mikaliën; als het roesje maar komt. En nu we toch bezig zijn: die befaamde nerveuze latijnse intelligentie, die praktische spitse geest hangt na de aanleg van de metro naar het zich laat aanzien definitief voorover en uit zich nog hoofdzakelijk in kwiek jatwerk (de fransen zijn wat dat betreft de japanners van europa!) en plastic wegwerpverpakkingen waardoor ze de grootste vervuilers van het westelijk halfrond zijn geworden.
Nee, het enige dat ons respekt in dit dagelijks leven zou kunnen wegdragen is de wijze waarop ze hier het probleem van de kollektanten voor de vele kollektes hebben opgelost. Zo wordt de kollekte voor ouden van dagen uitgevoerd door zeer oude vrouwtjes; die van de invaliden door de invaliden en die van de tbc-bestrijding, inderdaad!
Nederlanders zijn hier bizonder impopulair. Terecht en gelukkig. We torenen letterlijk en figuurlijk boven dit ansjovisvolk uit. Mansholt wordt gehaat, evenals ons optreden in de E.E.G. waar we de enigen zijn die de glorie van Frankrijk in twijfel trekken en ons taaie dwarsliggers tonen. En als toerist kennen we onze evenknie niet, wars als we zijn van enige schroom voor uiterlijk vertoon. Zelfs in de musea durven we hardop geslaagde opmerkingen te maken. Nederlanders trekken zich niets aan van adviezen, kijken gewoon naar binnen en konstateren: ‘niet gezellig’, en dat is dan altijd waar, want het caféleven speelt zich immer af in oververlichte lokalen vol veel te kleine tafels en stoeltjes. De fransen ontvangen niet in hun etablissementen, nee, zij laden met de laars. Proppers zijn het, die het welzijn van hun gasten niets kan verdommen.
Nederlanders met hun terechte weerzin om aan zich te laten verdienen trappen niet in die al te doorzichtig opgezette franse fuiken. Integendeel, ze weten hier eenieder bij de neus te nemen en onder een ware vloed van geschreeuw en gebaar voor