Nieuwe stichtelijke liederen (2 delen)
(1818)–Johannes Hazeu Cornelisz., Dirk van der Reijden– Auteursrechtvrij
[pagina 183]
| |
[pagina 185]
| |
XXXIIIste lied.
| |
[pagina 186]
| |
Bebloed, gescheurd, Gevloekt, betreurd,
Moest Gij deez' grond betreden.
5[regelnummer]
Op Tabor, Heer! Mogt Gij, welëer,
In 't licht der Godheid blinken,
Maar hier, o Zon! O Levensbron!
Moest G'in de doodskim zinken.
6[regelnummer]
O Heiland! ja, Dit Golgotha,
Was 't outer der verzoening;
Uw' liefdevlam, O Godd'lijk Lam!
Gaf daar de borgvoldoening.
7[regelnummer]
Hier moest Gij 't hoofd Der slang, die 't ooft,
Vol zielensmart en zonden,
Had aangebragt, Door uwe kracht,
Vermors'len in uw' wonden.
8[regelnummer]
O liefdevlam! O Godd'lijk Lam!
Wat zal ik U vergelden?
Vergelden, Heer! Ja, 'k zal uw' eer
Met dankbaarheid vermelden.
|
|