Nieuwe stichtelijke liederen (2 delen)
(1818)–Johannes Hazeu Cornelisz., Dirk van der Reijden– Auteursrechtvrij
[pagina 137]
| |
[pagina 139]
| |
XXIIIste lied.
| |
[pagina 140]
| |
Elk uur doet ons steeds weten,
Dat w', als de tijd, vergank'lijk zijn;
Hoe sterk of zwak de mensch ook schijn',
Elks loopperk is gemeten,
3[regelnummer]
't Verloopen Jaar keert nimmer weêr,
't Is in het niet gezonken;
Die zaai- en oogsttijd, tot Gods eer,
En ons belang geschonken,
Is weggedarteld, of betracht,
Verbeuzeld, of gaf nieuwe kracht,
Om 't vuur des heils t'ontvonken.
4[regelnummer]
O mensch! maak hier uw' rekening;
Herdenk uw' tijd, uw leven;
Zie, bij de Jaars-verwisseling,
Wat God u heeft gegeven,
Of soms ontnam, door nood of smart,
| |
[pagina 141]
| |
En vraag dan: ‘heeft dit nu mijn hart
Meer naar dien Heer gedreven?’
5[regelnummer]
Ja, onze dagen snellen voort,
Met onnavolgb're schreden;
Maar hij, die, naar het Godd'lijk woord,
Zijn' loopbaan mag betreden,
Ziet, bij elk Jaar, de nadering
Van zijne stands-verwisseling,
Naar 't eeuwig blijvend Eden.
6[regelnummer]
O God! wie is een God als Gij!
Die d'eeuwen blijft verduren;
Die, in uw' magt en heerschappij,
Telt jaar, noch dag, noch uren;
Och! wil ons, op de leyensbaan,
Daar wij zoo vaak het dwaalspoor gaan,
Door uwen Geest besturen.
| |
[pagina 142]
| |
7[regelnummer]
Zijn wij aan zinn'lijkheid verslaaft,
Trekt ons het aardsche leven,
Van 't tijdsverloop, dat Gij ons gaaft,
Om naar ons heil te streven,
Voer dan ons hart uit 't lage stof,
Om 't werk des heils, tot uwen lof,
Meer vordering te geven.
8[regelnummer]
Vergeef ons, daar wij onzen tijd,
Verbeuzeld' in de zonden,
Waardoor w'ons niet, met lust en vlijt,
Aan uwen dienst verbonden;
Zie ons in jezus aan, o Heer!
Die, ons tot heil, uw' naam ter eer,
Geen tijdstip heeft geschonden.
|
|