Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] 't Penceel. En Gij, waarvoor de Wereld knielt, Taal van 't Penceel: wáár vondt gij ooit Een tal van Meestren, méér bezield, En met onwelkbrer krans getooid? Waar smolt Natuur en Poezy Met inniger verknochting zamen, o Nederland! dan in de rij Dier Kunstnaars - en wat kroon van namen Draagt fierder éénig Volk - dan Gij? Mijn Volk, waardeer die kroon! - Uw oog Bespiê haar rijkdom, glans en gloed, Totdat haar schoonheid dringen moog' In 't diepst en innigst van 't gemoed: En Gij, Kunstjongren, spiegel' Gij (Als in den spiegel der Historie) U aan dier Kunstnaars breede rij: - En blijve U steeds der Vadren glorie.... Kracht, Eenvoud, Waarheid, Poezy! Vorige Volgende