affaire die zich eveneens in het laatste oorlogsjaar afspeelde; en wel in de zomer.
Ik kende M. vagelijk van uit de buurt en ik kwam haar in de omgeving van het Mirandabad tegen waar ze een zwemles in ontvangst moest nemen. Wat de reden was dat ze hier van af zag kan ik me niet meer herinneren maar we raakten tenslotte verzeild aan de Amstel, bij de Rijnstraat, waar het toentertijd nog niet zo was volgebouwd alhoewel er al wel terreinen bouwrijp gemaakt waren doormiddel van opgespoten zand wat toen evenzoveel ideale strandjes betekende voor talrijke Amsterdammers.
Het was overal druk want de stad stonk en de zon was gratis en leverde volgens de toen heersende opinie daarbij ook nog eens de broodnodige vitaminen, eiwitten en mineralen die de uiterst karige oorlogs-rantsoenen al lang niet meer bevatten.
We vonden een plekje temidden van talrijke moeders met kinderen. Mannen zag je nauwelijks meer sinds eenieder tussen de zestien en vijftig jaar door razzia's werd bedreigd. Slechts bejaarde heren, meestal met opgerolde broekspijpen in het Amstelwater staande waar ze met primitieve hengels probeerden iets eetbaars te verschalken, waren te bekennen benevens een landstormer, ook al niet meer een van de jongste, met een dubbelloops jachtgeweer op de rug. Alleen rondom deze op wacht staande, in een sjofel uniform gestoken oude man die er maar een pijpje bij had opgestoken, was een grote open plek zand waarin slechts een hond dolde.
Nauwelijks hadden we ons neergezet of M. nodigde mij uit doormiddel van een lekke zinken emmer die ze had gevonden, een kuil te graven en de wanden daarvan op te hogen met rietplaggen, kapotte kartonnen dozen en wat verder de hand