Al de volksdichten. Deel 1(1865)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] Lands wijs, lands eer. Van buiten ijs, van binnen gloed Is 't, 's winters, in de Nederlanden; Al zijn er turfjes om te branden, De grond is sneeuw, en ijs de vloed: En ja! het huis zoo digt te sluiten, Den jas te knoopen tot den hoed, Dat staat misschien wel kil van buiten - Maar haard en hart zijn warm en goed... Van buiten ijs, van binnen gloed. Elk Land heeft zoo zijn eigen wijs En ook zijn eigen eer, mê-vrinden: - Zoo zult gij àndre Landen vinden Van buiten gloed, van binnen ijs! Mogt iemand uwer dan verkiezen Te zijn in Napels of Parijs, Ik wil geen woord er om verliezen En gun hem graag dat Paradijs: Van buiten gloed, van binnen ijs. [pagina 24] [p. 24] Maar ik - ik zeg het rond en goed, Ik hoû-'et met de Nederlanden! Wij schijnen mooglijk niet te branden Maar doen het: waar het màg en moet! Wij hebben te allen tijd gegeven Den Arme, wat zijn leed verzoet, Den Vriend ons hart - der Trouw ons leven, En 't lieve Vaderland ens bloed.... Van buiten ijs, van binnen gloed! Vorige Volgende