Al de kinderliederen(1861)–Jan Pieter Heije– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Stukjes-draaijen. Hé! dat 's wat anders, als op school Te muffen op die harde banken, Te kijken naar die zwarte planken, En zoet te zijn als domme Jool! Kom, kom! dat leeren is maar wind, 'k Denk, dat ik tòch mijn' kost wel vind!... Wat woû-je, man?... een' halve cent? Ik heb er waarlijk geen' te geven.... Maar kunt ge van uw werk niet leven, En moet ge beedlen, arme vent? Gij lijkt toch anders groot en sterk, Hoe komt het - heb-je dan geen werk? ‘Och, lieve kind! toen 'k jonger was, Toen woû ik mij niet goed gedragen En ging, als 't schooluur was geslagen, Uit slentren in het groene gras; Ik wou niet leeren toen ik môst, En moet nu beedlen voor den kost.’ Och, arme man! ik schrik er van: Ik was daar juist aan 't stukjes-draaijen; Maar 'k laat mij door uw voorbeeld raaîjen... Kom morgen maar 'reis bij ons ân: - Als Moeder 't mij vergeven heeft, Is 't vast, dat ze u een bótrâm geeft. Vorige Volgende