Den hof en boomgaerd der poësien
(1969)–Lucas de Heere– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina IX]
| |
Inleiding | |
Stand van het onderzoekDe voornaamste bron voor leven en werk van de Gentse schilder-dichter is Het Schilder-Boeck (Haarlem, 1604) van zijn leerling Carel van Mander geweest. Antonius Sanderus, De Gandavensibus eruditionis fama claris libri tres, Antwerpen, 1624, vermeldt Lvcas D'heerivs op p. 92. In de volgende eeuwen wordt zijn naam slechts sporadisch aangetroffen, tot dan de eigenlijke belangstelling inzet dank zij het werk van Philips Blommaert, Levensschets van Lucas D'heere, kunstschilder te Gent, (XVIe eeuw), Gent, 1853. In de Bibliotheca Belgica, 2e série, tome XVI, H 222, 21-24, bezorgde Ferdinand vander Haeghen een excessieve bibliografie tot 1899, waarbij ik het belang wens te beklemtonen van Edmond de Busscher, Recherches sur les peintres et sculpteurs à Gand aux XVIe, XVIIe et XVIIIe siècles, Gand, 1865, een onuitputtelijke bron van archivalia, naast de synthetische studie door Lionel Cust ‘A Notice of the Life and Works of Lucas D'Heere, Poet and Painter of Ghent’ in Archaeologia, vol. LIV, p. 1-16, Westminster, 1894. De twintigste eeuw bezorgde nieuwe gegevens, maar bracht tevens rectificaties aan in het beeld van een kunstenaar wiens literaire en - vooral - picturale produkten voorheen schromelijk overschat werden. Ik signaleer vooral:
Marten Rudelsheim, ‘Lucas d'Heere’ in Oud-Holland, XXIe jaarg., 2de afl., 1903, p. 85-110, een baanbrekend geschrift inzake Lucas' geloofsovertuiging. S. Eringa, La Renaissance et les Rhétoriqueurs néerlandais. Matthieu de Casteleyn - Anna Bijns - Luc de Heere, Amsterdam, 1920. Aan diens behandeling van d'Heeres versvorm evenals van de Franse invloed is thans nog niets toe te voegen. Th. M. Chotzen en A.M.E. Draak, Beschrijving der Britsche eilanden, Antwerpen, 1937. Als inleiding fungeert een definitieve studie van Chotzen over d'Heeres verblijf in Engeland. S.J. Lenselink, De Nederlandse Psalmberijmingen van de Souterliedekens tot Datheen..., Assen, 1959, dat uitvoerig aandacht besteedt aan Lucas' versie. Frances A. Yates, The Valois Tapestries, London, 1959. In dit fraai uitgegeven werk onthult de schrijfster ons een facet van d'Heeres talent dat wij tevoren enkel kenden door een bewering van Carel van Mander: het tekenen van kartons voor wandtapijten. | |
[pagina X]
| |
Leven en werk van Lucas d'HeereGa naar voetnoot1Lucas d'Heere werd - volgens het betrouwbaar getuigenis van Carel van ManderGa naar voetnoot2 - geboren te Gent in 1534. Jan de Heere, zijn vader, was beeldhouwerGa naar voetnoot3, terwijl de moeder, Anna Smyters, de miniatuurschilderkunstGa naar voetnoot4 beoefende. Reeds lang was een kunsttraditie geworteld in beide familiesGa naar voetnoot5. Een tweede zoon, Jan, ging als schildersgezel in de leer bij de Gentenaar Gerard HoorenbaultGa naar voetnoot6. Naast deze twee zoons waren er nog vier dochters; een van hen huwde de Gentse beeldhouwer Jan Schoorman, Lysbette werd de echtgenote van Baudewyn van den Bogaerde (zie LXXVII) en Marie trouwde Joos BauwinsGa naar voetnoot7. Na de Gentse opstand tegen Karel V werden alle privilegiën opgeheven door de Carolijnse Concessie in 1540. De macht der gilden was gebroken en de kunstbedrijvigheid stagneerde. Daarom stuurde Jan d'Heere zijn zoon Lucas naar Frans Floris te Antwerpen om er in een gunstiger milieu zijn schildersopleiding te ontvangen. Hier heeft Lucas in de Const seer toeghenomen / en is soo verre in de Const voort gevaren / dat hy Francen seer vorderlijck was / verscheyden dinghen voor den Meester doende / insonderheyt teyckeninghen voor Glas-schrijvers en Tapijtsiers / het welck al onder des Meesters naem is doorgegaanGa naar voetnoot8. E. Rombauts meende dat de Gentse schildersleerling zijn literaire vorming eveneens te Antwerpen ontvingGa naar voetnoot9. Onwaarschijnlijk klinkt deze veronderstelling niet (zie LXXII, LXXVIII). Evenmin is het onwaarschijnlijk dat hij ten huize van Frans Floris de vlotte omgang met edellieden aangeleerd heeft, die hem later zo te stade zou komenGa naar voetnoot10. De juiste datum van Lucas' vertrek uit Antwerpen is onbekend, maar veronderstellen, wij dat het gedicht aan Goltzius (LXXII) uit deze tijd dagtekent, dan is d'Heere huiswaarts getogen in het begin van 1556. Op 26 juni 1556 vinden wij een gedicht van zijn hand voor het doopsel van | |
[pagina XI]
| |
een dochtertje van de Gentse drukker Hendrik van den KeereGa naar voetnoot1. Het sonnet XLII, ‘An Joos Borluut...’ ontstond stellig vóór 1557Ga naar voetnoot2. Pieter de Backere, Gents dominicaan, publiceerde in 1558 Sommighe vriendelicke ende zeer hertelicke minnebriefkens tusschen de leerende Ziele ende AlethiaGa naar voetnoot3; in de liminaria hiervan stoten wij op een huldegedicht van Lucas d'Heere, en wel op het eerst gepubliceerde sonnet in onze literatuur. In 1559 werd hij samen met zijn vader door de Gentse magistraat belast met de versiering der Sint-Janskerk - thans Sint-Baafs - ter gelegenheid van het 23ste kapittel van het Gulden VliesGa naar voetnoot4. Hiervoor werd ‘Salomo en de koningin van Scheba’ geschilderd, waarbij Salomo de gelaatstrekken van Filips II draagt. Daarop volgde het verblijf in Frankrijk. Het juiste tijdstip is ons door d'Heere zelf meegedeeld, en wel in een opdracht aan de hertog van AnjouGa naar voetnoot5. Hieruit blijkt dat hij te Fontainebleau verbleef in dienst van Catharina de'Medici voor het tekenen van kartons voor wandtapijten. Door de beknoptheid van Carel van ManderGa naar voetnoot6 hebben de navorsers, van Blommaert tot EringaGa naar voetnoot7, dit verblijf ofwel verlaat ofwel verlengd. Immers, afgereisd in het midden van 1559, keerde de schilder terug vóór het einde van 1560. Te Gent volgden jaren van intense activiteit: als schilder genoot Lucas de gunst van het Gentse patriciaat, als dichter en lid van ‘Jesus met der Balsemblomme’ werd hij bezongen door zijn tijdgenoten. Adolf van Bourgondië, hoogbaljuw van Gent en vice-admiraal der Nederlanden, was zijn mecenas, dien d'Heere mocht aanspreken als ‘ghetrauste vrient’ (VII, 54), en aan wie hij Den Hof en Boomgaerd opdroeg ‘Vut uvven huse te Gent’ (IV, 77). Als vice-admiraal verbleef Adolf dikwijls te Veere in Zeeland, waarheen hij Lucas dan ook uitnodigde. Daar maakte deze laatste kennis met Pieter Carbonier, burgemeester en rentmeester der stad, en met diens dochter Eleonora. Alhoewel de verwanten een betere partij gewenst hadden (zie LIX en LX) trad Lucas met haar in het huwelijkGa naar voetnoot8. CustGa naar voetnoot9 veronderstelde dat Pieter Carbonier hervormingsgezind was en naar Engeland vluchtte na Alva's komst. In Den Hof en Boomgaerd treffen we echter een epitaaf aan ‘Van Pieter Carbonier’ (LII)! Trouwens, na 1559 duikt zijn naam niet meer op in de lijst der burgemeesters en schepenen van VereGa naar voetnoot10. Is hij in 1559 of 1560 gestorven, waarna Lucas met Eleonora | |
[pagina XII]
| |
gehuwd is? Hun huwelijk schijnt gelukkig geweest te zijn (zie XLVI); Eleonora vergezelde althans haar echtgenoot in de ballingschap. D'Heere richtte een schilderschool op in zijn atelier, gelegen in de BennesteegGa naar voetnoot1. Het gilde kon dit ongeoorloofd optreden niet beletten, omdat de Carolijnse Concessie de privilegiën ook op dit punt had afgeschaftGa naar voetnoot2. Onder Lucas' leerlingen vermeld ik, naast Carel van Mander, nog Marcus Gheeraerts en Lieven van der ScheldeGa naar voetnoot3. In 1562 werden Jan en Lucas d'Heere door het stadsbestuur belast met het inrichten der feestelijkheden ter ere van Egmonts prijsschietenGa naar voetnoot4. Voor de platen bij een uitgave van Johannes Sambucus' Emblemata, cum aliquot nummis antiqui operis..., Antwerpen, Plantijn 1564, bezorgde Lucas schetsen in 1563Ga naar voetnoot5. Den Hof en Boomgaerd evenals de Psalmen DavidsGa naar voetnoot6 werd door de kerkelijke censuur goedgekeurd op 3 oktober 1564 en de dichtbundel werd aan Adolf van Bourgondië opgedragen op 1 juli 1565. Als kunstminnaar redde hij enkele werken van zijn leermeester Frans Floris tijdens de beeldenstormGa naar voetnoot7. Na Alva's komst verliet Lucas zijn vaderstad in het begin van 1568Ga naar voetnoot8. Hij reisde onmiddellijk naar Engeland, en dit niet te vroeg: reeds op 5 februari werd hij te Brussel gedagvaardGa naar voetnoot9, en op 27 november werd de verbanning uitgesproken. Ook te Londen was Lucas d'Heere een man van aanzienGa naar voetnoot10; hij werd ouderling der Nederlandse gereformeerde gemeente in 1571, maakte kennis met vooraanstaande figuren in de Nederlandse kolonie en verwierf de gunst van machtige Engelse beschermers. Aan de schrijver danken wij in deze tijd het manuscript der Corte Beschryuinghe van England, Scotland, ende Irland, terwijl zijn schilderstalent zich manifesteerde in twee schilderijen waarvan er een voor niemand minder dan voor Sir Francis Walsingham bestemd wasGa naar voetnoot11. Door dit laatste contact, evenals door de vriendschap met Marnix, werd de aandacht van de Prins van Oranje op Lucas gevestigd. Ondanks deze gunstige levensvoorwaarden in Engeland aarzelde de Gentse kunstenaar niet, na de Pacificatie (8 nov. 1576) onmiddellijk terug te keren: op 29 april 1577 legde hij de voorgeschreven eed af te GentGa naar voetnoot12, en op 14 juli woonde | |
[pagina XIII]
| |
hij te Middelburg het Avondmaal bijGa naar voetnoot1. Een beschrijving van Oranjes bezoek te Gent op 29 december 1577 verscheen in 1578Ga naar voetnoot2. Dit relaas stamde uit de pen van onze kunstenaar, die te Gent fungeerde als ‘Rekenmeestere; auditeur van der rekencamere’Ga naar voetnoot3. In eigenlijke stadspolitiek heeft hij zich nooit gemengd, want in geen der Gentse kronieken uit die tijd heb ik zijn naam aangetroffen. Slechts eenmaal wordt hij buiten Gent gesignaleerd: in 1578 kwam hij naar Nevele om de ciboriën uit de kerkschat te halen op last van de Gentse magistraatGa naar voetnoot4. Omwille van zijn ervaring in het organiseren van feestelijkheden werd de ‘Rekenmeestere’ op 19 september 1581 belast met de voorbereidselen van de Blijde Intrede van de hertog van Anjou als graaf van Vlaanderen op 20 augustus 1582Ga naar voetnoot5. D'Heere publiceerde een Nederlandse en Franse beschrijving hiervan op het einde van datzelfde jaarGa naar voetnoot6. Zowel zijn titel ‘Rekenmeestere’ als de propaganda-activiteit die hij ontplooide, lijkt sprekend op de functie die Jan Baptist Houwaert voor de Prins waarnam te Brussel. In deze laatste jaren reisde de kunstenaar dikwijls naar Antwerpen waar hij fresco's voor Willem de Zwijger ontwierpGa naar voetnoot7, evenals zijn belangrijkste artistieke verwezenlijking: de kartons voor de ValoistapijtenGa naar voetnoot8. Dit niet onaardig geheel van activiteiten had tot gevolg dat Lucas d'Heere bij de overgave van Gent aan Parma getaxeerd werd op 1050 pond, een enorm bedrag! Na Van Meetkerke, president van de Raad van Vlaanderen, was hij de hoogst geschatteGa naar voetnoot9. Het gaf de tegenpartij dan ook aanleiding tot volgende verzenGa naar voetnoot10: Adieu, Lucas de Heere, hooveerdighe ghedrochte,
eerste edelmanGa naar voetnoot11 van hu gheslachte, ghij slacht het veercken
door rapen en schrapen mach ic hu fluweelen caussens meercken
maer al verwildert tonrechveerdich goet, ghij mocht noch temmen
als ghij met een leere sult jn hu graf clemmen.
| |
[pagina XIV]
| |
Van Mander meldt ons d'Heeres overlijden op 29 augustus 1584, zonder plaatsopgaafGa naar voetnoot1. Te Gent was men in elk geval niet op de hoogte van zijn doodGa naar voetnoot2. BalkemaGa naar voetnoot3 meldt als eerste zijn overlijden te Parijs. YatesGa naar voetnoot4 veronderstelt dat de Valoistapijten naar Frankrijk gebracht werden door een der gezantschappen in 1584 of 1585. Meest waarschijnlijk lijkt mij dat Lucas d'Heere deel uitmaakte van zulk gezantschap dat de tapijten naar Frankrijk voerde, waar hij tijdens deze reis op vijftigjarige leeftijd overleden is. De lijst der bewaarde literaire werken vindt men in de Bibliotheca Belgica, 2e série, tome XVI, H 238, 1-4 van de hand van Ferdinand vander Haeghen. Hieraan moet thans toegevoegd worden het handschrift dat door Chotzen en Draak uitgegeven werd (British Museum, Addit. MS. 28.330), bevattend Corte beschryuinghe van Engheland Schotland ende Irland Corte beschryuinghe van D'enghelandsche gheschiedenissen. | |
Lijst der bewaarde schilderwerkenGa naar voetnoot5I. Schilderijen‘Salomo en de koningin van Scheba’ (1559) in de Sint-Ivokapel der Sint-Baafskathedraal. Reproductie in Het Schilder-Boek van Carel van Mander (ed. A.F. Mirande - G.S. Overdiep), A'dam-Antw., 19504, afb. 117 en F.A. Yates, a.w., pl. 18. Voor de behandeling van dit onderwerp heeft d'Heere zijn leermeester Frans Floris slaafs nagevolgd. Zie de gravure van D.V. Coornhert naar het gelijknamig doek van Floris in A.J.J. Delen, Histoire de la gravure dans les anciens Pays-bas... II, Les Graveurs d'estampes, Paris, 1934, planche XXIX. ‘De schikgodinnen stellen de horoscoop voor Karel V op’ (1559) in het Bijloke-Museum te Gent. ‘Zicht op Gent’ (1554) in de kapittelzaal van Sint-Baafs. ‘Kruisiging’ in de kerk te Sint-Paulus-Waas. ‘De wijze en de dwaze maagden’ te Kopenhagen. ‘Kruisafneming’ in de kathedraal te Antwerpen, door Génard in 1867 aan d'Heere toegeschreven. Zie J. van den Nieuwenhuizen, Gids voor de kathedraal van Antwerpen, Antw., 1957, p. 75. Deze toeschrijving is ongeloofwaardig. ‘De zeven vrije kunsten tijdens de oorlog’ in de Galleria Sabaudia te Turijn. Reproductie bij F. Würtenberger, Der Manierismus, Wien-München, [1962], p. 29, en H. Noë, Carel van Mander en Italië, 's-Gravenhage, 1954, pl. 45. | |
[pagina XV]
| |
‘Elizabeth met Juno, Pallas en Venus’ te Hampton Court. Reeds in 1569 toegeschreven aan ‘De Cheere’. ‘Hendrik VIII met zijn kinderen’ (in 1894: Sudeley Castle) geschilderd voor Walsingham. De twee laatstgenoemde schilderijen zijn de enige die uit de Engelse tijd bewaard zijn. Gereproduceerd door Cust in ‘Lucas D'Heere, Painter and Poet of Ghent’ in The Magazine of Art, August, 1891, p. 354 en p. 357. Nog meer mogelijke toeschrijvingen bij André Piron, Lucas Dheere. Gand 1534-Paris 1584..., Bruxelles, 1966. | |
II. Tekeningen, gravures en kostuumschetsen‘Esther voor Ahasveros’ (1558), in het British Museum. Toeschrijving door Cust, A Notice of the Life and Work..., p. 20. Illustraties voor J. Sambucus, Emblemata, cum aliquot nummis antiqui operis, Antwerpen, Plantijn 1564, en voor de Emblemata van Junius, Antwerpen, Plantijn 1564-1565. Zie hierover A.J.J. Delen, a.w., II Les Graveurs-Illustrateurs, p. 112 en p. 125. ‘Theatre de tous les peuples et nations de la terre avec leurs habits...’ U.B. Gent, HS 2466. Beschrijving: Bibliotheca Belgica, 2e série, tome XVI, H 2373; 21 reproducties (fol. 60-81) in Chotzen-Draak, a.w., 17 in F. Yates, a.w., passim. Tien illustraties bij de Beschrijving der Britsche eilanden. Gereproduceerd door Chotzen-Draak, a.w., passim. ‘Spes, Fides en Caritas’ (1564) in München, Staatliche Graphische Sammlung. Zie H. Noë, a.w., pl. 46. | |
III. Kartons voor tapijtenDe acht Valoistapijten in F. Yates, a.w., pl. I-VIII. In hetzelfde werk zijn nog een tekening en een paar schetsen afgebeeld. |
|