heet, ligt daar een Stuurmans-lief
Begraven onder 't loover.
|