Voorwoord
De ideeën voor dit proefschrift zijn ontstaan bij de vakgroep (nu: opleiding)
Europese Studies, waar ik sedert 1986 werkzaam ben en ik de afgelopen jaren de
nodige ruimte had mij te wijden aan de ‘pioniers van een verenigd Europa’.
Mijn promotor, Wim Roobol, heeft van meet af aan gewaakt over de kwaliteit en
voortgang van het onderzoek, en attendeerde mij op talloze, voor mij zeer
waardevolle boeken en artikelen.
Parlementair historicus Jaap Talsma dank ik voor alle goede raadgevingen ter
verbetering van hoofdstuk 1.
Verscheidene personen die worden besproken in dit boek, onder wie M. van der Goes
van Naters, H. Brugmans en E.M.J.A. Sassen, alsmede hun tijdgenoot en
geestverwant, S.L. Mansholt, waren zo vriendelijk - toen allen nog in goede
gezondheid verkerend - met mij van gedachten te wisselen over de achtergronden
van het Europese denken in het Nederlandse naoorlogse parlement. Ook sprak ik
met een van de kinderen van de pioniers, R.J. Schmal, die over een interessante
documentatie bleek te beschikken over zijn in 1966 overleden vader, J.J.R.
Schmal. Aanvullende gegevens over de personen van dit onderzoek, met name over
hun doen en laten in Straatsburg, bij de Raadgevende Vergadering van de Raad van
Europa, verkreeg ik van de griffier interparlementaire betrekkingen van de
Staten-Generaal, J.L. Kranenburg.
De medewerkers van de openbare bibliotheek in mijn woonplaats Haarlem dank ik
voor het onvermoeibaar aanslepen van de loodzware delen van de Handelingen van
de Tweede Kamer uit het magazijn van de bibliotheek.
Ten slotte bedank ik Danielle Bourgois voor de vertaling van de samenvatting in
het Frans, en Menno Spiering, die het geheel persklaar maakte.
Haarlem, november 1997