Al de kinderliederen(1861)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Nachtegaals-liedje. Een nachtegaal zit in den boom, Die voor mijn venster staat; Hij zingt zoo vroeg, hij zingt zoo laat, Ik hoor hem 's nachts nog in mijn' droom; En 's morgens roept zijn heldre zang: ‘Wat slaap-je lang, wat slaap-je lang!’ Wel, lieve, kleine nachtegaal! Zeg, slaap-je zelf dan niet? En 's nachts, wie hoort dan naar uw lied? De menschen slapen allemaal! Of zingt ge mooglijk voor den wacht. Omdat hij oppast in den nacht? De Meester zeît, als 't winter wordt, Dan trekt ge ver van hier; Och, kom maar binnen, aardig dier, Als 't dan aan dek of eten schort! Ik zal u koestren aan mijn zîj, En 'k laat u 's zomers vrank en vrij! Vorige Volgende