Vuur en wind (onder ps. Muus Jacobse)(1946)–K.H. Heeroma– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] Opdracht na de bevrijding 1945 [pagina 78] [p. 78] Aan mijn kinderen voor Herro, Maarten, Weintjen Klaas en Anno Kindren van mij, ik leg deze gedichten in jullie kleine, onzeekre handen neer, dat je, ze later lezend, op ziet lichten de noden en verlossing van weleer. Ik wil nog eens met opgeheven hoofde en een hartstochtelijke dankbaarheid het zeggen: ja 't is waar wat wij geloofden, kindren, 't is waar, 't is waar, wij zíjn bevrijd! O in een vrij land mogen jullie leven, en wij zijn vrij van wat ons heeft benauwd: angst dat we jullie moesten overgeven aan 't Beest der eeuw dat alle geesten knauwt, angst voor een volk van trieste slavenzielen dat schichtig kijkt en praat achter de hand, angst dat de besten zonder weerklank vielen, angst voor een dood, een onbewoonbaar land... Maar nu ik weer door dorpen en door steden de vlaggen heb zien waaien op de wind, van oost tot west het land heb doorgereden als een die overal zichzelf hervindt, nu er van alle daken, alle ramen geroepen werd wat lang verborgen lag, kregen de dingen weer hun eigen namen, zoals voor Adam op zijn scheppingsdag! Wij zijn ons zelf weer! jubelden de kleuren... Want wat een vlag zegt, kun je pas verstaan, als je vijf jaar achter gesloten deuren de strakke plooien door je hand liet gaan: [pagina 79] [p. 79] een vlag leeft in de wind, een vlag wil vrij zijn, hoog in de lucht uitlaaien als een vlam, die doopt met vuur van goddelijk nabijzijn elk huisdak waar de geest in wederkwam... 't Was Pinkster toen 't begon, maar wij, verblinden, hadden het Pinksterfeest niet meer herkend. O laten we ons opnieuw met God verbinden, nu Hij met Pinkster Zijn verlossing zendt, biddend dat Hij Zijn wind op ons laat waaien, ons slappe lichaam weer met kracht omgordt, boven ons hoofd Zijn vuurtongen gaan laaien, in onze geest Zijn Geest worde uitgestort! Hoor, hoe de mond weer vrijuit leert te spreken die zo lang heeft gezwegen, als een graf! Kindren, gedenk van jaar tot jaar dit teken, zwijg nooit als je de Geest te spreken gaf! Gedenk 't verbond van jullie kindse jaren, de doop met vuur en wind, als door Gods hand: wie dit bewaart, zegt God, zal Ik bewaren, eeuwig doen wonen in een vaderland, maar wie 't verbond brak, voor Mijn oog gesloten, de trouw verstiet, hem doe Ik desgelijk: Ik zal hem eeuwig uit Mijn volk verstoten als een verrader van Mijn hemels rijk... Kindren, ik bid dat God jullie mag sparen tot een lang leven uit een vrije geest, alleen vergeet nooit dat voortaan de jaren tellen van Pinksterfeest tot Pinksterfeest. [pagina 80] [p. 80] Want geen volk zal ooit opstaan tot nieuw leven dat niet zijn vrijheid uit Gods hand ontving. Daarom heb ik dit boek voor je geschreven, van vuur en wind, tot een herinnering. Vorige Volgende