oefening, en was het alleen belangrijk dat ze ervaring opdeden met het maken van een kamp.’ Associaties met de wereld van Asterix, zwaar balende Romeinse infanteristen in het bijzonder, doemen weer op als de mysterieuze wal dóór het kamp ter sprake komt. Hulst: ‘Hij is precies zo gegraven als de andere wallen, en is direct daarna weer dichtgegooid. Dat zie je bij een dwarsdoorsnede. De greppel is v-vormig. Als hij een tijd open had gelegen, was er zand langs de wanden naar beneden gelopen, zeker als het in die tijd had geregend. Maar daarvan was absoluut geen sprake. Het verwijderde zand was precies in omgekeerde volgorde weer in de greppel gegooid, met de plaggen bovenop. We konden zelfs zien dat de vulling iets opbolde’.
Dat de tussenwal bij wijze van straf werd gegraven en dichtgegooid wil Hulst niet uitsluiten, maar het zou ook goed kunnen dat het kamp direct na aanleg te klein bleek. Het deel dat nu op de Ermelose Heide ligt zou dan de toevoeging zijn. ‘Of ze hebben de opzet tijdens de aanleg veranderd,’ oppert Hulst. ‘Na de uitbreiding omsloot het kamp ook een lichte, natuurlijke terreinverhoging in de zuidwestpunt. Misschien dachten ze ineens: we zijn stom bezig, die hoogte moeten we erbij hebben. Als je uitgaat van een open landschap, waren de zichtlijnen vanuit het kamp in elk geval uitstekend.’
De wal en greppel door het kamp leken ook de sporen van naamloze individuen te dragen: om de anderhalve meter vertoonde het project een kleine verspringing. ‘Ze hebben daar op een rij staan graven en de zaak staan dichtgooien,’ signaleerde Hulst. ‘Zat er één een beetje te knoeien, en dan zei die knaap naast hem: “Dat kan zo niet.”’
Hoe het ook zij, een marskamp als dit werd in een paar uur aangelegd. Eventuele belagers moesten tussen de bodem van de greppel en de kruin van de wal ruim twee meter stijgen. Als dat al lukte, wachtten bovenaan een palissade van scherp gepunte palen en uiteraard de legionairs zelf. ‘Die palen waren deel van de standaarduitrusting,’ weet Hulst. ‘Na vertrek werden ze weer meegenomen.’ De bodemverkleuringen die bijna altijd zijn terug te vinden waar eeuwen of millennia geleden hout wegrotte, werden daarom niet aangetroffen. Wel vonden Hulst en zijn assistenten een paar broodovens aan de binnenzijde van de wal. Krachtens de standaardinrichting van een marskamp stonden daar geen tenten. Het was een brede, open corridor waardoor de troepen zich in tijden van nood naar de plaats van een aanval konden reppen. Kennelijk mocht daar ook brood gebakken worden. De ovens bestonden uit een ondiepe ronde kuil waarin het vuur brandde