Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 110] [p. 110] Zich spieglen. Klaartje zag in 't spiegelglas, En ze pronkte, En ze lonkte, En ze keek hoe mooi ze was; Rank en rap van lijf en leden, 't Lief gezigtje fijn besneden, Al de kleertjes net van pas: - Ieders hart dacht zij te winnen.... Nu, ik geef haar gaarne regt, Zoo ze me éérst nog maar eens zegt (Wil ze opregt zich doen beminnen), Hoe ze er uit mag zien... van binnen! Hebt ge blosjes op uw koon, Blanke handjes, Witte tandjes, Heldere oogjes, klaar en schoon, Lokjes, die in krinkels hangen, Schalke kuiltjes in de wangen.... Vleijerij en gunstbetoon Zult ge er mooglijk wel bij winnen; Maar het duurt niet - als het hart Boos of leelijk is of zwart... Wilt ge opregt u doen beminnen, Klaartje! - spiegel u... van binnen. Vorige Volgende