Nieuwe stichtelijke liederen (2 delen)
(1818)–Johannes Hazeu Cornelisz., Dirk van der Reijden– Auteursrechtvrij
[pagina 141]
| |
[pagina 143]
| |
XXVIste lied.
| |
[pagina 144]
| |
2[regelnummer]
O ziel! wat buigt g'u neêr? sta op!
Toon eerbied zonder vreezen;
Kan Libanons verheven top
U niet ter woonsteê wezen;
Ga dan met uwen jezus heen,
Volbrengend' zijn bevelen;
Eens doet Hij u op rozen treên,
Wier geuren 't harte streelen.
3[regelnummer]
Het glansrijk schitt'rend' Libanon,
Kon geen voldoening geven,
Daar eerst de heil- en levens-zon,
De doodskim door moest streven;
De doodskim van immanuel,
Kon 't morgenrood doen rijzen,
Om, bij dat licht, de magt der hel
Voor altoos aftewijzen.
| |
[pagina 145]
| |
4[regelnummer]
Volg ziel! dien elias slechts na,
Langs 't spoor van smart en lijden,
Put uit die bron, dat siloä,
Door rein geloof, bij 't strijden;
Dan zal het helderst zielenlicht,
Uw' duisternis verdrijven,
En jezus glansrijk aangezigt,
Voor eeuwig bij U blijven.
5[regelnummer]
O lieve Heiland! wie zijn wij?
Hoe wordt ons hart bestreden,
Zoo niet uw' liefd' en heerschappij
Verzellen onze schreden;
De zonde baart ons angst en schrik,
Al zien w'uw glansen stralen;
Uw Geest moet, ieder oogenblik,
In onze harten dalen.
| |
[pagina 146]
| |
6[regelnummer]
Verhoogde Heiland, op den troon
Der heerlijkheid verheven,
Doe ons U kennen als Gods Zoon,
Op 't pad van licht en leven;
Verlicht ons hart, o levens-zon;
Weer van ons 't angstig vreezen;
En doe het hemelsch Libanon,
Ons een verblijfplaats wezen.
|
|