Al de volksdichten. Deel 1
(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij
[pagina 81]
| |
Noord-Zeebad-lied
| |
[pagina 82]
| |
Nog tobbrig ligt te slapen,
Komt hier, als wij, met dartlen moed,
En worstelt met den wilden vloed.
4.
De branding keert... een zee van schuim...
Tsa, jongens, klaar de vuisten!
Komt, pakt haar bij haar meeuwenpluim
En beukt haar met uw knuisten;
En - gooit zij gierend u omveêr,
Springt op, valt aan, en grijpt haar weêr!
5.
De Zee - de Zee... zij was gewend
Voor Hollands arm te buigen,
En, tot aan 's werelds uiterst end,
Van vlag en roem te 'tuigen;
Hier, jongens! pakt haar nog 'reis goed...
Wie weet, wat ze eens voor Ons dan doet!
6.
De wolk verdunt - de zon breekt door:
De duintop blinkt van glansen,
De zeilen schittren in den gloor,
De blanke golven dansen;
Daar klinkt het sein: des Bootsmans fluit...
't Is tijd: Op, jongens! snel er uit!
|
|