Al de kinderliederen(1861)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 119] [p. 119] Al te vroeg. De zon scheen koestrend op het kruid, De Lente was gekomen, En alle knopjes liepen uit, Als waar' er niets te schromen; Ze dachten, dat de Wintervorst Bij zonneschijn niet keeren dorst. Maar toen de zon ter ruste lag, Toen kwam, met sneeuw beladen, De Winter eensklaps voor den dag, En knakte steng en bladen; En al de bloempjes wit en rood Die waren 's morgens ziek of dood. Het leed woont meestal naast de vreugd, De koû naast lentedagen; En wie het spoedigst zich verheugt, Moet vaak het langste klagen; Vertrouw dus, als ik bidden mag, Vertrouw geen' eersten lentedag. Vorige Volgende