Nieuwe stichtelijke liederen (2 delen)
(1818)–Johannes Hazeu Cornelisz., Dirk van der Reijden– Auteursrechtvrij
[pagina 295]
| |
[pagina 297]
| |
LIIste lied.
| |
[pagina 298]
| |
2[regelnummer]
O ja, Beschikker van mijn lot!
Die, met uw' nimmer sluimrend' oogen,
Mij hebt bewaakt, en door 't genot
Des slaaps, verkwiktet mijn vermogen;
U zij mijn dankend hart gewijd,
Als d'eersteling van ied'ren morgen,
Gij hebt voor rampspoed mij bevrijd,
Door uwe trouw en liefdezorgen.
3[regelnummer]
Een' nieuwen dag, o God! schenkt Gij,
Och! leer mij dien met U beginnen,
Om, door uw' kracht, de heerschappij
Der zondenlusten t'overwinnen.
Getrouw te zijn aan ambt en pligt,
En tot uw' eer op aard te leven,
Is 't heilig doel waartoe Gij 't licht
En nieuwe kracht mij hebt gegeven.
| |
[pagina 299]
| |
4[regelnummer]
Behoed mij op de levensbaan
Voor rampen, leed en struikelingen;
De wereld lacht mij vleijend' aan
Met ziels- en zinsbetooveringen;
Maar, door uw' Geest en hemelgloed
Bestraald, zal mij het heillicht gloren,
Om, op dit levenspad, mijn' voet
Te drukken in de regte sporen.
5[regelnummer]
Uw oog verzell' mij waar ik ga;
Uw' Geest bestuur' mijn' handelingen;
Wil mij, o God! met uw' genaê,
Die schuld en smet bedekt, omringen.
Doe mij het pad van uw geboôn,
O Vader! naar uw wil betreden,
En achter jezus, uwen Zoon,
Gestadig rigten al mijn schreden.
| |
[pagina 300]
| |
6[regelnummer]
Doe mij, o Vader! met gevoel,
Mijn' uren, dagen, jaren tellen,
En leer mij, naar het reinste doel,
Steeds prijs op ied'ren leefdag stellen.
Eens gloort de laatste morgenstond,
Ten slot van mijn kortstondig leven;
Maar is mijn' hoop in U gegrond,
Dan doet geen nacht des doods mij beven.
7[regelnummer]
O Heiland! in uw dierbaar bloed,
Zie ik den blijdsten morgen gloren,
Niet door een aardsch gezang begroet,
Maar door 't geklank der Eng'lenkoren;
O Levenszon! verdrijf den nacht
Der zonde, die mij vaak doet vreezen;
Sterk mijn geloof met licht en kracht,
Dan zal 't mij eeuwig morgen wezen.
|
|