Al de volksdichten. Deel 1
(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij
[pagina 60]
| |
Een triomfantelijk lied van de Zilvervloot.1.
Heb-je van de Zilveren Vloot wel gehoord,
De Zilveren Vloot van Spanje?
Die had er veel Spaansche raatten aan boord
En appeltjes van Oranje!
refrein.
Piet Hein, Piet Hein,
Zijn naam is klein,
Zijn daden bennen groot:
Die heeft gewonnen de Zilvervloot!
2.
Zei toen niet Piet Hein, met een aalwaêrigGa naar voetnoot* woord:
'Wel, Jongetjes van Oranje,
Kom klim' reis aan dit en dàt Spaansche boord,
En rol' me die mat van Spanje!’
refrein.
Piet Hein, Piet Hein, enz.
| |
[pagina 61]
| |
3.
Klommen niet de Jongens als katten in 't want
En vochten ze niet haast als leeuwen?
Ze maakten de Spanjêrs duchtig te schand,
Tot in Spanje klonk hun schreeuwen.
refrein.
Piet Hein, Piet Hein, enz.
4.
Kwam er nu nog eenmaal zoo'n Zilveren Vloot,
Zeg', zou jelui nòg zoo kloppen?
Of zoudt gij u veilig, en buiten schoot,
Maar stil in je hangmat stoppen?
refrein.
'Wel! Neêrlands bloed
Heeft nog wel moed!
Al bennen we niet groot,
We zouên nòg winnen een Zilvervloot!’
|
|