In veld en beemd...
‘Toe nou, laat 'm dan! Laat 'm dan los!’ zei ze dringend en hij voelde haar borsten tegen zijn schouder drukken. Ze was mooi, dat viel niet te ontkennen met haar lange blonde haar wegwaaierend in de straffe wind, in het met bont gevoerde luksespijkerpak dat strak om haar ranke lijf gespannen zat; nonchalant op de juiste plekken volgespat met de juiste kleur verfvlekken.
‘Zondagmorgen in de zuid-oostlob,’ dacht hij spottend en keek uit over de lappen polder die nog niet volgebouwd waren. Geen klokgebeier, zoals elders, zoals vroeger. Iets waar hij zich toen nameloos aan geërgerd had, miste hij nu. Was het dan waar? En inderdaad, hij was een rare kwibus. De terriër rukte aan de riem en hijgde en in de ogen van zijn jonge vrouw zag hij dat licht, zo fel dat het de schemerlampjes in de slaapkamer bij bepaalde nachtelijke gebeurtenissen overbodig maakte.
‘Vooruit, doe het dan, Hans,’ vleide ze, sprong op en sloeg haar lange zwiepende benen in de sexy laarzen waarvan hij wist dat de zolen doorgesleten waren, om zijn heupen. Samen met haar viel hij achterover in het zand. ‘Hij gaat al,’ hijgde hij en ja, de terriër had zich losgetrokken en schoot weg, de polder in.
Meteen sprong ze weer overeind en danste even later enthousiast rond. ‘Hij heeft er een! Hij heeft er een!,’ joelde ze terwijl hij moeizaam weer op de been krabbelde. Hij merkte het de laatste tijd voortdurend; dat grote leeftijdsverschil. Moeizaam bracht hij zijn zwaarberingde hand boven het glanzende brilmontuur en keek nu eveneens. De terriër schudde de haas verwoed heen en weer en brak het beest de ruggegraat. Een flinke knauw, en de haas hing als een vaatdoek uit de bek van de hond. Binnen korte tijd had hij er al drie. En steeds die kreet