Pvb. Ovidii Nasonis Minne-kunst, gepast op d'Amsterdamsche vryagien: met noch andere minne-dichten ende mengel-dichten, alle nieu ende te voren niet gesien.(1622)–Johan van Heemskerck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 220] [p. 220] Liedt, Op de wyse van: Yets moet ick u Laura vragen. LAestmael als al myn gedachten, Door het brengen en het wachten Van het omme gaende glas, Waren soetjes in genomen Met geneught, die stoutheyd komen Dede daerse niet en was: Ginck ick onse CLORIS vinden By de dichte groene Linden; Onse CLORIS, wiens gelijck Onder al de Herderinnen Diemen waerdigh acht te minnen Niet en is in onse wijck. [pagina 221] [p. 221] Doe begost ick te verhalen Hoe wy tot verschey de malen Speelden met haer soete naem, En op haer gesontheyd droncken 't Glaesje boorde-vol geschoncken, Dat ons was so aen-genaem. Daer na gingh ick haer mee-deelen 't Geen ick had wt de plateelen Met een gaeuwe hant gesackt, En behendelyck genomen Als het Ooft was op gekomen In veel schoteltjes gepackt. Onder 't praten en het eten, Dat my de myn tijdt vergeten, [pagina 222] [p. 222] En te hebben scheen een val, Beurdet; dat ick (eer zy 't keeren, En eer zy my kost af-weeren) Haer oen lieve kus ontstal. Ach! hoe soet was het genaecken En het lieflyck anne-raecken Van haer sachte lipkens teer! Al de diensten van mijn leven. Soud ick tot belooning geven, Om een kus te stelen weer. Herderinne, dwingt u toren, En wilt u soo niet verstoren; Want soo 'k hier yet heb misdaen, Om de misdaet te versoeten. [pagina 223] [p. 223] Salick brengen selfs de boeten Die ick hoor dat daer toe staen. Onlanckx als ick raed begeerde, Seyde my een Rechts-geleerde, Dat de Keyserlycke Wet Die yet openbaerlyck stalen, Vier-vout sulckx weer te betalen Tot een straffe had geset. Vier mael weder u te kussen, So dat kan u gramschap blussen, Ben ick willigh en bereyd: Ia kan dit u niet vernoegen, Heel en al wil ick my voegen Naer u lieve sinlijckheyd. Vorige Volgende