briefpapier en grote beloften zeer nadrukkelijk vertegenwoordigd. Op het circuit was het Marlboroponum echter gigantisch. Het stond er stijf van de opzichtig wit-rood geklede ladies en gentlemen die, zo was beloofd, mij van alle informatie zouden voorzien. Dit bleek niet waar te zijn. Het was tuig dat waarschijnlijk doordeweeks een natte bibs haalde op de schuimrubber zitting van de kantoorstoel maar hier in gebroken Engels de vedettes uithingen; een houding die door de leiding van dit sigarettemerk danig werd gestimuleerd door geregeld in schandelijk poenige, wit-rode automobielen het vrouwelijk zooitje de racebaan-zelf op en af te laten rijden, daarmee het leven van de coureurs en publiek in ernstig gevaar brengend.
Nee, dan was mij het optreden van Philip Morris heel wat simpatieker. Deze firma had er zich toe beperkt hun gehele autobestand - ook werkelijk keurige wagens - waar anders reizigers in rondreden op strategische en vooral gratis plaatsen op te stellen. Voor deze middag had deze sigaret het voor mij dan ook gewonnen, al bleef ik natuurlijk trouw aan mijn eigen merk. Tenminste, wanneer men mij daartoe in de gelegenheid stelde, want ik ben zeker vijfmaal afgeblaft omdat ik in de pits of zo, stond te roken. Het is dan ook in- en inmenselijk dat ik de forse peuken als reactie op de toon die tegen mij werd aangeslagen, ongedoofd heb weggeworpen.
Later, tijdens de eigenlijke races, vernam ik door de luidsprekers dat vooral Graham Hill, een naar mij bleek nogal zachtmoedig ogende man die, zoals hij mij zei, er niet tegen opzag ook deze race te winnen, nogal last had gehad van brand. Tot in zijn bolide toe.
Reeds bij onze binnenkomst was ik getroffen door vreselijk lawaai dat werd veroorzaakt door over het circuit scheurende