| |
| |
| |
Ter gedachtenis
van het
derde eeuwfeest
der
kerk-hervorming,
Gevierd den 2den van Slagtmaand 1817. Eene cantate
Voor-zang,
Uitlokkend Vrolijk.
Zouden wij een' eeuw de klanken
Smoren, in den blijden geest?
Zouden wij niet immer danken,
Starend' op 't Hervormings feest?
Vrolijk dan het hart naar boven!
Waarheids-vrienden! God te loven,
Is onz' aller duurste pligt;
| |
| |
Laat uw' liefde nooit verkoelen;
Blijft den invloed steeds gevoelen,
Van het eeuwig waarheids licht.
2[regelnummer]
Hoe veel neev'len immer dreven,
Met verduisterende kracht,
Om het licht, door God gegeven,
Uit te dooven in hunn' nacht;
God bleef zorgen; schiep zijn' helden,
Die, door zijne kracht, herstelden,
Wat de domheid had vernield;
Deed hunn' waarheids monden spreken,
D'ijz'ren boeij' der dwangzucht breken,
En de snoodheid werd ontzield!
3[regelnummer]
Zouden wij U niet gedenken,
jezus, eenig Hoofd der Kerk!
U niet onze liefde schenken,
| |
| |
Bij 't voltooijen van uw werk;
Zouden wij, verloste zielen,
U niet eeren, dankend' knielen,
Voor de wering onzer smart;
't Heil door U aan ons geschonken,
Moet ons liefde-vuur ontvonken,
Ter ontvlamming in ons hart.
| |
Koor van Mannen.
Eerbiedig.
1[regelnummer]
God, die zijn' Zoon aan d'aarde schonk,
Tot heil van stervelingen,
Wiens licht gelijk de morgen blonk,
Deed Eng'len vrolijk zingen,
| |
| |
Zijn deugden beeld zou dragen!
| |
Koor van Vrouwen.
Langzaam.
2[regelnummer]
Naauw blonk dat licht in 't godd'lijk schoon,
Door jezus leer en daden,
Of 't werd verduisterd door de Joôn,
Die 't licht des heils versmaadden;
Beproefden 't ons t'ontrooven;
Maar God drong door dien nacht,
Noch kruis, noch dood, had kracht,
Om 't eeuwig licht te dooven.
| |
Mannen en Vrouwen.
Weinig vrolijk.
3[regelnummer]
Dat licht klom uit de doodskim weêr,
En steeg van 't aardsch gewemel,
| |
| |
In zegepraal, met onzen Heer,
Vol luister naar den Hemel!
| |
Solo.
Weinig klagend.
Des lichts, voor eeuwig kwijnen?
Mogt nu 't weldadigst licht,
Door jezus leer gesticht,
De menschheid niet beschijnen?
| |
Koren A en B.
Triomferende.
4[regelnummer]
Gods weg ligt in de donkerheid,
Zijn woord zal nimmer falen,
Het Pinkstervuur, vol majesteit,
Moest jezus leer bestralen;
| |
| |
Werd dra Gods Kerk gegrond,
Haar' invloedskracht gegeven.
| |
Recitatief.
Redenerende.
Hoe bloeid' uw' kleine staat,
was uw Godsdienstig werk;
Vervreemd van valschen schijn,
kon praal u niet behagen,
Gij bleeft uw jezus beeld
Door al de neev'len heen,
| |
| |
| |
Duo. A.
Eerbiedig.
Het licht, door Hem verspreid,
Door neev'len niet verdreven;
| |
B.
Dan had geen bange nacht,
Die heilleer ooit verdonkerd,
Maar d'eeuwen door, met kracht,
Als 't morgenrood geflonkerd.
| |
A. en B.
2[regelnummer]
Dan had geen'twistharpij,
Het schuld'loos bloed vergoten,
| |
| |
Het moordzwaard doen ontbloten;
Elk aan haar' dienst verbonden.
| |
Aria.
Vertrouwende.
1[regelnummer]
God blijft voor de waarheid zorgen,
Zorgen, door al d'eeuwen heen,
Niet, dan op den jongsten morgen,
Is de waarheid afgestreên.
2[regelnummer]
Eeuwig moet die heilzon gloren,
Die de waarheid met zich voert,
't Loflied wordt, door Eng'lenkoren,
Aan haar' zegepraal gesnoerd.
3[regelnummer]
Juicht nu vrij, o waarheids vrinden!
‘God woont in de donkerheid!’
| |
| |
Gij toch zult zijn' wijsheid vinden,
Als de waarheid u geleidt.
| |
Recitatief. A
Redenerende.
Wist jezus waarheids mond,
het waar van 't valsch' te scheiden,
En 't driest onwetend' volk,
dat zich door hen liet leiden,
ook heersch' in ons gevoel.
bestraffen, als ontzinden,
Daar zij van 't waarheids pad,
door dweepzucht zijn geleid;
| |
| |
Wie zal een bijtend woord
doen hooren, aan de blinden,
in strikken hen gespreid.
| |
A en B.
Met sterk geluid.
Nooit kan een zwart taf'reel
den lichtstraal minn'lijk maken,
Veel min de kracht doen zien,
van al haar Godd'lijk schoon;
der midden-eeuwen staken,
Toen waarheid zegevierd',
| |
Solo.
Vrolijk en zacht.
1[regelnummer]
Ja de kluisters zijn verbroken,
Waarheids helden bleven staan,
| |
| |
Hebben 't licht des heils ontstoken,
't Lacht' ons reeds drie eeuwen aan.
| |
Koor.
Sterk geluid.
2[regelnummer]
En dat licht zal niet verdooven,
Zinkt niet weer in domheids nacht,
't Ware licht voert 't hart naar boven,
Gloort alleen in jezus kracht.
3[regelnummer]
Waarom zouden wij dan treuren,
't Blij genoegen is reeds daar,
Waarheid mogt het hoofd opbeuren,
Uit het bangst en diepst gevaar.
| |
Duo. A.
Gematigd.
1[regelnummer]
Een klein' Apostelschaar,
Bragt jezus kerk op aarde;
Noch schijn van Priester-waarde;
| |
| |
Zij predikten hunn' Heer,
Schoon aan een kruis geklonken,
Voldoenend' tot Gods eer,
Aan adams kroost geschonken.
| |
B.
2[regelnummer]
Die leer des heils bedekt,
Door bijhang naauw te vinden,
Werd weer hernieuwd gewekt,
Door weinig waarheids vrinden;
Zij wierpen 't dwangjuk af,
Van 't eeuwig vrij geweten,
En vreesden dood noch straf;
Dit mag Hervorming heeten.
| |
Aria.
Meer vrolijk.
1[regelnummer]
Een kleental helden gingen voor,
Ontstaken 't licht der zuivre waarheid;
| |
| |
Hervorming brak het nachtfloers door,
Dat dweepzucht hield voor hemel-klaarheid.
2[regelnummer]
God gaf aan wicklef kracht en moed,
Om 't Evangelie zaad te zaaijen;
En hus besproeide 't met zijn bloed,
Om uit dat zaad eens vrucht te maaijen.
3[regelnummer]
Eer zij den grooten ganzefort,
melanchton en erasmus daden,
Dat ieders naam geschreven wordt,
Met stroomend goud, op marmer' bladen!
4[regelnummer]
Roem luther, zwinglius, calvijn,
Die dood, noch martelvuur, ontzagen,
Om 't Godd'lijk woord, door Priesterschijn
Bedekt, de menschheid voor te dragen
5[regelnummer]
Verhef dier Vorsten deugd en moed,
Die jezus knechten bleven sterken,
| |
| |
Die, osferend' hun goed en bloed,
Hervorming krachtig deden werken.
6[regelnummer]
Roem koster, door wiens kunst heel d'aard,
Ontving een' milde bron ten leven,
Zij heeft Hervorreming gebaard,
Gekweekt, en voedingskracht gegeven.
7[regelnummer]
Lof zij U, hoogste Majesteit!
Die gruwel nachten deed verdwijnen,
't Hervormings licht, alom verspreid,
Om heel de wereld door te schijnen.
| |
Recitatief.
Ernstig.
Gevoelt de mensch zijn' waarde, moed en kracht,
Blijft God hen steeds, op al zijn paan, verzellen,
Dan doet hij, uit een' donk'ren nacht,
't Weldadigst licht in volle kracht,
Gelijk een stroom, uit zuiv're bronnen wellen.
| |
| |
| |
Trio A.
Veel vrolijk.
1[regelnummer]
Vrolijk, vrolijk nu gezongen,
Zingt verblijd uw' God ter eer,
Blijft nu in de waarheid wand'len,
Naar het doel van uwen Heer,
Hij schonk u zijn heillicht weêr.
| |
B.
2[regelnummer]
Laat dat heillicht immer gloren,
Als welëer in 't voorgeslacht;
Dan zal ons geen schijn verblinden,
Al ons heil in jezus kracht,
Die alleen Gods wil volbragt.
| |
| |
| |
Koor.
Sterk geluid.
3[regelnummer]
jezus bragt voor ons voldoening,
Kon alleen voor God bestaan,
's Priesters magtspreuk, kerkgebaren,
Kunnen nooit van schuld ontslaan,
jezus heeft alleen voldaan.
| |
Koor van Mannen.
Roemende.
1[regelnummer]
Wij zijn Godsdienstig vrij,
Hervormings eerlaurieren,
Maakt' ons Godsdienstig vrij.
Hem God en koning noemen;
| |
| |
Juicht vrolijk Christen kind'ren,
Niets zal den invloed hind'ren;
Wij zijn Godsdienstig vrij.
| |
Koor van Vrouwen.
Sterk geluid.
Der duisternis verdreven,
Hervorming houdt haar' kracht,
Tot 't laatste nageslacht;
Wij hebben niets te vreezen,
Hunn' ijver, moed en kracht,
| |
| |
Nu niet meer in spelonken,
Den heilgen wijn gedronken;
Juicht vrolijk blij den Heer,
Vervolgzucht woedt niet meer.
| |
De beide koren.
Roemende.
3[regelnummer]
Vervolgzucht woedt niet meer,
Wij zijn verlost van 't lijden,
Der drieste domheids tijden,
Vervolgzucht woedt niet meer;
't Zijn nu geen vlugtelingen,
Die jezus schoot omringen;
Een hemel vol van luister,
Verdreef het aak'lig duister.
| |
| |
Juicht vrolijk blij den Heer,
Vervolgzucht woedt niet meer.
| |
Slotzang.
Koor van mannen.
Bedaard vrolijk.
1[regelnummer]
Wij voeren onze blijde klanken
Tot U, o goeddoend' God! omhoog,
Om U voor 't licht des heils te danken,
Onschatbaar voor ons zoekend' oog;
Hoe ook de storm orkanen loeijen,
En donders klaat'ren om ons heen,
Gij toch doet geur'ge roosjes groeijen,
Op 't veld van tranen en geween,
Op 't veld van tranen en geween.
2[regelnummer]
Wie zal uw heilig plan bedillen,
't Blijft zelfs voor Eng'len duisternis,
Gij spreekt, en op uw enkel willen,
| |
| |
Kuielt al voor U wat schepsel is.
De moordschavotten, martelvuren,
Door dweepzucht voor de deugd bereid,
Weet gij tot heil der Kerk te sturen,
Ter kweeking onzer zaligheid,
Ter kweeking onzer zaligheid.
| |
Koor van vrouwen.
3[regelnummer]
Alwijze bron en goedheids-ader,
Hoe hoog de nood ook klimmen moog!
Gij blijft toch altijd God en Vader,
En niets ontzinkt ooit aan uw oog;
Gij slaat het goede zaad steeds gade,
Al blijft het onder doornen staan,
Uw oog bewaakt het vroeg en spade,
Om tot de rijpheid voort te gaan.
Om tot de rijpheid voort te gaan.
| |
| |
4[regelnummer]
Gij zaagt de menschheid snood vernielen,
Door bijgeloof en dwinglandij,
Gij wenkt', en millioenen zielen,
Ontrukt' uw' magt aan slavernij.
Het Evangelie-licht der waarheid,
Misvormd, bedekt door priester-list,
Bragt gij hervoort in hemel-klaarheid,
Verdrong der eeuwen nacht van twist,
Verdrong der eeuwen nacht van twist,
| |
De beide koren.
Weinig langzaam.
5[regelnummer]
Och! laat ons dankend' lied U loven,
Voor zoo veel heil ons aangebragt,
En 't licht dat in ons gloort, nooit dooven,
Maar meer ontvlammen door uw' kracht;
Och! open aller volk'ren oogen,
Voor uwe liefd' en heilig woord,
| |
| |
Uw licht straal' eens, door uw vermogen,
De wereld door, van oord tot oord,
De wereld door, van oord tot oord.
6[regelnummer]
Dan vallen door uw' magt de boeijen,
Van 't nog gekluisterd menschdom neer,
En liefde, vreê en Godsdienst bloeijen,
Tot hemel-vruchten, U ter eer;
Och! klommen onze doffe klanken,
Van 't lage stof, voor uwen troon,
Als offers die U eeuwig danken,
Op 't zoen altaar van uwen Zoon.
Op 't zoen altaar, Op 't zoen altaar,
Op 't zoen altaar van uwen Zoon.
Ha ..... lelujah! Halelujah!
| |
| |
| |
Voor-zang.
Uitl. vrolijk.
| |
| |
| |
Koor van Mannen.
eerbiedig.
| |
| |
| |
Recitatief.
redenerende.
| |
| |
| |
Duo. A.
eerbiedig.
| |
B.
| |
| |
| |
Aria.
vertrouwende.
| |
| |
| |
Recitatief. A.
redenerende.
| |
| |
| |
| |
| |
Recitatief A. en B.
met s. geluid.
| |
| |
| |
Solo.
vrol. en zacht
| |
| |
| |
Duo. A. en B.
gematigd.
| |
| |
| |
Aria.
meer vrolijk.
| |
| |
| |
Recitatief.
ernstig.
| |
| |
| |
Trio. A.
Voor de 1ste, 2de en 3de stem.
veel vrolijk.
| |
| |
| |
Koor van mannen.
roemende.
| |
| |
| |
Slotzang.
bedaard vrolijk.
| |
| |
Voor de laatste regel van het laatste Couplet.
|
|